Review: When a Pagan Prays

When a Pagan Prays. Exploring prayer in Druidry and beyond
Nimue Brown
Moon Books, 2014. 196 p. ISBN 978-1-78279-633-6
www.moon-books.net

Cover of When a Pagan Prays

According to Nimue Brown this is not a book, but two books that have somehow managed to occupy the same space. “One of those books is an amateur attempt at some academic writing, featuring comparative religious studies, psychology, sociology and a bit of research. The other book is an experiential tale of what happened to me when I started to explore prayer as a personal practice.” The academic approach simply does not work. Although the first question, ‘other religions use prayer extensively and apparently we don’t. Why is that?’ requests for a more academic study. And the first book (How to Pray, by Anglican Christian Jophn Pritchard) gave this idea of prayer: “Essentially it is about entering a mystery, not getting a result.”

Prayer is something that people do as a manifestation of religion or as part of a spiritual practice. You get what you bring. “If you are willing and able to be open, vulnarable, listening, if you are here to be changed, that’s a very realistic possible outcome, no matter which tradition you follow or the methods you adopt.”

The author is a Druid. “Offering up prayers of praise, gratitude and confession are part of the world view in which a relationship between human and divine is clearly defined.” This is not the case in Druidry, or in Pagan traditions in general. But Druidry, as other Pagan traditions, expects its adherents to figure things out for themselves and take responsibility for their own practices.
Prayer is a form of ritual, says Brown. In Druid rituals no one is ordered into the circle. No gods are assumed to put in an appearance. “Instead, we greet whatever is there and express our openness.” But to whom does one pray when everything is open? “Prayer is, in essence, an attempt at starting a conversation with something.” And what to pray for?
Brown started to ask around about praying, and read several books on the subject. Most people addressing the subject are monotheists and for them it’s obvious who to pray to. Brown experimented, and found help in literature on Shinto. And surprisingly in a New Age book by Wendy Stokes, who talks about defining the nature of the kind of entity you want to work with. “Rather than trying to find names and personifications to call upon, she suggests thinking about what the entities do, and calling to that.”

This way Nimue Brown guides her reader through the subject, sharing the experiences she made on her journey. She describes the ethics of prayer, the social functions of prayer and the practicalities of prayer. Also how prayer can fit into the – or a – Druid practice, making Druid prayers, and the use of prayers in ritual. She also speaks about non-verbal prayer traditions and in the end about how prayer changed her life. Very interesting for anyone who is open to this way of addressing the Sacred.

Geplaatst in Boeken, English articles | Getagged | Reacties uitgeschakeld voor Review: When a Pagan Prays

Verslag Grand Heksencafé, 14 September 2014

Jeetje wat was het gezellig! Vooraf waren we met ons allen wat gespannen over hoeveel mensen er zouden komen en hoe de dag zou verlopen, maar het is een succesvolle dag geworden. Het idee achter deze dag was om een fundraising-middag te houden zodat we een startbedrag konden ophalen voor het maken van een documentaire over ‘Wicca in Nederland’.

Na het welkomstwoord van Morgana waren er wat activiteiten gepland en konden mensen hun meegebrachte spullen uitstallen voor verkoop. De producten werden gedoneerd en de opbrengst van de verkoop was voor de opzet van een documentaire. Een heel leuk systeem want iedereen kon zelf bepalen wat een product waard was. Ik denk ook dat menigeen vertrokken is met een paar leuke nieuwe en tweedehands spulletjes!

De twee workshops die werden gegeven werden met enthousiasme bezocht. De eerste werd door Nemain geleid en was een dansworkshop. De tweede werd door Betty gegeven en gaf veel informatie over kruiden. Beide heb ik zelf niet bezocht, maar de reacties waren erg positief!

Om even bij te komen tussen het shoppen, dansen en kletsen door was Cerridwyn’s Cauldron er om de innerlijke mens te voorzien van versnaperingen. Deze dames brachten heerlijke zelfgemaakte taart en soep vers uit eigen keuken mee. Ook de opbrengst hiervan is naar de pot gegaan.

Vervolgens werd er een forum gehouden. Lady Bara, Chovexani, Morgana, Jana, Nemain en Joke en Ko werden als forumleden onderworpen aan diverse vragen. Onder leiding van Marjolein werden er een aantal stellingen de groep ingegooid en was er ook kans voor mensen uit het publiek om vragen te stellen. Hierdoor ontstonden interessante discussies met veel interactie tussen het publiek en de forumleden.

Direct na het forum werd de prijsuitreiking van de loterij gehouden. Mensen konden gedurende de dag lootjes kopen waarmee ze kans maakten op hele mooie (gedoneerde) prijzen. Dit onderdeel heb ik zelf gedaan, wat echt ontzettend leuk was om te doen. De hoeveelheid toevalligheden was erg grappig. Vooral dat Morgana haar zelfgeschreven en gedoneerde boek won zorgde voor een boel hilariteit. Overige prijzen waren onder andere een maankalender in lijst, een prachtige runenset, beeldjes, wijn, sieraden en ga maar door.

Afsluiter van de dag was een akoestisch optreden van Jyoti Verhoeff & cellist Maya Fridman. Deze twee dames maken prachtige sferische muziek die ook in een kleine setting als deze goed tot zijn recht komt. Hun nieuwe cd is net uit en een bezoekster met een winnend lootje is als nieuwe eigenaresse hiermee naar huis gegaan.

Runenset Haagje Heidh 2

 

(Runenset gedoneerd door Haagje Heidh) 

Alles bij elkaar is het echt een fantastische middag geweest waarbij er veel interactie is geweest tussen iedereen. Er is veel gelachen, bijgekletst, nieuwe informatie uitgewisseld en er is veel gepraat over wat er niet in de documentaire zou mogen ontbreken. Het financiële doel van 500 euro dat we ons hadden gesteld voor deze kick-off is gehaald en hier zijn we iedereen ontzettend dankbaar voor!

Door jullie inzet en donaties (in tijd, energie, producten en financieel) is dit mogelijk gemaakt. Het is duidelijk dat er als community gezamenlijk een hoop bereikt kan worden en we hopen dat het komende jaar voort te zetten.

Tot volgende keer!

Geplaatst in Artikelen | Getagged | 1 reactie

Boeken voor beginners

Artikel oorspronkelijk geplaatst in Wiccan Rede, Imbolc 2003 (uitverkocht).

Als je nu jong bent en net met wicca in aanraking komt, kun je je niet voorstellen hoe lastig het twintig jaar geleden was om boeken te vinden over hekserij en wicca. Er waren, als je goed zocht in de grotere boekwinkels, wel een paar Engelse boeken te vinden, maar als je niet in de grote stad woonde, was het lastig om aan literatuur te komen. Hoe anders is het nu: boekenkasten vol zijn er geschreven over hekserij en wicca, en er is zelfs ruime keus in Nederlandse en in het Nederlands vertaalde boeken. Het probleem is nu eerder om er de goede boeken uit te halen: boeken waar je echt iets aan hebt. Misschien heb je wat aan deze suggesties. Niet al deze boeken zijn nog in de boekwinkel verkrijgbaar, maar de meeste openbare bibliotheken hebben er wel een aantal van in de collectie.

Er is maar één boek dat zich echt richt op jonge heksen: Bezems en pentagrammen van Minerva, een heel sympathiek boekje. Enige nadeel is dat Minerva zelf nog heel jong is, en ook nog niet alles wist. Je kunt er veel uit leren, maar niet alles klopt. Er zijn wel een aantal jeugdboeken die je een idee kunnen geven waar wicca of magie over gaat. Een lijstje:
Heksenkind en Juniper van Monica Furlong
Tot de 13e maan van Arnulf Zitelman
De inwijding van Margaret Mahy
Lena is anders van Nina Rauprich
– De Aardzee-boeken van Ursula LeGuin
Heksendochter van Celia Rees.

Als je ouder bent, kun je ook Nevelen van Avalon lezen van Marion Bradley en Het boek der Schaduwen door Phyllis Curott.
Een goede introductie in wicca (ook handig voor werkstukken op school) is Moderne hekserij van Merlin Sythove. Dit gaat vooral over de religieuze kant van hekserij: Godin en God, de jaarfeesten en de maan, hoe een coven in elkaar zit, welke rituelen er gevierd worden en hoofdstukken over magie en over karma en reïncarnatie. Merlin is Gardnerian en heeft meer boekjes geschreven en uitgegeven.
Melkor schreef het boek Heksen bestaan!, dat hekserij meer als een levenswijze ziet. Het is erg humoristisch geschreven, maar geeft heel duidelijk aan wat belangrijk is in wicca en in de magie. Hij is Alexandrian.
Jan de Zutter begon als journalist te schrijven over wicca, en werd zelf heks. Hij schreef De schaduw van de maan, waarin je kunt lezen over de geschiedenis van wicca, maar ook over de inwijding van de schrijver. De stroming waar hij bij hoort in Vlaanderen heet nu Greencraft.
Ook Susan Smit begon als journalist, en raakte zo geïnteresseerd dat ze een jaar besteedde aan het onderzoeken van hekserij en van zichzelf. Het verschil met andere boeken is dat zij geen aansluiting zocht bij een coven, maar alleen en samen met andere solo-heksen op zoek ging en experimenteerde. In haar boek, Heks, lees je over de donkere kant die je ook tegenkomt als je met hekserij bezig bent. Ze interviewde ook een paar bekende Amerikaanse heksen.
Ko en Joke Lankester schreven De kringloop van het leven als een kennismaking met (Gardnerian) wicca.
Een wat minder makkelijk, maar wel goed boek, is Hekserij van Vivianne Crowley, waarvan net een nieuwe editie is verschenen.

Deze boeken zouden eigenlijk in het Nederlands vertaald moeten worden:
The life & times of a modern Witch van Janet en Stewart Farrar (de beste introductie die ik ken),
Witchcraft, a beginner’s guide van Theresa Moorey (uit een hele serie beginnersboekjes)
The spiral dance van Starhawk. Zij combineert sjamanistische technieken met een levensfilosofie die erop neer komt dat je ook wat moet doen voor de aarde, tegen onderdrukking en onrecht, voor het milieu. De oefeningen in haar boek zijn heel praktisch, en dat geldt ook voor de acties die ze voert.

Je doet er goed aan niet alleen boeken over hekserij en wicca te lezen, maar ook over verwante onderwerpen: kruiden, ‘stenen’, divinatietechnieken zoals tarot en astrologie, maar ook magie in het algemeen.
Alle boeken van Marian Green vormen een goede inleiding. Ik noem Natuurmagie en Magie op eigen kracht. In 1972 verscheen Ware magie van Isaac Bonewits (in het Engels is het opnieuw uitgegeven) en dat is nog steeds zeer de moeite waard. Hij schrijft grappig en lekker tegendraads, maar weet heel goed waar hij het over heeft.

Je kunt waarschijnlijk genoeg boeken vinden die andere paganistische stromingen behandelen: sjamanisme en druïden. De relatie tussen paganisme en de geschiedenis (vóór 1950) komt aan bod in Wijze vrouwen en godinnen van Aat van Gilst.
Wil je verder lezen over wicca, dan is het zaak Engels te leren lezen. Via internet is heel veel te vinden, op heksensites en bij online-boekhandels. Veel leesplezier in de winter, en vergeet niet er zomers gewoon op uit te gaan, de natuur in.

Jana.

P.S. Vergeten te noemen in het oorspronkelijke artikel in Wiccan Rede: de boeken van Scott Cunningham: Wicca-handboek en Wegwijs in wicca (wel besproken in Beltanenummer 2003).

En nu is er ook Wicca Voor Beginners : basisprincipes, filosofie, praktijk. Thea Sabin. Mynx, 2007. 256 blz. € 12,50. ISBN 978 90 225 4765 6. Inhoudelijk heel goed.
En Heidense Hekserij van Jack Stoop.

De website The Well Read Witch bestaat niet meer. Misschien kun je het gelijknamige boek van Carl McColman nog achterhalen.

Geplaatst in Artikelen, Boeken | Getagged , , , , | 1 reactie

Pathfinder Extraordinaire – an interview with Jean Williams, part 1

This is the first part of  2 interviews Ash Russell made with Jean Williams in 2004. Yes 10 years ago!

They appeared for the first time in WR Imbolc 2005 and Beltane 2005.

Since then Jean has handed over the “Pagan Pathfinders” to younger folk. She and Zach Cox, her partner, have also retired from the Pagan Federation. However Jean is still a welcome member and attends the Council Meetings regularly and is often asked for her advice.

An inspiration to us all, she is still an extraordinary lady!

– Morgana, Zeist, June 2014

****

Elen Williams

An Experienced Vision for the Future – An interview with Jean Williams by Ash Russell, 2004

Jean Williams has been Wiccan since the mid-60s, and High Priestess of Gardner’s original coven since the mid-70s.  She has also run Pagan Pathfinders for about 30 years, and worked with the Pagan Federation for about 15 years.  She shares some of her experience, as well as some ideas for directions that the Craft could go in future.

What was your reaction to ‘A Witches’ Bible’ when it came out?  At the time it was very controversial because so much was going into print for the first time.

Jean:   When Stewart Farrar’s book came out, I felt a pang when I saw the Charge published, because I thought that was so beautiful and so precious.  It had such a huge impact on me.  I would like people to come fresh to it.  On the other hand it is something that makes a huge impact on people who read it, because they think “Wow, I want to be where this happens.”  So you see both sides, it achieves something, but at a price.

Do you think there is a difficult balance between getting the Craft experience completely new versus having a lot of material prior to initiation? Has it perhaps gone too public?

Jean:   I don’t think so.  I think we’ve gone past that now, really.  I think there are some very good books about, and I have a great respect for people who decide that what they want to do is go it alone, and use Rae Beth’s book or something of that sort to do their own thing.  There is such a wealth of books, literature, television programmes, Internet, and every source of information that you want, good written stuff, rituals and poetry available.  It’s all part of that ethos of do-it-yourself religion.  I don’t think that you have to be put through a training course particularly.  I think that people can do their own thing – people can reinvent it.  Everybody’s reinvented their religion.  Every time it’s revived, it’s a reinvention.  Gardner reinvented it and Sanders reinvented it again.

There is a tension between what is Craft and books written by non-initiates.  This can cause a tension between what is really Craft and what is Paganism with a more popular name.  We want to support solo practitioners, but do we want them to call it Wicca?

Jean:   I don’t think it matters what you want, because people are going to do whatever they want to do.  They say I follow this book about Wicca, so therefore I am Wiccan.  You can’t stop them or copyright a name like that.  I’m not sure I can get hot under the collar about this.  Some people like to see things in nice, neat categories and they’re never going to get that with the Craft or with Paganism in general.  Everything merges one into the other.  My field of work was surveys and research, and there you are constantly putting people into categories, and you are aware all the time that it’s a sliding scale.  It’s quite arbitrary where you chop things up.  It’s the same with the Craft and Paganism.  Would you call that Craft or ‘just’ Paganism, with a hint that Paganism’s somewhat inferior…  I don’t go there.

Jean:   What really makes me hot under the collar is when people talk about fluffy bunny pagans or fluffy bunny witches.  It’s totally lacking in respect for people who are doing or finding their own particular path at their own particular level.  They should not be treated with contempt, because it doesn’t happen to be the same view of things.  I’ve heard people say ‘Oh, I suppose they’re just fluffy bunnies. We’re not fluffy.  We’re not a bit fluffy.”  And you think, “My goodness I wonder what terrible things they must get up to, in order not to be fluffy.”

I think there is a difference between fluffy and bad research.  I would be disparaging of awful research, because I don’t think people should write things as fact when clearly they haven’t done necessary research.

Jean:   Yes, well writing things to tell other people what to do is quite different to finding your own path and doing your own thing.  If you want to do that just based on walking around the garden and getting into a transcendental state because of a beautiful flower that you see, or the way the squirrels are behaving, then that’s fine, have your own religious experience. 

What about the drive to bring people into the Craft and ensure its survival?

Jean:   We sort of take things rather easily in our old age.  We don’t feel a pressure to find new members or to bring new people in, but if someone asks we might consider possibly it, but we are rather happy trundling along with our little group of people who are very faithful attendees for a long time now.  There is a sort of easygoing comfort and closeness in that.

Jean:   Every new person you bring into a coven changes that coven.  Hopefully it changes them, too, but there is obviously a sort of shifting around to fit them in, and to get to known everyone in the context of the coven and to show them how things are done and so on, and to let them ask questions if they want to.  In a way, too I think that every time you get someone newly initiated, the coven is on its best behaviour for a little while, to show their best side to the new person.

How do you feel about formal outer court arrangements, in terms an outer, outer court for training for people who are just coming into Paganism, and then perhaps a formal outer court for people who are doing the work and training?

Jean:   I think that’s quite a good thing, because there is such a demand now for people interested in Wicca.  There is a huge need for some way of getting access.  We don’t feel that we are necessarily morally obligated to be part of that.  You know, I do Pagan Pathfinders and that’s my contribution to the scene.

What about a formal seminary?

Jean:   I would hate to see it over-formalised, with initiation certificates at the end of it, but I do think it’s a useful way of training people.  In Pagan Pathfinders people get the basic training in meditation techniques, energy raising both within themselves and as a group, and some basics of magic.

So how important would you say aspects of self-discovery are to the Craft itself?

Jean:   I think it’s very important.  I think any spiritual path is going to be a spiritual path and not just a glade you’re sitting in.  You’re going to be moving forward, and there has to be an element of self-discovery, allowing for a sense of growth and development. 

You said you were a little bit concerned about things becoming a bit over-formalised.

Jean:   I think there is a danger of this when things become very popular.  People are doing what they think is the most purist, traditional or firmly original, or have got the secret key, and that they ought to formalise it; they might say, “Well, we’ll call this Wicca” and “we’ll call that witchcraft or Paganism”.  And other people say “I’ll call what I do witchcraft because I’m a solo witch, because Wicca is coven witchcraft”.  I think it can get over-formal that way.  And yet I think that what I would like see is it maintaining very much the sense of freedom but tradition.  Traditions evolve and change, so it must never be a fundamentalist sort of thing, such as this is the way that it’s written down in the Book of Shadows, and you must never change a word. That way lies fundamentalism.

You wouldn’t want to see an orthodoxy, but are there certain things you’d like to see retained, because we can’t disregard our past completely, either?

Jean:   I think it should be regarded as an organic, evolving tradition or set of traditions. You find what you do, and you take it forward in your way.  There are some traditions that perhaps have a stronger personality, maybe because they’ve got a formal and more structured training course that people come through.  Therefore they are sent down a slightly narrower path, rather than something that will proliferate out like a tree.

Jean:   What I would like to see is like the Pagan Federation has tried to do, to set a general ethos for Pagans with the three principles, so we set a direction, and a way of integrity and self-respect.

Jean:   And what I’d like to see is a general sense of what Wicca is about in terms of becoming priests and priestesses of the gods, and that this gives you responsibilities both within and out to the wider community, and that there is some sort of developmental process you go through to reach this, be it formal training or maybe just a period of experience.  We regard the first degree as the one where you get this experience, and then the second degree is when you start to learn to take rituals, and to lead a working.  The first degree you are just sort of sitting there being told what to do, and encouraged and challenged to understand it, learning what magic is actually about, the responsibilities and the pitfalls and so on, the ethics of it.

So perhaps going forward retaining the ethics, retaining the spirit of the Craft, including this flexibility, but continuing to evolve?

Jean:   But also the spirit of respect for differences, I think that’s very important.  Obviously, whenever you allow differences you’ve got to be also prepared to draw a line, and say I don‘t like what you are doing, like you’re doing sexual initiations at the first degree.  I don’t hold with that.  As far as I’m concerned that is outside the boundaries of what we consider ethical.  You also have to be free to say that, but not to go further and say “we don’t consider that it’s ethical to omit outer court training.”

So flexibility, but based on respect?

Jean:   Flexibility but based on respect, but also knowing that there will be boundaries.  I think what is happening too now which is very, very useful is discussion within email groups and things like that, about what is permissible and what isn’t permissible, and ways things should be handled, like things to do with bringing up your children, and when and what sort of meetings you might include them in, what you should exclude them from and why, this sort of thing.  And also what to do with young people who approach you from outside your own families and want to join the Craft or whatever; how do you handle that?

Jean:   What provision do you make for children or teenagers, either with the permission of their families or sometimes in rebellion against their families to find out?  What do you do?  Do you just say, “No, you know, you’re too young, go away,” and leave them to struggle on as best they can, or do you provide some help for them?

Jean:   Usually after these discussions somebody will pop up and say well, “I’d like to take that on, I think what we should do is x, and I’m prepared to put my money where my mouth is and try and make a go of doing this”, and maybe then make awful mistakes and maybe find that it’s much harder work than they thought it was going to be and so on.  That’s a brave thing to do.

To stump up and do the work?

Jean:   To start up and do the work and maybe get it wrong, and then it means it all folds up and someone else starts.  It’s this sort of process of evolution, of change.

Perhaps that’s another thing you’d like to see carried forward in an atmosphere of mutual support?

Jean:   Yes.  If you find that you’ve got somebody in your coven or in the Craft who is bringing it into disrepute or behaves very badly – how the really hard-edged problems of that sort are dealt with.

Supporting each other if something goes badly?

Jean:   Yes, I would really very much like to see that developed more in the future.

Do you think that’s a trend occurring more frequently now, that you’d like to see encouraged? That people are encouraged to hive off and get on with creating groups and training more people?

Jean:   I think that it probably is happening.  We were never that close to other working covens.  I think it is happening more now.  I think it probably is a good idea to encourage people.  I rather gather from talking to Vivianne Crowley that she did that quite a lot. She had quite an intensive outer training course with her Wicca study groups, and then people come to an inner training course, and so she would find herself with more covens than she could possibly run. She sort of set them up.  I got the impression that she had her own coven meetings of coven leaders that she had set up and then they would discuss ideas.

So perhaps families of covens?

Jean:   And that’s what Madge used to do.  I think that’s the best way, yes, families of covens within a tradition.

And perhaps sharing materials, so that you get a consistency?

Jean:   Yes, and that’s a good way in which groups can form to share ideas and so on.  And perhaps they can coalesce with another family group somewhere that is fairly close to them.

And then perhaps sharing an outer court?

Jean:   Yes.

It sounds like a pagan temple arrangement, in which some of the priestly duties would be shared.

Jean:   And that way you spread the load of the training, too.

How would you feel about people actually founding Wiccan or pagan temples as such?

Jean:   I don’t know.  It would be very nice to have a sort of a Wiccan centre.  I’m not sure what it would do to have a building.  A wood seems a much better idea.  I’m not sure that a central working temple quite fits in with my idea of the Craft.  But you know somebody having a farmhouse with farmlands around it and some woods would have a great deal of appeal. I love the idea of being able to plant your own circle of cypress trees.

How do you feel about Craft- inspired art and poetry getting out into the public?

Jean:   I think that it’s one of the things that gives one of the best ideas of what the Craft is about, seeing the art forms and hearing the poetry and so on.  I think that it’s up to the individual whether they want to publish what they have written, and what I have seen is that people move on, like they write stuff that is private for their coven, and then they decide to do yet more, and they think, oh I may as well make that lot public because I wrote it 10 years ago.  I think Vivianne Crowley has done this; when writing her first book, she put quite a lot of inspirational poetry and invocations and so on that she had written earlier.

So you see that as a positive development?

Jean:   I see that as a positive development.  And when Vivianne Crowley talked at the London Pagan Federation conference last February, she read some of her latest stuff – her explorations of the goddess at various times of the year.  I found that very moving. I thought there was some really lovely stuff there.  I think as far as pictorial arts go, that if people are really artists, they will want to do things and be fairly prolific.  They may have things that they keep private, and things they will also put out.

How do you feel about the role of public priesthood?  Whom do we serve, and whom should we be serving?

Jean:   I suppose it’s in concentric rings.  Firstly your coven, secondly your inner circle of friends and fellow pagans, and from there doing your bits for the evolution of humanity towards self-realisation.  I don’t think that for humanity as a whole you should present yourself as a priest or priestess – you’re just a human being.  Any authority you express is purely what comes through you, not what you status say you have.

So behave as a priest or priestess?

Jean:  Behave, but don’t declare yourself as such. Even within the pagan community, don’t declare yourself as a Wiccan High Priestess.  That this is your authority for doing x or y.  You might be declared as a Wiccan High Priestess for giving a talk or running a workshop, because it’s relevant, but not because you have a divine right of authority over anybody else.  Your authority is what you can exert, and is to lead by example and by your own rhetoric and magical personality to achieve things in the outer world.  Remind yourself that this is what you aspire to be, and you’ve got to rise to the occasion as it were.

So sometimes put aside your own desires because you’re there to serve.

Jean:  That’s right, yes, and put aside your own fears and self-doubts, and get on with it, stick your neck out.

How do you feel about organisations such as Liferites, , who are specifically around to help people who need assistance for funerals, rites of passage and this sort of thing?

Jean:  I think that’s fine.  I think that’s a good idea.  It serves a particular need for people who are diffident at about that sort of thing.  We have performed funerals for people and I hope that when I die my friends and coven members and so on will do the same for me, and not have to call Liferites, but I can understand that many people are not in that lucky situation.

Jean:  I think a lot of pagans would like a pagan wedding and they are not members of groups, and they don’t have anyone else to call upon and they want someone who has the resources to give them the support they need, I think that’s fine.

So instead of swanning about being a High Priest, go and join Liferites,

Jean:  If that’s the work you want to do.  If you want to do something of that sort.

If you want to make a contribution, don’t assume authority and play a role, instead get in an organisation where they are doing the work, and do the work.

Jean:  But don’t feel you have to get in an organisation to do the work.  If that’s what you want to do, and you feel that you want to be that public and open about what you’re doing, and you’re prepared to travel and help strangers do things, then join Liferites, but otherwise, you know, just live your life and remember always that you are a priest or priestess of the Gods.

 

See part 2.

Geplaatst in English articles, Interviews | Getagged , , | 2 reacties

Coupled

By Mo Batchelor

Within the field of esotericism, Witchcraft and magick, heterosexual coupling has long been ascribed alchemical, magical and transformative potential. Many have found great beauty and meaning in this tradition of interpretation and exploration, and the more psychologically inclined have seen validation for this in Jungian psychology. I would like to follow up a few leads on a male same sex equivalent here. I am heavily indebted to Mitch Walker here, whose article at The Institute for Contemporary Uranian Psycholanysis website I have referenced throughout. Mitch Walker’s article [pdf] can be found there.

Jung, individuation and alchemy

Like many people of my generation, as a youngster I found Jung a delightful and open minded ally, especially as there was so much meaning for me in the occult and paranormal. Just his idea of “synchronicity” was an immensely useful tool in validating the way that meaning unfolds in our lives, independent of materialist causation. But both Jung and esoteric tradition seemed to often come up against a barrier of negative judgement or ignorance when it came to homosexuality and same sex relationships. For both it seemed that the model of sacred or normative sexuality and relationship was distinctly heterosexual.

Jung was more open minded, more sympathetic for sure, but he never went far in the direction of validating homosexuality or homosexual themes, and that was reflected in the Jungian influenced counterculture, whether it was areas of magic, or psychological astrology. There was a soft (or not so soft) dogma around the natures of men and women, and what the feminine and masculine must mean to each. It was as tiresome as it was inaccurate. People would serve up secondary causative explanations of gayness, seemingly taken from Jung’s own lack of understanding. No one seemed to stop and ask: “if we don’t even look for an etiology of heterosexuality, why do we assume that homosexuality must have an aberrant cause, rather than being a natural variation?”. It seemed many Jungian therapists had little insight into the processes that might be real for gay people, and this was paralleled by stronger religious intolerance, and esoteric aloofness. It was a world divided into spiritual castes, albeit a world in transition as society changed. Esotericism for its part had a long history of demonizing “the homosexual”, and had a habit of protecting its teachings from public criticism.

Coupled Jung

Carl Jung, standing in front of building in Burghölzi, Zurich  [Public domain], via Wikimedia Commons

There have been a number of things over the years which have significantly shifted the conversation, and the information available for people. For instance Katon Shual’s Sexual Magick which came out in the late 80s (revised two years ago) brought up the subject of homosexual sexual magic positively. Books like Randy Conner’s Blossom of Bone have helped to redress the lack of coverage of homoerotic and transgender sacred themes in antiquity. There have also been books by authors such as Robert Hopcke covering theories and attitudes of Jungians towards homosexuality.

When I found the aforementioned article by Mitch Walker (written over 20 years ago) I was immediately struck by how powerfully it trod a line between the psychological and the esoteric, and that is why I am focusing on this article here, as I feel it has a great deal to offer.

Walker acknowledges and lists some of the distorted theories about male homosexuality that Jung himself expressed (e.g. that it is due to psychological immaturity, a “mother complex”, “anima identification” etc). He then notes:

“Nowhere in his writings does Jung articulate a soul psychology for homosexuals … But starting from his viewpoint on individuality, such a soul psychology of gays can be responsibly developed.  … Models of gay individuation can then be articulated and explored, as has been done so profoundly in the work on individuation as heterosexual (that is, the coniunctio and the anima/animus as soul-image)”¹

Mitch Walker 1991

We already had profound models of straight individuation, and these models have become part of the language of psycho-spiritual growth for quite a few people both inside and outside esoteric studies, as if they were the universal human form. But these were not models of homosexual individuation. There were no formulated models of homosexual individuation, yet they must surely be there to be found. Mitch Walker goes on to say:

“becoming gay and living as gay must then involve the individuation of a homosexual relationship between the ego and the Self parallel to the heterosexually organized relations Jung has articulated, especially that concerning the Anima as soul-figure. Indeed, in a gay person the structures of personality organized by the developing libido will constitutionally individuate homosexually”

Ibid

Here we are not just talking about sexuality, but about personality, and relationships with and within the psyche that fit the developing life, and achievement of maturity, for a homosexual man. There is a point at which one realizes this, without explicit reference to psychology as such, but through personal experience. Everyone needs a language that comprehends that they are a valid person, who grows and matures and makes mature relationships, and homosexuality is as central to that growth and language for a gay man, as heterosexuality is to a heterosexual. It is so simple and so obvious, and yet utterly invisible unless one sincerely takes the beginning and the end to be the individual meaning which is real for that person within their experience. Jung, who was so concerned with meaning, I do think appreciated this in essence, but he was maybe born too early to see how much he was excluding.

As Walker continues, he outlines the understanding that both gay and straight boys identify as male from early on, then:

“in the subsequent stage differentiate alternative yet parallel sexual selves. Thus, in gay boys’ development just as for straights, sexuality and the self are not to be separated and in conflict but intertwined and interdependent, mutually fostering a lifetime of personal growth and fulfillment as gay. Both straights and gays are capable of the adult maturity described by Erikson and Kohut”

Ibid

It seems extraordinary that this would even be in question, but that is how far a lot of theory was from the lived experience of gay persons. In many ways this is reflected in persisting mainstream attitudes towards gayness, which conflate it with a form of transgenderism² and being not-truly-men. The reality of a gay man though is as male as any other man. But note “sexuality and the self are not to be separated and in conflict but intertwined and interdependent, mutually fostering a lifetime of personal growth”. This is a universal human observation. We might then ask what it means when in any religious, cultural or social setting, someone says “you can come in, but you have to leave your sexuality outside”. Or more especially where, such as in certain magical environments, sexuality is seen as centrally relevant and sacralized, but only if it is heterosexual. If sexuality and self-need to be intertwined and interdependent for healthy growth, then excluding a person’s sexuality culturally is a denial of selfhood and maturity.

On the organization of the libido:

“For a homosexually organized man, the ‘orientation’ of the god Eros would have to be gay, the relationship to phallus would be homosexual, the relationship with the feminine and the Anima would be a gay rather than a straight one, the actions of the libido, for example in the constellation of complexes and symbols of transformation, in the transcendent function, and so on, would occur through homosexually differentiated forms. The inner universe would be gay.”

Ibid

And really that is how it is if you are gay. You are not “fitting in” to a heterosexual unconscious. You are not seeking a dispensation from a heterosexual Eros etc, like getting a sick note to be able to watch from the side lines of your own world. Everyone gets their own, authentic relationship and process. Getting it without support can be hazardous, but there aren’t any second class citizens of the psyche.

Walker asks on what kind of basis a Jungian model of individuation can be constructed, where the libido has a homosexual organization?  His answer is:

“Such a basis can be developed through analytic research into homosexually organized archetypes, as they can be studied in symbols and motifs from literature and other arts, mythology, dreams, visions and so on”

Ibid

Twins and doubles – gay male myths and themes

Walker cites an example from Plato’s Symposium which talks of Aphrodite Urania (daughter of Uranos) as the goddess of homosexual love, and Aphrodite Dione (daughter of Zeus and Dione) as the goddess of heterosexual love. Each of these goddesses had their own sons, an Eros each, one of homosexual and one of heterosexual love.

“Plato, thus, proposes two ‘homosexual archetypes,’ one female and one male, counterparts of two heterosexual archetypes, who embody and express a homosexual organization of gendered love and libido as counterpart to a heterosexual organization”

Ibid

He then goes on to describe the famous story of the origin of the emotion of love, where the original doubled humans are split in two, to make the two armed and two legged humans we are familiar with. Those who came from an originally two sexed individual strive to reunite with their other half in heterosexual love, while those who came from a doubly same sexed individual seek to reunite with their other half in homosexual love. Love is the yearning to regain the original unity. The former follow Aphrodite Dione and her Eros, the latter Aphrodite Urania and her Eros.

“In Jungian terms, the original Platonic hermaphrodite broken into male and female describes heterosexual development and the Anima/Animus dynamic, as Jung and other writers have discussed. It is all too typical that, in contrast to this treatment, the ‘union of sames’ in Plato’s story has not been discussed by these authors, or, as in one case, was mentioned but in a distorted, trivialized version. But Plato in his Symposium provides the outline for an archetypally-based image of homosexual love: ‘Each of us when separated, having one side only, like a flat fish, is but the indenture of a man, and he is always looking for his other half’ (Plato, 1956, p. 355)”

Ibid

Coupled Entwined twins.png

Entwined Geminis, Safavid Dynasty. Persia/Iran 1630-1640 C.E. [Public domain], via Wikimedia Commons

You can feel that we are really starting to get somewhere here. Walker continues by making reference to the alchemical image of the coniunctio as the Royal Pair, the King and the Queen. He notes that this same royal pair can be seen in the astrological sign of Gemini, and in The Lovers tarot card.

Coupled Clavis 1

I. CLAVIS, the first key, engraved by Matthaeus Merian (1593–1650) – Chemical Heritage Foundation [Public domain] via Wikimedia Commons

The mythology of Gemini is generally related to the twins Castor and Pollux (Polydeuces in Greek), “born” of one egg to their mother Leda after congress with Zeus in the form of a swan; however whereas Pollux was the immortal son of Zeus, Castor was the son of the mortal king Tyndareus. The twins were inseparable and had many adventures together, but eventually Castor was killed, and Pollux grieved so much that Zeus reunited them in the Heavens as the constellation Gemini. Castor and Pollux are also two stars within the constellation itself. Hyginus and Ptolemy though associated these two stars with Apollo and Heracles, also half-brothers.

Coupled Sign of Gemini

Sign of Gemini – Giovanni Maria Falconetto [Public domain], via Wikimedia Commons

There are intriguing resonances within the myth: the egg that hints at the alchemical, the twins mortal and immortal, dark and light. We can recall other “twins” or pairings of sames that are crucially different: Cain and Abel, Set and Horus, Gilgamesh and Enkidu, Jesus and John the Baptist, John Dee and Edward Kelly, Aleister Crowley and Victor Neuberg, Thelma and Louise, on they roll, receding into the twilight.

Gemini is “the twins”, sames as well as opposites, and The Lovers card is ruled by Gemini (which in turn is ruled by Mercury). In fact Aleister Crowley refers to an alternate title for the card as “The Brothers”³. Walker notes that there are thus two occult images for the same position (carrying the meaning behind the coniunctio or sacred marriage). And in Gemini of course, we meet the Dioscouri, born from Leda’s one egg, placed in the sky by Zeus as a testament to their love.

“Thus, that image of the ‘union of sames’ articulated by Plato as a basis for homosexual love can be seen amplified as the figure of Gemini. The celestial Twins, therefore, express a symbolism of mutual relationship in which libido is homosexually organized. Through analyzing this symbolism, then, a homosexual organization of the developing gay personality can be exploratorily studied”

Ibid

And this is not just in terms of the psychological development of the gay personality. Just as the sacred marriage has both psychological and esoteric resonances, so too does the “union of sames”.

Mitch Walker notes that the Anima is a soul image in classic Jungian psychology, but that when Aphrodite Urania rules romantic love, then the situation of the feminine is going to be different. This has always appeared to be so for me, and the constant harping on the feminine and what it must mean for every man has always been one of the real drags of Jungian (and some esoteric) theorizing. Walker turns away from the motif of the King and the Queen here, and towards Plato’s image of two sames, “the Star Twins“, as a better expression of archetypal gay soul relationship.

 “This image describes a symbolic situation of a man having a special, erotic, twin ‘brother’ who is felt to be the alluringly personified ‘source of inspiration.’ I have previously termed this male soul-figure the Double … It is a different figure than those described by Jung as the Anima, the Shadow or the Self, but can and does enter into the constellation of these other archetypes in a way analogous to the role of Anima”

What he then says about the history of the idea of the soul as a “double” is very interesting. He cites the Sumerian myth of Gilgamesh and Enkidu, a myth which I think probably holds resonances for a lot of gay men:

“In that story, the Sumerian king Gilgamesh is redeemed from a wasteful, purposeless life by … a strong man named Enkidu, specifically created by the gods as a ‘second image’ of Gilgamesh: may the image be equal to the time of his heart’ (Gardner and Maier, p. 68). Their love and union is explicitly likened to that between husband and wife, indeed, it is portrayed as ‘the paradigm of primary social relationships: male bonding, husband and wife, ‘brother and brother in one’ (Gardner and Maier, p. 42). Ultimately, it is through passionate love for manly Enkidu, a same-sex figure too grand and bright to be a Shadow, yet too weak and mortal to be the Self, that every-inch-a-man Gilgamesh finds spiritual realization and maturity”

Ibid

Coupled Gilgamesh and enkidu

Gilgamesh and Enkidu By Bepege (from Mark Zulawski/University of Nicolaus Copernicus Emigration Archives (Own work) (CC-BY-SA-3.0 or GFDL, via Wikimedia Commons)

When Mitch Walker turns to Ancient Egypt we find ourselves delving into the subtle anatomy as envisaged by that culture. Within each person was an invisible being, a “source of life and breath” called the Ka. The Ka was shown as an idealized image of the person themselves.

“Your Ka was born into life with you, always embracing and protecting you with his love, and connecting you with the world of Paradise, with the deity. The Ka served in this capacity because, as the image of the beloved soul, it was itself a body containing within it a soul, just as the person contained the Ka within his or her own body”

Ibid

This “soul within a soul” was called the Ba, and was usually depicted as a small bird with the idealized face of the person. The Ba flew down from heaven during pregnancy and brought the “Light of God”, the Akh into the body of the Ka within the fetus.

“The Ba inseminated the Ka with the seed of Light, from which flowed the Waters of Life, animating the soul. In this way, it was actually the great Akh which brings life to mortal flesh, only to be withdrawn back into heaven upon the person’s demise. However, the Egyptians held an even more sophisticated view of the soul and its workings. They held that the Ka itself was actually the summatory expression of fourteen constituent aspects, each itself considered a Ka. These fourteen Kas, in turn, were grouped in seven pairs as the incarnation of seven distinct Bas, each with its own aspect. The qualities of the seven Ka pairs can be seen to portray a developmental sequence ………… Through development of these fourteen aspects of the Ka, the soul could thereby be ‘perfected.’ Perfection of the Ka was conceived of as a spiritual ‘ladder’ of development, up which a person could move, and thereby obtain a form of spiritual self-realization, portrayed as eternal residence with the Ka soul in heavenly paradise”

Ibid

Coupled Ba bird

Egyptian Ba Bird – Walters Art Museum [Public domain, CC-BY-SA-3.0 (http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) or GFDL (http://www.gnu.org/copyleft/fdl.html)%5D, via Wikimedia Commons

Interestingly, this “spiritual ladder” was thought of as belonging to Horus and Set, who helped the ascent up it.

“Horus and Seth are among the most ancient of Egyptian gods, and were seen to personify the workings of the eternal opposites, as they represented light and dark, just and unjust, in and out, and all such dyads. Their eternal struggle yet ultimate reconciliation has been aptly characterized by Joseph Campbell: ‘Mythologically representing the inevitable dialectic of temporality, Horus and Seth are forever in conflict; whereas in the sphere of eternity, beyond the veil of time and space, where there is no duality, they are at one’ (Campbell, 1962, p. 81)”

Ibid

According to Campbell the union of Horus and Set was known as “the Secret of the Two Partners”, and their united form was called “the double god”, shown as a single body with the heads of both Set and Horus. Walker also notes that there are texts where the pair are specifically likened to a man and his Ka, and to a man and his sexual partner.

“The relationship between a man and his Ba soul is also repeatedly likened to that between husband and wife in The Dialogue of the World-Weary Man with his Ba (Jacobsohn, 1968, pp. 29-34). In the latter text (ca. 2000 B.C.), the Ba says to his man, ‘In that stillness shall I alight upon you; then united we shall form the Abode’ of spiritual rebirth (Reed, 1987, p. 83)”

Ibid

As Walker says, the Egyptians held a belief about the development of the soul which involved the struggle and integration of opposites, and this is actually a feature of the coniunctio, which can be related to the unconscious and “soul making”, but based upon a marriage of man and man, man and male double; “a sacred union animated by a male-male eros, which leads to the integration of opposites and to psychic wholeness” (Walker 1991).

“Your soul, BA, become[s] conscious little by little in your incarnate KA. Our texts tell you that “he rises from your vertebrae”; from the dual fire in them, that is. That “he quickens your spiritual heart, opens your mouth and eyes to the Real”; that “being realised in you and having at last stripped you of your transient names, freed you from the humanity that is in your members,” he will “reveal your true face,” your face of Maat, and “make you one of the KAs of universal Horus.” (Schwaller de Lubicz, 1967, pp. 198-99) The idea of gaining this “perfection,” that is, individuation, through a gay sort of love echoes down from these original Egyptian and Sumerian ideas through subsequently recorded mythologies. Plato, of course, discourses at length on how this love leads to union with God, and similar ideas can be seen in Gnostic and Sufi thought. When the eye of homosexual libido is regard-fully opened, its worthy manifestations can be meaningfully perceived, and thus more accurately studied and better understood. Far from nonexistence, the phenomena of homosexual Eros have always been expressed by humanity, and can be reasonably observed when they are approached with respect and openness. From studying such phenomena an accurate conception of a gay male soul-figure and his workings in psyche can be (re)constructed”

Ibid

This is a quite extraordinary passage, both poetically, and with its resonances with Hindu ideas of the raising of the Kundalini, leading to a form of enlightenment.

Walker sees the Ka as an inspiring double through which a person can come to the Divine (in accordance with Egyptian teachings), and similar themes of coming to the Divine through a beloved “twin” or partner he sees reflected in Gilgamesh’s love for Enkidu which leads to “his initiation as a shaman”, in Socrates’ knowing “the truth” through his relationship with a beautiful youth, in Ibn Arabi finding Allah through his “Angel-Soul”. These are relationships of growth and realization that occur “through a cyclic rising and sinking of homosexual libido”.

Mercurius and the son of two fathers

“Jung has formulated the concept of Eros as the secret operator of the transformations by which the processes of individuation occur, a figure who both inspires and guides this process, and he has also seen this operator in the Egyptian Thoth, the Greek Hermes, and the alchemical Mercurius”

Ibid

Coupled Clavis key 2

II. CLAVIS, the second key, engraved by Matthaeus Merian (1593–1650) Chemical Heritage Foundation [Public domain]

And here it is interesting to note that Thoth is himself in some myths considered to be the child of a homosexual congress between Set and Horus, the “son of two fathers” as Walker says. Walker refers to this figure as “Eros as teacher”, and says that in terms of the soul the Egyptians referred to this kind of teaching figure as the “divine ka”, who guides his man towards spiritual self-realization, and a union of the human and the divine.

Of Thoth (Tahuti) Walker says:

“He represented the “fruit” of the sacred union of the Great Opposites: spiritual realization and knowledge. As such, Tahuti was considered the original shaman, the first alchemist, the first Gnostic, the archetypal initiate of the Wisdom of God, who is both the originator and product of the developmental process of self-realization gained through union with the Ka soul”

Ibid

The Ka here starts to look like the inward divine presence in the heart, the Lover or Beloved of various mystics.

On the European alchemical Mercurius Walker says he is:

“the cause and result of the operations which complete the opus. In fact, to effect the operations Mercurius, who is “duplex” (CW 13, par. 267), splits himself up into an active half and a passive half, and it is those two halves that are then called the King and the Queen, and it is they that combine to recreate Mercurius on a more refined level, that is, the process of “perfection” we examined previously, here gained through Mercurius’s submission, by his feminine half, to the inseminating union of his masculine half”

Ibid

So the King and the Queen are the two sides or phases of Mercurius, separated so they can recombine at a higher level. But Mercurius is the start and Mercurius is the end. Walker further claims that during the Middle Ages and Renaissance the figure of Hermaphroditos (“the basis for the alchemical combination”) may have been considered an allusion to homosexuality, as shown in woodcuts depicting the alchemist being inseminated “by the masculine spirit” in an act of anal intercourse. In similar vein, the story of Zeus and Ganymede was also employed by alchemists to represent “alchemical union and transformation”.

Coupled Ganymede

Ganymede abducted by Jupiter – Rubens photo by Jérémy Jännick (Own work) [Public domain or CC0], via Wikimedia Commons

 

“the twin-ship union could be perceived of as pro-creatively potent, as enacting a form of generation in its own right. Otto Rank was the first modern psychologist to identify ‘the self-creative tendency symbolized in the magic meaning of twin-ship. As the twins appear to have created themselves independently of natural procreation, so they were believed to be able to create things which formerly did not exist in nature;’ the twin-ship union has an ‘inherent creative power’ making the twins ‘independent of [hetero]sexual procreation’ (Rank, 1958, p. 92). Such generative capability gives the twin-ship union ………. the viability to sustain and further the individuation process in gays in a productive manner valuationally parallel to that occurring through heterosexual pro-creativity”

Ibid

In other words, the twins or doubles are an expression of a profound and primal psychic reality, and their union is erotically, magically and spiritually potent in a way which parallels the motif of heterosexual union envisaged as the marriage of the King and the Queen. Their pro-creativity is not physical, but then neither is that of the King and the Queen alchemically.

Sophia, Psyche and the feminine

The last thing that Mitch Walker deals with is the question of “the feminine” in gay men, which is important both for the weight placed upon the feminine by Jung, and on account of popular conceptions and misconceptions about gay men and femininity. To do this he goes back to Plato’s placing of homosexual love under the protection of Aphrodite Urania. Whereas in classical Jungian thought a man’s femininity is projected as the soul figure or Anima, for a gay man under the influence of Aphrodite Urania, the feminine falls into place as “a helpful attitude toward the masculine soul, that is, one of receptivity toward feeling love well”. Walker sees such a feminine homosexual orientation in Gnostic thought about Sophia and Jesus, and in the tale of Amor and Psyche.

Coupled Waterhouse Psyche

Psyche Opening the Door into Cupid’s Garden by John William Waterhouse (1904) in Public Domain. Via Wikimedia Commons

“It is the Sophia, the Psyche in a gay man which allows him to orient to and gain union with the divine Eros (J. Clark, 1987, p. 11). From this perspective, the positions of Psyche and Ganymede are metaphorically the same. It is not a question of effeminizing an otherwise properly masculine person: In becoming and being gay, a gay man’s ego becomes attitudinally “wife” to his masculine soul “husband,” he attends raptly to psyche organized homosexually, so as to undergo the processes of union and transformation with the Angel within”

Ibid

Thus a gay man does not become less of a man, but in alliance with the feminine (not polarization and projection) realizes his own receptivity as a man and:

“becomes the crucible for psychic change and maturation via congress with and insemination by the Spirit of God, that is, the Self, in subsequent order to productively bear the Sacred Child of the Two Fathers. Through quickening relationship with this transformative union a gay man can meaningfully progress towards an individuated androgyny, and thus wholeness and completeness of being”

Ibid

Thus there is a homosexual alchemical opus.

***

The Garden

Jungian writing can appear very wordy, cerebral and over complicated, but I do believe it is useful, when mulled over poetically, digested and played with. Sharing in some of the areas of the esoteric, but being maybe more open to a humanistic and less dogmatic line of inquiry, it can also be a tool for extending our understanding of the esoteric, providing we don’t get too caught up in the head.

There is a way for gay men to mature and reach higher forms of human realization, and while it is not unconnected with the masculine and the feminine, it involves our own relationships to them, but those relationships still have to be genuinely soulful. Similarly the androgyne holds keys here, as it does with other forms of the alchemical opus, though I feel for gay men it holds particular virtues and particular hazards or pitfalls. The source Mercurius and the goal Mercurius are not the same, even if outside of time they ultimately are one.

Separation must still occur before recombination, for a higher form to be reached. I have for quite a few years been intrigued by two contrasting visions of the androgynous: the “mercurial” spirit that is reflected in the youthful, flighty, almost asexual sense of androgyny, and the realized, fully embodied, mature form of the androgyne, which I provisionally called the “gynander” to distinguish it from the former, though it most essentially is an inward realization residing fully in one’s own body at peace.

And lastly, I believe that gay men can come to a state of true peace with being male, being men, in erotic, libidinal and loving relationship with other men. This single-genderedness is part of our meaning and our functioning, and the mature form of our life.

Esotericism has not given same sex relationships anything like an equal place with heterosexual relationships in its scheme, but the esoteric content of same sex relationships returns, from myth and lore, and from the experience of those who have taken the road that is open to them.

It will continue to return. It may flower outside the walled garden, and in the wilderness, but it will continue to flower and to seed, and remind us that the garden was once a very different place.

Coupled mercury on island

Mercury on island of Källskär by ReinerausH (Own work) [CC-BY-SA-3.0, via Wikimedia Commons]

 Footnotes

¹ Not that Jung was ill disposed towards his homosexual patients, he was progressive for his time, and he expressed forward thinking ideas e.g.  “an individual’s homosexuality has its own meaning peculiar to the individual in question and that psychological growth consists of becoming conscious of that meaning”.

² The psychic processes of gay transmen are something which I do not have enough personal insight with to be able to offer any added or alternative suggestions for here, but every individual will have their own valid individuation process, and every grouping must surely have their own characteristic inner patterns.

³ Aleister Crowley – The Book of Thoth.

Mo is a Pagan warlock in his mid fifties. He is from England
and has had a long, idiosyncratic and varied spiritual history,
but has interests in Witchcraft, magick and Thelema going back 40
years, plus more recent influences from Sufism and Heathenry.
He is married to another warlock, with whom he shares his life.
He worked as a nurse for 23 years, before retiring to look after his
husband.

Geplaatst in English articles | Getagged , , , , | Reacties uitgeschakeld voor Coupled

Pathfinder extraordinaire – an interview with Jean Williams, part 2

Pagan Pathfinders, a Humanistic Outer Court, An Interview with Jean Williams by Ash Russell, 2004

The idea of an ‘outer court’ as a place where group leaders can meet potential initiates, give them some basic training, and then decide if people are ready for initiation, is growing more common.  I spoke with Jean Williams about how Pagan Pathfinders evolved into an outer court, and got her views on how this has happened and what value it has added.

I understand that you became acquainted with the Craft as an experiential tradition back in the mid-1960s.

Jean:  That’s right.  The coven was not a training coven.  It didn’t have any formal training and was sometimes informal in other ways: this notion that you have to ask and you have to wait a year and a day, it was more like “We are going to initiate you tonight unless you say no.”

And you later became High Priestess of the group?

Jean:  Yes, in the mid-‘70s; this was about the time that I started Pagan Pathfinders.  I started that partly as a result of all the work I had done in Humanistic Psychology.

How did you get involved in Humanistic Psychology?

Jean:  As a psychologist who was also on a spiritual path, I became very interested in the ideas about human potential and personal fulfilment beginning to be put forward by the avant garde psychotherapists. Humanistic Psychology emerged from a synthesis of new “whole person” approaches in psychotherapy and the consciousness-expanding psychedelic adventures of the ‘60s. People began to realise that everyone, not just the neurotic, can benefit from these new therapeutic techniques and that we all have enormous potential for personal development. In fact, this application of the new therapies was called “the Human Potential movement”: it used mainly group work, using the therapeutic techniques but in a context where every individual was responsible for their own participation and for going at their own pace. There was no one-to-one patient-therapist relationship. The group work included personal interactions such as problems dealing with anger, expressing emotions, assertiveness etc., as well as working through personal hang-ups.

How did these tie up with being on a spiritual path?

Jean:  People tend to find, when they embark on a quest for personal fulfilment, that they experience high states of expanded consciousness, a sense of oneness with everything. It arouses their sense of the spiritual, but not necessarily a desire for the monotheistic religions. In the ‘70s people in the Human Potential movement went in their droves to India or joined the Rajneesh organisation in Britain. I was already a witch and couldn’t understand why they couldn’t find what they were looking for in our own Pagan traditions. The reason, of course, was that Pagans were disorganised and witches (including me) tended to be very secretive about our spiritual activities.

How did you come to start Pagan Pathfinders?

Jean:  I think it was Fred’s first wife said to me, “When are you going to start teaching some of the things you’ve been learning?”  “Um, um, um, what am I going to do with this?”  I thought well, the Humanistic Psychology people really need some sort of a link with indigenous British spiritual paths, and not always have to go off to the Far East.  At the time I could see there were Wiccan groups falling out with each other and splitting up and members not speaking to each other, and things like that, so I thought, “They need Humanistic Psychology”.  So I thought I’d try to make a sort of blend of the two.  So Pagan Pathfinders became our exoteric training and sieving process, because we got quite a few members who came through Pagan Pathfinders at that time.

It wasn’t meant to be an outer court as such?

Jean:  It wasn’t meant to be that in the first place.  I thought I would rather like to try my hand at something of this sort, and then found that I had a bit of a gift for it, because I used to find all these ideas popping into my head as things do when you’re on the right path.  So it felt as if it were taking on a life of its own.  I thought, “Well if I can do it, anybody can do it.  Why aren’t more people doing this sort of thing?”  Gradually I suppose people have started doing the same type of thing.  Pagan Pathfinders has always had a hefty Humanistic Psychology input:  we use body awareness, dance and meditation for inner exploration of ways in which we limit ourselves and then use pagan myths and images as sources of archetypal inspiration, wisdom and empowerment. 

So if you were interested in mythology and archetype, was this British myth?

Jean:  No, it wasn’t actually, because my whole educational background had been much more in Greek and Roman myth.  They were the stories I had read, and they had been sort of built into my education.  Traditional, old-style classical education I suppose.  Then I was very attracted by Egyptian myths. And iconography.  In fact I have never been that much immersed in the British myths.  I always found it extremely confusing.  I suppose somehow it was never very clear with me, the archetypal personalities haven’t emerged.  I suppose it is partly that the Greek and Roman myths and gods and goddesses are so woven into astrology, the naming of the days of the week and things of this sort.

So, Pagan Pathfinders started out as a way to express and teach some of the Humanist training you’d had before.

Jean:  Yes, that’s right:  to explore that particular type of creativity using meditation and pathworkings, and I found I could actually lead a group and get people going into themselves and having an experience.  That again has always been experiential.

So members have the opportunity to learn to about tools for self-exploration, such as pathworking?

Jean:  The idea of Pagan Pathfinders is that people gain insights about themselves, gain new perspectives on their problems and to get inspiration for the way ahead: what they might do to change things in their lives or to let aspects of themselves flower more – that sort of thing.  So hopefully I will be giving people tools for doing that and for empowering themselves, and exciting them about the possibilities and giving them optimism about their lives; but also I hope to show how really easy and simple it is to pass this sort of thing onto other people.  I hope from this that people would be able to prepare their own pathworkings, their own rituals, and manage their own inner exploration and empowerment.

Jean:  Pagan Pathfinders isn’t a one-woman show.  I encourage people who have been attending for a while to have a go.  I might say, “Who’s going to volunteer do a Samhain ritual for Pagan Pathfinders this year?”  Some people, who come, also have experience of other forms of spiritual development. There’s somebody very much into the Gabriel Roth dancing thing (five rhythms) and so once a term she does an evening of dancing and movement.   We have had evenings on Norse seidr, the Celtic tree alphabet and a whole short tarot course.

So instead of being just a guided meditation shop for inner exploration, it has become a place for people with varied skills to come and share them.

Jean:  That’s right, amongst other things.  Some people just come along for the experience.  Each Pagan Pathfinders session usually starts off with some sort of movement, like moving meditation, dancing or chanting, which gets the energy moving, and then there is a sitting meditation followed by either a pathworking or an informal ritual.  That’s the general sort of pattern.

So how have the years of experience in PP fed into the group experience?

Jean:  If something has really worked well in Pagan Pathfinders, I will introduce into a coven meeting, without telling them that that’s where it started.

What about people?  Have you felt a difference in the way that people come in and the way it feels when you get them in with that kind of background?

Jean:  Yes.  It used to be very laborious process bringing people in before, unless they were part of our circle of friends.  Because we had to sort of bring them into our circle of friends, and if they lived outside of London, that often took quite a long time.  So it might well be more than a year and a day, before we knew them well enough to say, “Right, we’ll initiate you.” There wasn’t much of a route for them to come in, and we relied very much on somebody knowing somebody.

Pagan Pathfinders allows us to get to know people much more.  A lot of people who come to Pagan Pathfinders aren’t that aware that there’s a coven.  We don’t publicise it or say there’s a coven.  There are people who are already initiated who come – they tend to talk a little more uninhibitedly than we would.  So other people pick up that maybe there is a coven here.

We sort of take things rather easily in our old age.  We don’t feel a pressure to find new members or to bring new people in, though if someone asks we might possibly consider it, but we are rather happy trundling along with our little group of people who are very faithful attendees for a long time now.  There is a sort of easygoing comfort and closeness in that.  I was very happy to see a couple of initiates set up their own coven, consisting entirely of people from PP.

So when did Pagan Pathfinders start?

Jean:  I started Pagan Pathfinders in 1974 or ’75 – that’s almost 30 years.

Are people sometimes passed into a various groups via a single, linked outer court?

Jean:  I think it does happen.  I have heard of it, yes.  We’re not part anymore of a network of covens – at one point we used to all meet up in a wood outside of Guildford.  That group of covens used to discuss things a bit.  I can’t recall that we ever passed people to each other.   Certainly Madge W. used to do that.  Madge was a great trainer of people.  We could never bear to throw people out, to say, look, go away, and start your own coven.  But Madge would say, look, you’ve got to start your own coven now.  Here’s your High Priest, you two get together and you start a coven, and here is your first initiate.

So perhaps families of covens within lineages.

And that’s what Madge used to do.  I think that’s the best way, yes, families of covens within a tradition.

So much of what I have read that has been absolutely both inspired and inspirational, has come to me privately and quietly.  I don’t think we share our inspired art publicly very often.  We seem to be hanging onto that privacy.

The Americans are much more open about this.  I think that the Starhawk tradition has a lot of very lovely stuff in some of her rituals in her books.

I’m amazed actually at what can sometimes happen in Pagan Pathfinders: we’ve meditated on a particular goddess or god, or a particular personification of some aspect of a season.  I get them to go into it and feel a yearning to contact that deity, and then say “Now, write an invocation.”  I’m amazed at the quality of the stuff.  We draw a circle and then do a pathworking and then everybody reads their invocation, and it’s really powerful, and amazing quality.  Each person has written maybe only about five lines but they all add together to something that’s very beautiful.  People get these wonderful images, and so individual, too.  They all have different perspectives.  I try to encourage Pagan Pathfinders people to let me have copies of what they wrote, so that I can then put them in the Pagan Pathfinders book: they discover that they too can write wonderful things. They can find that little thread of inspiration within themselves.

Fairfield Hall, Jean ( Ellen ) Williams

Jean Williams leading the attunement at a PF conference, Fairfield Hall, London

See part 1 of the interview.

Geplaatst in English articles, Interviews | Getagged , , , | Reacties uitgeschakeld voor Pathfinder extraordinaire – an interview with Jean Williams, part 2

Review: Riven – Full Moon, Dark Moon

Review: Riven – Full Moon, Dark Moon – Jyoti Verhoeff & Maya Fridman 

Riven CD cover

See: http://www.jyotiverhoeff.nl/  to purchase and http://www.jyotiverhoeff.nl/music/ which includes several excerpts from this double CD.

Jyoti Verhoeff piano and vocals; Maya Fridman cello and vocals; Henosis Choir and diverse musicians. Recorded in 2014 at the Wisseloord Studio’s in Hilversum, the Netherlands.

All music and lyrics written by Jyoti Verhoeff.
Sound engineer, mixing, editing and graphic design: Fieke van den Hurk

See also the video clip Crack like lovers from Frits de Beer.

JyotiVerhoeff2014-Paradiso-Banner-Square2

This was the flyer announcing the launch of Jyoti & Maya’s new CD Riven – Full Moon Dark moon at Paradiso,  Amsterdam. And what a concert! Having seen Jyoti & Maya on numerous occasions over the last couple of years this was still something quite different. The evening opened with the sonorous sound of huge Gongs, played by Joy Catsburg and Wendy Neuzerling. Jyoti and Maya came on to the stage and were accompanied by Fieke van den Hurk, Joris Van de Kerkhof, and Majsa Koperberg (Harp in “9 circles”).

After the break they were joined by the “Classic Frog Choir” and the  “Symphony Orchestra  Midden Nederland” conducted by Ghislain Bellefroid.

Despite technical difficulties at the beginning of the set Jyoti managed to keep calm. Once the sound technicians had sorted out the problem the hall filled with the warm symphonic sounds backing these two very talented musicians. This was indeed a magical evening.

See Jyoti’s Facebook page for many photos of the evening and a short excerpt on YouTube.

Riven  is the second album that Jyoti & Maya have released. Phoenix the first EP was reviewed in WROnline (Jan. 2013).  Many months of recording, mixing and promotion have gone into realising this double album. But what a result!

“Full Moon” opens with ‘Heroes of Bones” followed by “The Ghost”…  with haunting bell-like sounds. One of my favourite number is “Talking with the Devil”  with a very interesting use of cello from Maya. “He falls down, down, down… Running, running around… Thinking he has found his freedom…” I think even the devil would be tempted by these two sirens 🙂

When the moon is full we think of those lunatic moments when madness overwhelms us. Whether it is sadness or joy we cannot escape the pull of the moon. ‘Silently he took her in his arms… She didn’t notice…’ In “Broken mirror” we can feel the frenetic chase but it is an illusion… a dream.

And the journey ends in the “Labyrinth” as the even the Lion  searches for his hidden heart. Is this too an illusion?

The perfect partnership of piano and cello plus Jyoti’s strong but vulnerable  voice  keeps us wondering…

Whereas “Full Moon” is dreamy and a fairy-like “Dark Moon” is much darker and mysterious. A true dark night of the soul where the dawn is far away. Opening with the enigmatic “Crack Like Lovers” the soul fragments. Frits de Beer has produced a video clip using this track.

“Binah” (Understanding) is more or less an instrumental and has also been used for a short video clip. This time for the Dutch nature film De nieuwe wildernis.

In true gothic style the third track is called “If Roses were the Blood” followed by “Real Science comes after Life” where we are in deep space… or deep sleep?

“Nude” was the opening song with the Symphony Orchestra at Paradiso. As the first rays appear the dawn is finally breaking … or is it the first sliver of a new moon after the dark moon?

Part I Evenfall and Part II Dyad are instrumentals and are as panoramic  backdrops to the final – part III – “Royal Sweet”. “We are all and nothing here…”

I know that I am biased having watched Jyoti and Maya grow into a formidable duo over the past couple of years, but do go and listen to their music on You tube if you don’t know them already.

And of course try and catch them live 🙂

The double CD at EUR 18 is incredible value. Well done everyone who helped to make this all possible!

WP_20140223_001

A more informal setting… Jyoti & Maya, Alkmaar February 2014 – (Morgana). 

 

 

Geplaatst in English articles, Muziek | Getagged , , | Reacties uitgeschakeld voor Review: Riven – Full Moon, Dark Moon

Wicca and Initiation

By Luthaneal Adams

There is often a great deal of dissension over the issue of Wicca and initiation. Many people believe that you can be a Wiccan without initiating or that a person can perform a “self-initiation”, while others (mostly Wiccan) declare that initiation is definitely needed and that self-initiation is generally a ridiculous concept.

So which is it, really? In many ways a lot of this really does just boil down to one question:
Do you believe Gardner?
Once that question is answered, all other questions and answers slide firmly into place. Though it is ironic and perhaps somewhat fitting, that whether your answer is “yes” or “no”, we still arrive to the same destination. All that differs is the journey that is taken in getting there.

So, we’ll begin with this question and start of at the easiest answer: Do you believe Gardner?
“No.”
If you don’t believe that Gardner was really initiated into a coven of witches, with reference to Wica, as he claimed, then the situation automatically becomes very simple to resolve. For if he wasn’t really initiated, then that would mean that he created the entire religion himself (though using other sources as influences) and that there was no Wicca/Wica before him.

If this is the case then what can we take away from that? Well first of all we immediately get a distinct view onto what Gardner’s intentions for the religion really were. After all, he created it and he could make it anything he wanted. But in this scenario he made it a mystery religion, in which the only way to practice it was through initiation.

Obviously this is no accident. On the contrary, it is a direct reference for what he intended the religion to be and what he wanted it to be. If he wanted to make it open to everyone, then he could do, but he didn’t. He knew full well what a mystery religion was and had connections to a good few other initiatory organisations.

So from the view of Wicca originating only from Gardner, we can see directly that it was only ever intended for initiates.

But, we can’t just end it there. Though we will take a brief intermission to acknowledge that it is among the foremost opinions that Gardner was probably not initiated into a witch cult as he described and that he instead created Wicca from a combination of the folklore he knew, the influence of the works of Margaret Murray, the influence of OTO teachings, his personal interest in naturalism, Thelema and no doubt a good few other sources that I have neglected here.

It’s worth mentioning this here, as the works of scholars such as Ronald Hutton are not to be absently ignored. Indeed, Prof. Hutton has done extensive research in this area and indeed, in the area of studying historical witchcraft in general and remains the foremost expert on the subject today.
For further references to this line of enquiry and an examination of Prof. Hutton’s work, read his book Triumph of the Moon.
Now, with that said, let’s try and tackle the more difficult subject of examining Gardner’s intentions for Wicca, while allowing for the possibility that his own claims to initiation into a witch cult were true.

When approaching this, there are several angles that need to be considered: Who were these supposed witches and what was the nature of their craft?
What was Gerald Gardner’s relationship to them?
What was their view/tradition regarding initiation and the Wicca?

This last question is very relevant in that its answer will help us to understand not only the traditions that Gardner may have been following, but also the beliefs regarding initiation that were held by the first traceable followers of Wicca and just what initiation may have meant to them. Unfortunately we have no direct words from these witches (at least, not on matters of witchcraft) but we do have the words of Gardner and what he told us about them. But this will be sufficient, as we can all agree that Gardner is the root of the issue and it is his handed down practices that are being followed today.

But before anything, we must tackle that first question:
Who were these supposed witches and what was the nature of their craft?

The identity of the people of the New Forest Coven, to whom Gardner claimed his initiation, cannot be determined with absolute certainty. But although researchers both within and without Wicca have provided us with some very likely candidates, I’ll not spend too much time arguing the different ideas about who was who. For our purposes here it is enough to say that these witches, according to Gardner, had known him for a quite a while and that they lived in or around the area of the New Forest and Christchurch.

But what of their practices? Well Gardner has given us a fair amount of insight into their workings, from his initiation and onwards. For this we can refer to Gardner’s account per Bracelin:
“Gardner felt delighted that he was being let into their secret. Thus it was that, a few days after the war had started, he was taken to a big house in the neighbourhood. This belonged to ‘Old Dorothy’. It was in this house that he was initiated into witchcraft. He was very amused at first, when he was stripped naked and brought into a place ‘properly prepared’ to undergo his initiation.

It was half way through when the word Wica was first mentioned: “and I (Gardner) knew that that which I had thought burnt out hundreds of years ago still survived.
I soon found myself in the circle and took the usual oaths of secrecy which bound me not to reveal any secrets of the cult.”

In just this short account we are able to gather a wealth of information to help us.
We know from this that the practices of these witches were kept secret, so much so in fact that Gardner didn’t even know what he was being initiated into until he was already half way into initiation. We now also know that if these witches existed as Gardner claims, then they definitely had rites of initiation that were needed to be undergone in order to be “let into the secret”. Perhaps more significant though, is that these witches referred to themselves as Wica.

Now, Gardner’s reaction to the word shows us that he was familiar with the old term and its connotations. However, it also implies that both he and they were unaware of how it was pronounced back in the Anglo-Saxon. This leads us to one of two possible conclusions here:

1) Either the pronunciation of the word had changed among this line of witches, so that now it was a different and new word, which now obviously only referred to them.

2) Or, that the word Wica, as used by them, didn’t actually have any connection to the old Anglo-Saxon and so it was still only relevant to them and their practices.

Either way we have a situation in which we have already established that their practices were secret and required initiation, and that the word Wica/Wicca can only refer to their secret hereditary practices.

One could use this alone as a case to drop the subject here and now, acknowledging that Gardner simply maintained this tradition of initiation and secrecy. But there is a lot more information available to us with which we can build a more complete picture as to exactly what their practices were in regards to initiation.

But first, let us stay on the matter of secrecy and examine the answer to our second question:
What was Gerald Gardner’s relationship to these witches?

Well, if we take Gardner at his word, then we already know that he was initiated by them and so thusly he and they were coven mates. But before we look into Gardner’s relationship with them as an initiate, we would probably do well to take a moment to examine their relationship before initiation. As Bracelin records:

“I would have gone through hell and high water even then for any of them.”
– Gerald Gardner on his feelings for the New Forest Coven even before being initiated into them (source: Gerald Gardner: Witch, by Jack Bracelin).

Obviously Gardner felt very strongly for these people and as researchers like Phillip Heselton have shown us in their works, Gardner had a long association with these witches and that this close relationship was built over time. But exactly how close was this relationship?

“I fell in love with a witch when we were fire-watching together during the war.”
– Gerald Gardner to Ralph Merrifield, Deputy Director of the Museum of London, upon asking Gardner where he had learnt his witchcraft.

It is clear to see that Gardner had very strong feelings for the first of these witches that he encountered and although it seems reasonably clear that no lasting romance existed between himself and the afore mentioned witch (probably Edith Woodford Grimes), we do know that he did maintain an extremely close friendship with her and her family, even giving away her daughter at her daughter’s wedding. This event is listed in official records.

It is important to understand at this point that Gardner’s initiation wasn’t taken lightly. No, these witches had known him for a long time and never even mentioned the Craft to him. They kept him in the dark all the while.

We have a picture being painted here. Gardner kept it no secret that he had an interest in the occult and folklore, yet these witches never at any point before initiation even so much as mentioned the Wicca to their good friend. This alone speaks to its secrecy, but it also speaks of what is required for initiation, both then and now. The witches needed to be absolutely comfortable with him and to truly feel that they could bring him into the fold.

Initiation requires trust and love. These things develop over time.
But the nature of their relationship remains an important key in many regards, even after his initiation.
We have seen that secrecy is a necessity to these witches and those oaths were taken that their secret information should not be revealed. But as we know from the existence of his books, Gardner (already a published author), wished to share the existence of the cult with other people via his books.
By all accounts it seems to have been Gardner who broached the subject with them, regarding publishing information on the Wicca and by all accounts they were opposed to the idea.

“I wanted to tell of my discovery. But I was met with a determined refusal. ‘The Age of Persecution is not over’, they told me, ‘give anyone half a chance and the fires will blaze up again’. When I said to one of them, ‘Why do you keep all these things so secret still? There is no persecution nowadays!’ I was told, ‘Oh, isn’t there? If people knew what I was, every time a child in the village was ill, or somebody’s chickens died, I should get the blame for it. Witchcraft doesn’t pay for broken windows.”
– Gerald Gardner, Witchcraft Today

However, there was eventually a compromise made, as Gardner was given permission to publish some information, but only if it was in the form of fiction. This, of course, leads us to his first book on Wicca, which was called “High Magic’s Aid”.

The witches seemed to be okay with this work of fiction and so followed his book Witchcraft Today.
By his own account he went to great lengths to keep secret information out of the book, not just because it was a matter of oath, but because he had so much love and respect for his friends in the New Forest Coven:
“In writing this book, I soon found myself between Scylla and Charybdis. If I said too much, I ran the risk of offending people I had come to highly regard as friends. If I said too little, the publishers would not be interested. In this situation I did the best I could.”
– Gerald Gardner, The Meaning of Witchcraft, referring to his earlier book, Witchcraft Today.

It would seem that the witches were pleased enough with High Magic’s Aid and that later they allowed for a little more flexibility when he came to write Witchcraft Today. However, they were also adamant that no secrets were to be revealed in the book. Perhaps they had seen that his works could be a positive medium to keep their name clean. Gardner quotes of them:
“Write and tell people we are not perverts. We are decent people; we only want to be left alone.”
– Anonymous witch, quoted by Gerald Gardner in Witchcraft Today.

Gardner seems more than happy to honour this request, both to give Wicca a good name and to ensure that they are just left alone. Indeed, Gardner never personally reveals the identity of any member of the New Forest Coven, except by using pseudonyms.

“Now, I simply won’t let my friends, the people who trusted me, be bothered and badgered about”
– Gerald Gardner, 1952 (source: Wiccan Roots, by Philip Heselton)

This, once more, goes to show the close levels of trust and respect that exist within a coven, but it also goes to show that Gardner had respect for their tradition of secrecy and understood their need for it.

But it is deeper than that. In Witchcraft Today, Gardner informs us that in the beliefs of the Wicca, the need for initiation and secrecy goes far beyond a simple fear of persecution:
“witches have a firmly rooted belief in their own powers, and the danger of these being misused if uninitiated people learn the methods. Also, they revere their Gods, and do not wish their names to be known, or bandied about and mocked.”
– Gerald Gardner, Witchcraft Today

Indeed, even today the names of the Wiccan God and Goddess are not revealed to the uninitiated and they are not known to the public. One could argue that this alone makes for a difficult case in regard to uninitiated practice. Fore it is difficult to worship the deities of the Wicca, when you don’t even know who they are.

So we can see that the need for initiation exists as an act of devotion and respect for the Gods of the Wicca, but also in order to keep their magical secrets and rites from being practiced by those who may misuse them.

I am reminded of the Wiccan Rede: “An it harm none, do as thou will.”

Gardner tells us this is the morality of the witches and so it would seem that initiation is also a means to limit potential magical harm. “They do not wish it to be known how they raise power.
– Gerald Gardner, Witchcraft Today

It would seem fair to conclude that this reverence for the divine and desire to do no harm is as true today as was in Gardner’s day. So it is no great surprise that the tradition of initiation is maintained and the inner mysteries of the Wicca remain hidden.

“If I were to disclose all their rituals, I think that it would be easy to prove that witches are not diabolists; but the oaths are solemn and the witches are my friends. I would not want to hurt their feelings. They have secrets which to them are sacred. They have good reason for their secrecy.”
– Gerald Gardner, Witchcraft Today

Good reason indeed. And as a man who was more than familiar with mystery religions, he surely understood better than most.
But as a friend and initiate himself, he respected these secrets and maintained them.

Okay, so we have established quite well that secrecy and initiation were very sacred to the Wicca (assuming they existed before Gardner), but we can even go deeper than that.

Earlier I asked the question: What was their view/tradition regarding initiation and the Wicca?
Well we have already explored a lot of their views and traditions in this regard, but the views so far regard the meaning of being initiated as opposed to being uninitiated. But through Gardner’s words we can also explore the meaning and purpose of initiation within the Wicca. Gardner tells us:

“We ever pick out those who have a little inherent power and teach them, and they practice one with the other and they develop their powers.”
– Anonymous witch, quoted by Gerald Gardner in Witchcraft Today.

“It is no use trying to develop these powers unless you have time and a suitable partner.”
– Gerald Gardner, Witchcraft Today

“They say that witches by constant practice can train their wills to blend this nerve force, or whatever it is, and that their united wills can project this as a beam of force, or that they can use it in other ways to gain clairvoyance, or even to release the astral body.”
– Gerald Gardner, Witchcraft Today

“Being initiated into the witch cult does not give a witch supernatural powers as I reckon them, but instructions are given, in rather veiled terms, in processes that develop various clairvoyant and other powers, in those who naturally possess them slightly. If they have none they can create none. Some of these powers are akin to magnetism, mesmerism and suggestion, and depend on the possibility of forming a sort of human battery, as it were, of combined human wills working together to influence persons or events at a distance. They have instructions in how to learn to do this by practice. It would take many people a long time, if I understand the directions aright to a witch it is all MAGIC [Gardner’s emphasis], and magic is the art of getting results. To do this certain processes are necessary and the rites are such that these processes may be used. In other words, they condition you. This is the secret of the cult.”
– Gerald Gardner

Gardner quite implicitly tells us that one of the key parts of Wicca involves working with your coven and that this is the belief of the witches who initiated him. Indeed, he lets us know quite clearly that not only does the Wicca have secrets, but that their secret practices require a coven – they cannot be done without one.

”To do this certain processes are necessary and the rites are such that these processes may be used. In other words, they condition you. This is the secret of the cult.”

The secret rites of Wicca open up a person’s personal power and unite it with that of their coven. These rites teach and condition the individual to become stronger and more capable in this regard. To practice them requires a coven and these practices remain a secret of the Wiccan priesthood.

Okay, so we have explored the beliefs of Gardner as they were allegedly handed down to him by the New Forest Coven, and they quite clearly state that one must be initiated. The reasons for this are due to reverence for the Gods, personal protection, limiting potential harm and also because the rites of the Wicca are specifically designed to be utilised by a coven.

We also established earlier that “Wicca”, as a word, can only possibly apply to these practices. But when considering these practices in the way that we are, it would be sensible to consider whether any other witches out there may have passed down the teachings of the Wicca.

Again, we can explore Gardner’s own words: “They are the people who call themselves the Wica, the ‘wise people’, who practice the age-old rites and who have, along with much superstition and herbal knowledge, preserved an occult teaching and working process which they themselves think to be magic or witchcraft.”
– Gerald Gardner, Witchcraft Today

Okay, so according to Gardner the witches of the New Forest were following a religious path that had been handed down for a very long time. It would be fair to assume that over the course of that tradition, that religion had undergone some gradual changes that would make it unique, even if other lines existed elsewhere. The two would now be separate and different. Prof. Ronald Hutton does well to evidence that the existence of hereditary witchcraft dating back to ancient times is utterly unlikely and more than not such claims can be seen to be inaccurate at best, or just untrue at worst. So the idea of one such tradition surviving like this to modern day is unlikely let alone several identical traditions spanning from the same source.

But we need not speculate about this, once more we can quote Gardner: “To them the cult has existed unchanged from the beginning of time, though there is also a vague notion that the old people came from the East”
– Gerald Gardner, 1954 (source: Wiccan Roots, by Philip Heselton)

Here we can see that although they claim to have practiced an unbroken tradition, things have definitely been lost along the way, if only with regard to history.

Gardner also says: “My great trouble in discovering what their beliefs were is that they have forgotten practically all about their God; all I can get is from the rites and prayers addressed to him.”
– Gerald Gardner, 1954 (source: Wiccan Roots, by Philip Heselton)

Of course, Gardner is not implying that these witches do not know about their own God or that they don’t know who he is. Indeed, in the same quote Gardner is confirming that the passed down rites and prayers reveal who he is.

What Gardner is referring to is the history of the God and the religion. The witches essentially don’t know where they came from or who the first people were that worshipped their God. He confirms this later as he continues to explore their beliefs: “The witches do not know the origin of their cult.”
– Gerald Gardner, 1954 (source: Wiccan Roots, by Philip Heselton)

It is actually interesting to note that Gardner tends to move back and forth between the words “cult” and “religion” when he speaks of the Wicca. But it isn’t very hard to see why. He reveals to us in Witchcraft Today that he believes the Wicca to be a dying cult and by all accounts it seems he was probably correct. Those identified as his coven mates were aging quickly and in no rush to initiate others into their line. By all accounts it seems that Gardner’s initiation was a rarity and that Wiccan covens were few and on the decline, with members dying within his lifetime.

He has been quoted as saying: “How wonderful to think that these things still survive”
– Gerald Gardner (Source: Gerald Gardner: Witch, by Bracelin)

However, he was of the opinion that its survival was coming to an end and the idea of that was something that he didn’t want to entertain. This was the reason that he wanted to make the existence of the Wicca publicly known, so that he could quicken it.

But as we can see above, there were certain problems. Firstly the witches didn’t want too much to be known about their ways (a wish that Gardner honoured) and secondly they didn’t have a very clear understanding of their own history. Indeed, Gardner is quoted by Doreen Valiente as saying that the teachings that were handed down to him were fragmented and that he filled in the gaps himself.
(Source: Witchcraft for Tomorrow, by Doreen Valiente).

However, we can see that Gardner (if he is taken at his word) had a strong motivation to reveal the existence of Wicca to the world, but he was also obliged to keep it a secret. So we have a rock and a hard place situation.
But as he says in Witchcraft Today, he worked with what he could, revealing a few basics of the religion, but making initiation a necessity to maintain its secrets just as it was taught to him.

Gardner even goes to great lengths to maintain the traditional practices of initiation:

“The witches tell me: “The law always has been that power must be passed from man to woman or from woman to man, the only exception being when a mother initiates her daughter or a father his son, because they are part of themselves”. (The reason is that great love is apt to occur between people who go through the rites together.)”

Man to woman and woman to man remains the tradition by which initiations take place. But in this quote is also outlines another belief that makes initiation important. It is a transference of power an energy exchange. The power of one witch to another.

Gardner effectively made the change from cult to religion. Although the beliefs of the Wicca before Gardner (still assuming there were any) would technically be defined as religious beliefs, the actual religion had been denigrated to the status of a small cult and a dying one at that. Gardner revived it and took in from the status of cult up to recognised religion.

But we have to remember that regardless of anything, it is his religion. As has been shown, the teachings were fragmented, the history has been lost and all the original members from before Gardner are now long dead. All that remains is what Gardner learnt and what Gardner created from it. So nobody can lay claims to the teachings of Wicca, unless they came via him.

Gardner made Wicca initiatory and he made it so that the real teachings would only ever be revealed to those that were initiated. This practice maintains today by all those that have followed him in his lineage.

But this is not merely a matter of protecting secrets. No, it is also a matter of keeping a promise that Gardner made long ago. If the New Forest Coven existed, Gardner swore oaths to them that he would keep their secrets. This was the promise of a witch, but more importantly, it was the promise of a friend.

Initiation honours this promise and honours the promise of every Wiccan that has ever been initiated. With each new person the promise grows as each new person takes on the responsibility of upholding it. It is an issue of trust and of love.

Eclectic Wicca?
It’s established then, I feel, that the case has been made for the necessity of initiation in Wicca, whether based on pre-Gardnerian ideas or just upon those of Gardner. But how then to address the idea of “eclectic Wicca” and “self-initiation”.

Well, let’s deal with the easy one first: Self Initiation.
“Self-initiation” is technically an incorrect term, but it is one that you may run into from time to time.
Initiation is a gift of acceptance. To be Initiated means that that a group that you don’t belong to is welcoming you into their fold. It is the opening of a door by another person and inviting you to step through.

You couldn’t declare yourself a Catholic Priest and you couldn’t give yourself a Knighthood. Initiation is the same; it is something that other people give to you, not something that you can give to yourself.

What people often refer to as “self-Initiation” is more correctly termed as a Dedication. This is when a person in a solitary capacity declares that they are going to follow a certain path or certain Gods, often by performing a personal ritual.

Dedication Rituals are absolutely fine for the solitary practitioner and a very good way to give your path a sense of personal meaning and structure, as well as an outspoken declaration to the Gods.
But a dedication like this does not make one a member of Wicca.

Referring back to Gardner, it is interesting to note that he doesn’t really refer to Wicca as a religion; instead he tends to refer to Wicca as a group of people.

This is actually very true to form for both Gardner and ancient Pagan religions. Today “Wicca” is often applied offhandedly to name or describe the religion, but in the strictest sense the religion itself doesn’t really have a name. Although Gardner may reference to Wicca and its beliefs, his implication is that Wicca is the people, not the beliefs and that those who are initiated become Wicca.

As I mentioned, this mirrors the practices of older Pagan religions. In ancient times, it was quite rare to name a religion; however certain groups within that religious community would have names. For example, the Celts didn’t really have a collective name for their religion; however the Druids acted as priests. Not everyone following those Gods and those practices was a Druid. No, Druids were specifically a priesthood of law keepers, lore keepers and advisers. The other people simply went by the name of their tribe. Equally, all of Athens may have paid worship to Dionysus, but there was no name for this “religion”. However, there were the Eleusian Mysteries, but that was a title specifically for the initiated members of that sect.

Wicca is the same. “Wicca” isn’t really the name of the religion, per sé, that is just simply how the religion has become known through ease of speech. But the word “Wicca” is a specific name for that priesthood. In all truth those outside the priesthood that choose to follow the same Gods, don’t actually have a name, but that doesn’t mean that they can just offhandedly take the name of the Priesthood if they aren’t in it.
A Wiccan is a member of the Wicca priesthood.

Gardner certainly seemed to recognise the distinction. When he spoke of Wicca, he did so not in a reference to a religion, but in regards to the people who were initiated into it and that practiced the initiatory rites of that priesthood.

Of course, there are those who, when considering solitary or eclectic practice, like to bring up the root word of “wicca” and “wicce”. I’ve explained before why these words aren’t really applicable in the sense of Wicca, but of course people can be free to use them at their leisure.

These words are simply the old Anglo Saxon for “witch” and although it would be very odd to regress back into such a linguistic anachronism, it is the choice of the individual to do so if they so choose.

However, it must be pointed out that the words “wicca” and “wicce” are not the same as Wicca and do not mean the same thing. Firstly, both words are pronounced “witch-a” and not “wicka”, so when saying these words you sound totally different. Secondly, if you are using the words properly, then only a male can use the word “wicca” and a female has to use the word “wicce” when writing them. They are the sexual definers of the word and the correct way to use them.

But again, neither “wicca” nor “wicce” are in any way the same as Wicca, nor do they in any way imply a practice that is similar to Wicca. In actuality, the implication is that they describe something totally different from Wicca, as one would expect that if an old word is being used, then it is being used to describe something old. Wicca isn’t old and so the words “wicca” and “wicce” can’t be describing it.

Moving onto the subject of “eclectic Wicca” it is proper to examine the grammar of such a phrase.

The word “Wicca” is a noun. It is the name of a priesthood.
The word “eclectic” is an adjective and in this case defines the way in which one approaches Wicca, or implies that Wicca is the sphere within which one is eclectic.

Eclectic means to borrow freely from many different sources. That isn’t what Wicca is. Wicca is a defined religion that exists within a structure of practices and beliefs. Wicca is not eclectic.

If the term is taken to mean that one is eclectic within the confines of Wicca, then that becomes extremely problematic for the non-initiate. Being as there is only a very small amount of Wicca available to the public and it is often mixed up with things that aren’t Wicca at all, it becomes very hard to pick and choose eclectically and still retain a viable practice that is even slightly like Wicca. Basically, you would be taking a very small amount of available information and then skimming it down to even less. This would effectively make it even less Wicca than it was before.

In short, the term is a grammatical anomaly and makes no great sense.

It’s surely hard enough to practice a religion when you don’t know what it is. Practicing such a religion eclectically only makes it further from the target.

Evolution in Wicca
I have seen that there is common habit to suggest that non-initiated Wicca is in some way an evolution of Wicca, making it better and more than it was. Perhaps this is an ironic statement, being as non-initiatory practices only remove from Wicca and in actuality what they remove is the vast majority of the religion’s teachings and beliefs.

It is very difficult to see this as a positive evolution.
But the other problem with this view of Wicca “evolving” outside of initiation is that it completely reveals the ignorance of the real evolution that Wicca is undergoing by somehow suggesting that initiatory traditions are in some way static and unchanging. But the reality is quite to the contrary. That much is clearly evident by the fact that there are now initiated traditions beside Gardnerian Wicca, even though they all derive from Gardnerian Wicca through initiation.

But of course, the other evolutions within Wicca would require an intimate understanding of the real religion.

But we can once again listen to the words of Gerald Gardner, via Fred Lamond, to gain a little understanding as to how the priesthood progresses together: “Gerald was always at pains to tell us: “The Book of Shadows’ is not a Bible or Koran, but a personal ‘cookbook’ or spells that the individual witch has found to work. I (Gerald) am giving you my book to copy to get you started: it contains the spells and rituals that worked for me. As you gain in experience, add the successful spells that you have made up, and discard those that didn’t work for you!”-Fred Lamond, 50 Years of Wicca

I feel it is important at this point to explain what is being said here.

As has been discussed earlier, Gardner’s Book of Shadows is a secret text that defines the core of Wicca and every initiate copies it. It is the basis of Wiccan practice, beliefs, ritual, magic and tradition. As such it is the “core book” if you will and remains unchanged and the fundamental basis for all Wiccans within a coven.

The last line in the quote explains the practice of forming your own coven workings and magics, experimenting with the inner secrets of Wicca and finding what works for you. These things are recorded in a Wiccan’s personal Book of Shadows and those things that did not work a left out of their personal Book of Shadows. Again, the Gardnerian Book of Shadows is not changed; it forms the basis of the religious rites and the starting point for the individual within a coven and the coven entire.

Without access to the Book of Shadows and a coven with which to practice the rites within it, one cannot practice Wicca. As Gardner explained in our earlier quotes, a coven is necessary and the rites rely on a coven.

Wicca is also an experiential religion and requires the group on that level, as the rites are performed.
It has already been outlined that the rites that make up the core basis of what Wicca is, require a coven in order to be performed. But in this the coven becomes doubly significant. As an experiential religion the understanding of the mysteries derives from group practice and communal sharing.
The ritual space is sacred and those within it in many ways become one in their workings. Each person in the coven is an intrinsic part of the whole and each adds their energy, mind, power and understanding to the rites, then through this combined essence and inner unity, the mysteries become manifest and are explored.

The group is essentially a singular and united consciousness that exchanges freely between those within it and in that they become of the same essence.
This is the truth of Wicca, whether one believes it was created by Gardner or not. These are the practices, these are the beliefs. The secrets and majority of the religion are hidden and no one on the outside can practice them because of this. No one on the outside is Wiccan.

Wicca is the named priesthood of this faith. This is how it was created, either by tradition or intent, and this is how it remains today.

© Luthaneal Adams 2008

References:
Ronald Hutton: – Triumph of the Moon – Oxford University Press, 2001, ISBN 9780192854490

Gerald B. Gardner: – Witchcraft Today – Literary Licensing, LLC, 2011, ISBN 9781258175979
The Meaning of Witchcraft – Red Wheel/Weiser (March 1, 2004) ISBN 978-1578633098
High Magic’s Aid – AURINIA BOOKS (July 26, 2010) ISBN 978- 978-0956618207

Philip Heselton: – Wiccan Roots Capall Bann Pub (November 2001)  ISBN 978-1861631107
Gerald Gardner And the Cauldron of Inspiration: An Investigation into the Sources of Gardnerian Witchcraft – Holmes Pub Grou Llc (November 30, 2003) ISBN 1861631640
Witchfather : A Life of Gerald Gardner, Volume 1 – Into the Witch Cult – Thoth Publications (June 1, 2012) ISBN 978-187045080
A Life of Gerald Gardner Volume 2. From Witch Cult to Wicca – Thoth Publications (June 1, 2012) ISBN  978-1870450799.

 

Geplaatst in English articles | Getagged , , , | Reacties uitgeschakeld voor Wicca and Initiation

Recensie: Flexibel geloven

Flexibel geloven. Zingeving voorbij de grenzen van religies
Manuela Kalsky en Frieda Pruim
Skandalon, 2014. 205 p. ISBN 978-94-90708-86-3. € 17,95
Met verklarende woordenlijst.

Voorkant van het boek Flexibel geloven.

“Steeds meer mensen halen religieuze inspiratie uit verschillende levensbeschouwelijke stromingen. Dit boek beschrijft de veelkleurigheid van dit verschijnsel aan de hand van elf boeiende portretten.” Nederland is pluriform geworden, constateren de samenstellers van deze bundel interviews. Maar niet alleen gaan mensen vaker over tot een andere religie dan ze van huis uit meekregen; sommigen laten de oude religie niet los, maar combineren de oude en de nieuwe religie. Omdat ze in beide antwoorden vinden op de vragen die ze hebben, maar niet in een van beide religies antwoord op al hun vragen. Omdat ze in beide religies dezelfde kern vinden. Omdat ze zich niet willen binden aan één religie of omdat ze zich verbonden voelen met beide religies.

“Hier wordt niet gekozen voor het een of het ander, hier wordt bij elkaar opgeteld”, staat in de slotbeschouwing. Die wordt opgehangen aan de roman ‘Het leven van Pi’. Die slaagt er namelijk in om drie religies in zich te verenigen. De meeste gelovigen hadden daar geen moeite mee, maar de geestelijk leiders wel. Nadat de geestelijken probeerden te bewijzen dat de eigen godsdienst toch uiteindelijk de enige ware was, keek iedereen naar Pi. Die alleen maar kon stamelen: “Bapu Gandhi. Alle religies zijn waar. Ik wil gewoon God liefhebben.” Dat verhaal zette Manuela Kalsky op het spoor van multireligieuzen in Nederland. Het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving doet onderzoek naar ‘multiple religious belonging’.

De meeste geïnterviewden kozen zelf voor hun nieuwe religie; één werd bi-religieus opgevoed. Zes van hen zijn ‘flexibele gelovigen’ die elementen uit verschillende levensbeschouwelijke tradities met elkaar combineren. Diana is voorganger in een christelijke gemeenschap en boeddhist. Kaouthar combineert soefisme met elementen uit het christendom, jodendom en boeddhisme. Timo werd agnostisch opgevoed, en is nu Taizé-ganger en druïde. Daniël laat zich inspireren door de mystieke kern die hij als verbindend element in alle religies heeft ontdekt. Rohan is al van jongs af christen én hindoe. Nilgün werd vrijzinnig-islamitisch opgevoed en noemt zich nu multireligieus.
Vijf zijn ‘bekeerlingen’ die in de loop van hun leven wisselden van geloof of levensbeschouwing: van christendom naar hindoeïsme, boeddhisme, jodendom en islam en van atheïsme naar christendom.
“Allemaal vertellen ze openhartig over het verloop van hun religieuze zoektocht en hun oude en nieuwe levensovertuigingen. Ze leggen uit wat ze in religieus opzicht gaandeweg op het spoor kwamen, wat ze achter zich lieten en hoe ze hun nieuwe manier van geloven in hun dagelijks leven vormgeven.”
Frieda Pruim hield de interviews die ieder voor zich zeer lezenswaard zijn. In de eerste zinnen van het eerste interview staat de kern van meerdere verhalen eigenlijk al opgesomd. “Ik ben moslim, ik ben jood, ik ben christen, ik ben hindoe, ik ben boeddhist. … De kern van al die geloven is liefde, dus waarom zou ik moeten kiezen?”

Warm aanbevolen voor iedereen die interesse heeft in religie, of die interesse heeft in de medemens.

Geplaatst in Boeken | Getagged , , | Reacties uitgeschakeld voor Recensie: Flexibel geloven

Tales of Anatolia – from Ankara to Hattuşa and the Hittites – part 1

Many years ago (37 to be exact!) I made the journey from Ankara to Samsun. Little did I realise then how important Anatolian history and culture would influence me later. And how fascinated I would be by the Hittites. I only realised now that I passed Hattuşa (modern day Boğazköy) by 30 kms back in 1977  🙂

But first more background information.

Who are the Hittites?

It is widely acknowledged that the Hittites migrated to Anatolia probably from the area round the Caspian Sea about 2000 BC. There was already a flourishing, highly developed civilisation in existence in the region that would later become the core of the Hittite kingdom.

“City principalities had been established and the country was governed according to a feudal system. Anatolian civilisation at that time was characterised by a high level of craftsmanship in metals of all kinds.” (1)

Evidence of this craftsmanship can be seen even today. Here are some of the bronze statuettes I saw at the Museum of Anatolian Civilisations.

Bull statuette

(Bull statuette, bronze, Alacahöyük, 2500 BC. Museum of Anatolian Civilisation, Ankara)

bull statuette 2

(Bull statuette, bronze, Alacahöyük, 2500 BC. Museum of Anatolian Civilisation, Ankara)

“There is evidence from other finds that statuettes of bulls and stags were cult objects representing deities. It is thought that the cults associated with these animals that formed an important part of later religious beliefs started in the Early Bronze Age. This statuette must have been carried as a standard in religious processions”) (2)

Stag Museum_of_Anatolian_Civilizations027

(Stag statuette, bronze, Alacahöyük, 2500 BC Museum of Anatolian Civilisations, photo Georges Jansoone) (6)

Ceremonial standar

(Ceremonial standard, bronze, Alacahöyük, 2500 BC.  Museum of Anatolian Civilisation, Ankara. “Such ritual objects frequently depict a sun disk flanked by bull’s horns, although they come in many different designs. They are often found as grave gifts in the tombs of important people who were clearly buried with much pomp and ceremony. This standard was made by casting and beating.”) (3)

ceremonial standard sun disc 2

(Ceremonial standard bronze, Alacahöyük, 2500 BC Museum of Anatolian Civilisation, Ankara)

Ceremonial standard sun disc

(Ceremonial standard bronze, Alacahöyük, 2500 BC Museum of Anatolian Civilisation, Ankara)

Figurines in silver and gold, elektron, have also been found.

Elektron goddess, own copy

(Statuette of a woman (idol) silver and gold Hasanoğlan, stray find, end of the 3rd millennium BC. Copy, own collection. Original in the Museum of Anatolian Civilisations.)

“Stylised female figurines representing the Mother Goddess were made of precious metal, stone and clay in the Early Bronze Age. Similar diagonal straps are found on statuettes of the Anatolian Mother Goddess and so must be regarded as a significant part of her attire.” (4)

Female statuette

(Statuette of a woman nursing a child, bronze, Horoztepe, end of the 3rd millennium, Museum of Anatolian Civilisations)

“The Alacahöyük and Horoztepe tombs belong to the Kings of Hatti, the people who lived there at that time. The civilisation and art are, therefore, known by that name. Finds from these sites include bronze figurines of bulls and deer; similar figurines decorated with a coating of electron; solar discs on which the sun and rays are worked together; statuettes of bulls and deer surrounded by a solar disc; and other discs decorated with bull’s horns. There are also small female statues symbolising fertility and motherhood, such as the statues from Horoztepe of a woman nursing her child, a small statuette from Hasanoğlan made of bronze, the head of which is gold and is plated with electron. All of these objects are clearly associated with religious practices. Certain deities and divine symbols are first seen in the Early Bronze Age. For example the motif of an eagle perched on a sistrum became very popular in the latter part of the period. These are precursors of the solar discs, deer and bull cults and mother goddess statuettes found in the Assyrian Trade Colonies and Hittite periods.” (5)

There is also evidence of terracotta and alabaster figurines and pottery. Also the tombs found at Alacahöyük attest to a high degree of civilisation.

“The rich tombs discovered there are rectangular in shape, surrounded by stone walls and roofed with wooden beams. The skeletons are usually in the ‘hocker’ position, with the  knees drawn up to the stomach, and lie in the middle of the room together with grave goods. Soil was placed on top of these wooden beams and plastered to make a flat roof, forming a house for the dead.” (7)

“Ceramic vessels were also found in the tombs. In addition there are weapons made of bronze and gold, ritual solar discs, figurines of deer and bulls, goddess statuettes and sistra.” (8)

Various examples of pottery

(Various examples of pottery including the two-handled drinking cup (depas amphikypellon), Karoglan, mid 3rd millennium BC – Museum of Anatolian Civilisations.)

So by the 2nd millennium BC we can see that Central Anatolia was highly civilised. There is also evidence that there was a connection with the area round Troy not to mention the finds at Çatal Höyük.

The Assyrian Colonies period

The 2nd millennium also marks the beginning of written history and the middle Bronze Age.

“In 1960 BC the Old Assyrian State which was located in northern Mesopotamia established a sophisticated trading system with Anatolia. In this period Anatolia was split up into a number of feudal states, mostly governed by the Hattians… The Assyrian merchants introduced into Anatolia their language, the cuneiform script and the use of cylinder seals… These records were kept on rectangular clay tablets written with a specially shaped stylus using the cuneiform script in the language of Old Assyria…

During the Colony period pottery was commonly produced on the potter’s wheel, written history had begun and the Hittites appeared in Anatolia for the first time. The name of the king of Kanis, Anitta, is known from a cuneiform inscription on a bronze dagger. “ (9)

cylinder seal 1

(Cylinder seal, Archaeological Museum, Istanbul, Morgana 2011)

cylinder seal 2

(Cylinder seal. Archaeological Museum, Istanbul, Morgana 2011)

cylinder seal with clip

(An example of how the cylinder seals were carried using a metal pin. Archaeological Museum, Istanbul, Morgana 2011)

“Around 5000 BC, the region centered in Hattuşa, that would later become the core of the Hittite kingdom, was inhabited by people with a distinct culture who spoke a non-Indo-European language. The name “Hattic” is used by Anatolianists to distinguish this language from the Indo-European Hittite language that appeared on the scene at the beginning of the 2nd millennium BC and became the administrative language of the Hittite kingdom over the next six or seven centuries.

The early Hittites, whose prior whereabouts are unknown, borrowed heavily from the pre-existing Hattian and Hurrian cultures, and also from that of the Assyrian colonisers—in particular, the cuneiform writing and the use of cylindrical seals.

Since Hattic continued to be used in the Hittite kingdom for religious purposes, and there is substantial continuity between the two cultures, it is not known whether the Hattic speakers—the Hattians—were displaced by the speakers of Hittite, were absorbed by them, or just adopted their language.

The dominant inhabitants in central Anatolia at the time were Hurrians and Hattians who spoke non-Indo-European languages (some have argued that Hattic was a Northwest Caucasian language, but its affiliation remains uncertain). For several centuries there were separate Hittite groups, usually centered on various cities. But then strong rulers with their center in Boğazköy succeeded in bringing these together and conquering large parts of central Anatolia to establish the Hittite kingdom.” (10)

In part 2 I will be looking at the Hittite capital of Hattuşa in greater detail. From Ankara where we visited the Museum for Anatolian Civilisations and also the Mausoleum of Ataturk it was a journey of approximately 200 kms to Boğazköy. On the road to Çorum and Samsun.

Morgana taking photos

(Having a great time at the Museum of Anatolian Civilisations… June 2014)

Sources:

(10) http://en.wikipedia.org/wiki/Hittites

(1)    The Hittites – Tahsin Özgüç published by The Museum of Anatolian Civilisations (Donmez Offset Ankara ISBN 975-7523-17)

(2-3-4-5-7-8-9) The Museum of Anatolian Civilisations guide book from the Museum of Anatolian Civilisations (Donmez Offset Ankara – 229 7961 / ISBN 975-17-2198-9. (Photographs from the Museum of Anatolian Civlisations, with thanks to Kemal Contay)

(6) Photo by George Jansoone

 

Geplaatst in English articles | Getagged , , , , | 2 reacties