Kennis in beeld. Denken en doen in de Middeleeuwen
Artesliteratuur in de Nederlanden 8
Andrea van Leerdam et al. (red.)
Uitgeverij Verloren, Hilversum 2014. 196 pag. € 25
ISBN 9065506799
Er wordt wel eens gedacht dat vrijwel alle oude kennis in de loop der eeuwen verloren is gegaan of zelfs opzettelijk vernietigd, en dat de visie op natuur, mens en heelal die naar voren komt in wicca, heidendom en magie slechts met de grootste inspanning, verhulling en geheimhouding behouden kon blijven en kon worden overgeleverd. Bij nadere beschouwing blijkt echter veel uit de ‘geheime en esoterische’ tradities terug te gaan op opvattingen uit de oudheid en/of het christendom, die lange tijd werden gerekend tot de kennis waarover een ontwikkeld persoon diende te beschikken, en die nog altijd hun sporen nalaten in de manier waarop zaken worden afgebeeld, omschreven, ervaren of gewoontegetrouw gedaan.
In de middeleeuwen vormden de zeven vrije kunsten of artes liberales de intellectuele kern van de wetenschap. Er waren drie taalkundige vakken (het trivium van grammatica, dialectica of logica, en retorica of theologie) en vier mathematische (het quadrivium van rekenkunde, meetkunde, muziek en astronomie). De middeleeuwse artes waren geen louter religieuze aangelegenheden. De achterliggende gedachte was wel dat men tot een beter begrip van Gods plan met de wereld en de mensheid kon komen, door inzicht te krijgen in de natuur. Maar men bestudeerde bijvoorbeeld het verband tussen de seizoenen en de gezondheid, en greep daarbij zonder bezwaren terug op klassieke, niet-christelijke auteurs. Ook de zeven planetaire hemelsferen met hun Romeinse godennamen werden probleemloos geïntegreerd in het denken over de invloed van de macrocosmos op de microcosmos van het menselijk lichaam. In de artes magicae (magische kunsten) baseerde men zich eveneens op deze theorieën, bijvoorbeeld bij het maken van een talisman.
Kennis in beeld is de achtste publicatie in de serie Artesliteratuur in de Nederlanden. Dit boek is opgezet als ‘koffietafelboek’ met veel mooie plaatjes, om een breed publiek kennis te laten maken met de middeleeuwse belevingswereld. In deze verzameling artikelen van verschillende auteurs is te lezen over een veelheid aan onderwerpen, waarbij een aantal zaken herkenning zal oproepen bij iedereen die zich een beetje interesseert voor wicca. De vier elementen die de bouwstenen vormen van de stoffelijke wereld, en de vier lichaamssappen of humores die de het menselijk gemoed bepalen. De alruinwortel die op een mens lijkt. Het verband tussen de planeet of godheid Mercurius en kooplui en kunstenaars, tussen Saturnus en boeren of moordenaars, of tussen de maan en de onbestendigheid van het lot. Andere onderwerpen zullen vooral mensen die al wat meer weten over de middeleeuwen bekend voorkomen, zoals het medische gebruik van de kruisboog, de symboliek van het tweegevecht, of de kunst van het sterven. Het boek is niet speciaal gericht op mediëvalisten; het is een aantrekkelijk interdisciplinair kijk- en bladerboek voor een algemeen publiek. Verwijzingen in de teksten en een uitgebreide literatuurlijst achterin het boek zetten geïnteresseerde lezers op het spoor van meer specialistische publicaties.
Het boek is niet uitsluitend bedoeld om belangstellende leken kennis te laten maken met de middeleeuwse denk- en leefwereld. Het wil ook nieuwe vragen oproepen en uitnodigen tot verder onderzoek. Bij mij rees de vraag vanaf wanneer en hoe het Lot of Toeval door de tijd heen in verschillende gebieden of contexten als vrouwelijke figuur of godin is voorgesteld. In de bijdrage ‘Luna en Fortuna’ schrijft Willem Kuiper over de auteur van het zesde-eeuwse boek De consolatione philosophiae (Over de vertroosting van de wijsbegeerte):
“Boëthius was als hooggeschoold Romein intens vertrouwd met de literaire techniek van de allegorie. Hij bedacht een ‘godin’ die hij Fortuna noemde, wat zich in het Nederlands het best laat vertalen als ‘het Lot’. Deze lotsgodin draait aan een rad van fortuin…”
Maar Fortuna als godin of als personificatie van het grillige lot is niet verzonnen door Boëthius. Ze is veel ouder en komt in elk geval al voor in de eerste eeuw v.C. bij de dichters Vergilius en Horatius. In de Fasti maakte Ovidius melding van tempels in Rome die waren gewijd aan deze godin. Werd Fortuna door Boëthius wellicht voor het eerst voorzien van een rad of wiel als attribuut, of associeerde hij haar als eerste met de maan? Of werd wellicht niet Fortuna, maar vrouwe Philosophia voor het eerst in dit boek als een soort godin ten tonele gevoerd? Of vat ik de woorden ‘hij bedacht’ te specifiek op? Dat waren vragen die bij mij opkwamen. Wat ik hierover tot nu toe heb gevonden, is dat Fortuna in de Romeinse keizertijd met verschillende attributen werd afgebeeld, waaronder een rad, maar dat vanaf de elfde eeuw Boëthius’ tekst de inspiratie vormde voor de weergave van het Rad van Fortuin met vier personen, zoals die op kathedralen is te vinden. De personen stelden daarbij de vier stadia van de vergankelijke wereldlijke macht voor: in opkomst, zetelend op de troon, naar beneden tuimelend, en gevallen. Later werden er ook andere betekenissen aan toegekend.
Misschien wel het interessantste artikel voor lezers van Wiccan Rede Online is ‘Hoe een heks een koning ten val brengt’. Helen Wüstefeld bespreekt hierin het schilderij ‘Saul bij de heks van Endor’ van Jacob Cornelisz van Oostsanen. Dit werk is voorzien van de datum 29 november 1526 en dat maakt het mogelijk de schildering te interpreteren als een politiek commentaar op de verdreven Deense koning Christiaan II, die in 1525-1526 vanuit Amsterdam probeerde zijn troon terug te winnen.
In de jaren daarvoor kwam Christiaan II regelmatig over de vloer bij de koopman en intellectueel Pompeius Occo, die zijn financiële belangen behartigde. Occo was tevens de mecenas van de schilder Van Oostanen, die schuin tegenover hem woonde in de Kalverstraat. Christiaan II had ooit een verhouding gehad met het Hollandse meisje Duveke, en de moeder van het meisje, Sigbrit Willemsdr, had een invloedrijke positie bereikt aan het Deense hof. De Denen waren hier niet blij mee en beweerden dat die Sigbrit wel een heks moest zijn. Christiaans financiële situatie verslechterde, waardoor hij ook bij Occo steeds minder welkom was. Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk en aartshertog Ferdinand, familie van Isabella, de vrouw van de koning, zetten Christiaan onder druk om het contact met Sigbrit te verbreken.
Op 29 november werd in de Nederlanden de oogst binnengehaald en het einde van het rekenjaar gevierd. Het is aannemelijk dat het schilderij opgevat kan worden als een ‘afrekening’, of het ‘opmaken van de rekening’ van de situatie van de Deense ex-koning, die net als koning Saul in de Bijbel ten onder ging nadat hij de hulp had ingeroepen van een ‘heks’.
Diverse elementen van dit schilderij maken zestiende-eeuwse opvattingen over hekserij zichtbaar. Er is onder meer een boek te zien met tekens uit de Sleutel van Salomo. Een merkwaardig monster houdt een bolle spiegel op. Naakte vrouwen vliegen door de lucht – een van hen zit op een paardenschedel en draagt een brood dat mogelijk verwijst naar discussies uit die tijd over de transsubstantiatie – en geklede vrouwen in het gezelschap van bokken en een priapische sater roosteren (volgens Helen Wüstefeld) fallische worstjes. Een van hen houdt met één hand een bezem vast die tussen haar benen steekt, en met de andere een beker mal (kwaad) omhoog. Proost!