De dans

De dans, de dans, de wervelende dans, Zij danste aan het begin, Het Oer.

Zij was het die blootsvoets, getooid in al haar zwart en al haar wit, aan het begin stond. Vloeiende Wervelende bewegingen maakte Zij en schiep de Oneindigheid; Haar Oneindigheid in alle kleuren van de regenboog.

Met draaiende rokken, in al die kleuren, tolde Zij rond. Zij tolde en tolde, haar hoofd achterover, de ogen gesloten, glanzende zwierige zwarte lange haren, soepele polsbewegingen; met lichtvoetige huppelpassen maakte Zij, met haar witte hielen diep in het oerstof, het begin van de spiraalvormige oneindige nevels.

En overal èn steeds als Zij haar voeten neerzette, kwam energie vrij, en ontstonden sterrenstelsels, donkere materie en nevels van schijf- en bolvormige structuren.

Het was haar dans, haar dans, die wervelende dans.

Annemarie Kruit

NB Naar de Mythe van Eurynome, Godin van Alle Dingen

Geplaatst in Gedichten / Poems | Getagged , | Een reactie plaatsen

“Daar kan je niet tegenop met je gekweekte groentes”

Yola met een bosje eetbare bloemen. foto © Medeia

Interview met Yola Galinsky

Wat ben je, wat doe je zoal?

Ik ben kruidengeneeskundige, herborist. En wat ik in het dagelijks leven doe, is mensen vertellen over de natuur in zoveel mogelijk aspecten, dus wat is de bodem, wat doen de planten voor de bijtjes en voor de natuur, en hoe kunnen ze je in je tuin eventueel helpen om de bodem te verbeteren. Dat soort dingen. Vooral over eetbare wilde planten vertel ik, en medicinale wilde planten. Ik organiseer wildplukwandelingen, afgesloten met ‘wilde maaltijden’, die we buiten koken op een open vuurtje. En voor mezelf doe ik dat ook, is dat ook iets waar ik mee bezig ben. Ook vanuit de TCM, de traditionele Chinese geneeskunde, die haal ik er ook bij.

Heb je iets met hekserij, paganisme, magie, spiritualiteit…?

Daar heb ik wel iets mee. Niet zozeer dat ik het vanuit de diverse onderdelen kan herkennen, van wat is nou dit en wat is nou dat. Ik weet er weinig van, maar het trekt me wel aan. Voor mij is eigenlijk de aardse spiritualiteit waar ik me mee verbind, om het zo maar te zeggen. Meer het intuïtieve vanuit het contact met planten.

Ik vind het leuk om over van alles en nog wat te horen: verhalen over planten, geschiedenis, oude gebruiken, magische gebruiken. Als ik daarover hoor, denk ik vaak: o ja, dat ga ik ook doen. Maar het blijft vaak bij – als iemand mij dat vertelt, dan stel ik het me voor. Dus de voorstelling is bij mij groter dan de echte handelingen. Dat heb ik ook wel eens gemerkt met andere mensen, die vanuit een bepaalde traditie dingen aanroepen vanuit windrichtingen en zo: dat is niet iets wat bij mij past, om het zo concreet te maken. Zelf ben ik vooral graag onder de planten, en dan kan ik niet altijd vertellen wat ik ervaar. Maar ik voel mij daar heel goed bij.

Als je planten plukt, maak je dan behalve fysiek met je hand ook op een andere manier contact met de plant?

Ja nou ja, wat heet contact maken? Dat is eigenlijk voor mij ook minder iets actiefs dan een gevoel. Dus het gevoel is er wel, maar het is niet zo dat ik een bepaalde handeling of bepaalde woorden heb.

Madeliefjes, kleefkruid, smalle weegbree en andere eetbare wilde planten. foto © Yola Galinsky

Dus je zegt niet zoiets als: bedankt, plant.

Soms wel hoor, soms spreek ik het wel letterlijk uit. En ik kijk ook welke plant wèl, welke niet: hoe ze eruitzien, hoe de uitstraling is. Soms pluk ik iets en dan denk ik: o nee, dat is niet goed. Nu niet dit. Ik praat altijd wel met de planten en begroet ze, en zeg vaak hoe mooi ik ze vind. En als ik wegga zeg ik: dag lieve tuin. Ik praat dus eigenlijk meer met ze als ik ze niet pluk.

Wat ik dan weer wel doe: ik geef altijd mijn urine aan de planten. Dieren doen dat ook. Ik heb ook begrepen dat als jij tekorten hebt, dat de planten daar dan iets mee kunnen. Dat er een soort wisselwerking is, dat zij het weer in evenwicht brengen. Planten brengen altijd alles in evenwicht, toch? Ik vind daar wel wat inzitten, dat alles op elkaar reageert. Je wordt een onderdeel van het geheel.

Kun je iets vertellen over het experiment waar je aan deelneemt?

Het heet The Wildbiome Project. Geïnitieerd door Mo Wilde, een Schotse wetenschapster die aan wild foraging doet, dus wildplukken en koken en alles wat erbij hoort. Dat wil zeggen planten, maar ook dieren en alles eigenlijk wat je uit het wild kunt oogsten, verzamelen en jagen. Ze heeft voorheen zelf, of met een of twee mensen, een jaar lang uit het wild geleefd in Schotland, en twee jaar geleden heeft ze dat met zo’n twintig mensen of zo gedaan, en nu is ze het meer in het groot aan het doen met meer dan honderdtwintig mensen in verschillende landen. In Nederland zijn we met z’n zessen.

Het zijn allemaal mensen die beroepsmatig met planten werken, of die heel veel weten. Je kunt dit niet doen zonder een behoorlijke plantenkennis. Je moet weten wat giftig is en wat je kunt eten, en hoeveel en hoe. Als je iets verwarmt, is het anders dan wanneer je het rauw eet. Je moet ook weten waar je toestemming hebt om te plukken, en hoeveel. Je moet plukken met oog voor de natuur. Verstoor de natuur niet, pluk met respect voor de natuur. Houd rekening met vogels en dieren, die ervan moeten leven.

Hommels hebben ook belangstelling voor wildplukwandelingen. foto © Yola Galinsky

Bij de wildplukwandelingen die ik geef, vertel ik dat altijd aan het begin. We zitten dan eerst rustig met een kopje thee, zodat het goed overkomt en ik het niet tussen neus en lippen door vertel. Ik zou het ook niet aanraden om zomaar over te schakelen op wild voedsel, daar is je spijsverteringsstelsel niet op afgesteld. Zelf voeg ik altijd al veel wilde planten toe aan mijn eten, dat hoefde ik voor dit project niet eerst op te bouwen. Maar echt alleen maar uit het wild eten is wel nieuw voor me. Normaal eet ik ook niet zo veel vlees.

We hebben contact via een groepsapp, daar kunnen we vragen aan elkaar stellen. Iedereen maakt van alles door – dat merk je in het groot, maar ook in ons kleine groepje – van ontwenningsverschijnselen: koffie, suiker, koolhydraten… En er is iemand in Amsterdam, die heb ik een keer opgezocht en zij heeft mij opgezocht. Ook hebben we eens met iemand die daar een vergunning voor heeft een vaartocht gemaakt in de buurt van Breukelen, en daar ganzeneieren geraapt. We wilden eigenlijk met z’n zessen, maar uiteindelijk zijn we met z’n drieën gegaan.

Er horen allemaal onderzoeken bij. We moeten bloed afnemen aan het begin, poepsamples, allerlei lichaamsmaten opgeven, een vragenlijst invullen over hoe het gesteld is met je lichaam, dat soort dingen; en aan het eind nog een keer. Daarnaast moeten we elke dag invullen wat we eten. Zij heeft dat in een app ondergebracht, vanuit de Engelse en de Latijnse namen, met allerlei gewichten en zo erbij: koolhydraten, eiwitten en alles heeft ze daarin ondergebracht. Het heet geloof ik de Wild… de EatWild App. Ik ben daar nog niet aan begonnen terwijl ik al op dag 19 zit, dus dat moet ik allemaal nog gaan inhalen, al dat invullen. Maar ik heb het wel steeds opgeschreven.

Witte en bonte gele dovenetel, daslook, scheuten van inheemse berenklauw, hertenvlees en meer in de pan. foto © Yola Galinsky

Je kunt het voor drie maanden doen of voor een maand. Ik doe het voor een maand omdat ik nog geen voorraden had aangelegd. Ik hoorde het namelijk pas in de herfst. De mensen die het al in de zomer of misschien al in het voorjaar wisten, die zijn gewoon door het hele jaar heen gaan verzamelen, inmaken, drogen, zelfs gerechten maken om in te vriezen. Die hebben dus alles voorbereid, waardoor zij allemaal heerlijke dingen… je kan alles op Instagram volgen: de héérlijkste gerechten!

Er komt in 2026 een nieuwe versie en ik heb het voornemen om dan drie maanden te doen, en me dan wel voor te bereiden, want dat is in de herfst. Dus dan moet je wel voorraden aanleggen. Dan heb ik ook zin om dat allemaal te leren. Eigenlijk heb ik daar nooit zin in, ik denk altijd: het is er nu, dus ik eet het nu. Maar het is ook leuk om te zeggen: er is nu overvloed, dus ik bewaar wat. Daardoor hoef je ook minder in de winkel te kopen.

En misschien krijg je ook een nog beter gevoel voor de jaargetijden…

Béter? Nee, minder!

… omdat je dan moet plannen: dit is er nu, maar volgende maand is het al weer weg.

Omelet van ganzenei met wilde planten. foto © Yola Galinsky

Op die manier. Ja, dat is waar. Ik denk altijd: ik leef in het nu en ik heb een heel goed gevoel voor de jaargetijden, maar eigenlijk heb ik dus veel gevoel voor het nu. Dat is mijn sterke kant, maar ik denk niet in het vooruit.

Als je je voorbereid hebt, heb je wel koolhydraten. Maar ik had niets voorbereid. Ik had toevallig nog wat kastanjes in de vriezer, nou dat zijn koolhydraten. Verder heb ik af en toe een kliswortel geoogst, van zaailingen van vorig jaar. Die gaan volgend jaar bloeien, dus die gaan dit jaar hun wortel groot maken. In de herfst kun je die ook oogsten. Af en toe neem ik daar eentje van. Ik weet dat je ook teunisbloemwortel kunt eten, maar dat trekt me op dit moment helemaal niet aan.

In het begin was ik me er nog niet van bewust dat ik ook naar de wildslager kon gaan, dus ik had ruim dertig ganzeneieren voor de hele maand. Er is wel een limit aan eieren: je mag er vier of vijf per week. Ik dacht: dat is een makkie. Maar ganzeneieren zijn groot, die tellen voor twee. Alleen wist ik dat toen nog niet, dus ik heb in het begin elke dag zo’n ei gehad. En ik raak vrij snel verstopt van eieren; op een gegeven moment kwam er niks meer. Daar heb ik toen van alles voor genomen: ik had gelukkig nog weegbreezaad, teunisbloemzaad, brandnetelzaad… Dat zaad is natuurlijk ook fijn voor de oliën.

Merg uit hertenschenkels. foto © Yola Galinsky

Vetten had ik namelijk ook niet, daar had ik helemaal niet bij stilgestaan, dat je dus vet nodig hebt. Toen ik naar de wildslager ging, heb ik overal geïnformeerd naar vet en er was er gelukkig eentje in Groningen, die had het. Daarvan heb ik wildzwijnvet. En ik heb een pak vet van de rug van het hert. Hij heeft uitgelegd dat je dat kan smelten en ik heb dat buiten gedaan, in mijn heksenketel, op een vuurtje. Ik denk: die geur die wil ik niet in huis. Het ruikt weeiig en een beetje zoetig. Ook dat zwijn, ik vind allebei dat vet niet lekker. En ik heb merg uit de hertenschenkels, dat gebruik ik om groenten in te smoren of een eitje te bakken.

Ik heb niks afgebouwd, gewoon cold turkey met alles gestopt. Sommige mensen waren al langer gestopt met suiker of met dit of met dat, maar ik dacht: dat doe ik niet, want ik weet dat ik weinig voorraad heb, dus alles wat ik nog kan eten om mijn lichaam een beetje op te vetten, heb ik maar gewoon gedaan. Er was ook iemand, die had ineens veel zin in roze koeken, in de tijd ernaartoe. Iedereen was zich heel erg bewust van: nu kan het nog! Ik dacht: ik ga gewoon stoppen en beginnen, want ik ben slecht in afbouwen, sowieso, ik doe liever iets rigoureus dan dat ik er zo rekening mee moet houden.

Een mand vol kruiden uit de kruidentuin op NoordOogst. foto © Antonella Barbella

Ik was bang dat ik ontzettende, knallende koppijn zou hebben, omdat ik dat meestal ook heb als ik één dag griep heb of me niet lekker voel: dan krijg ik ’s avonds hoofdpijn en de tweede dag is het heel erg. Maar nu heb ik dat helemaal niet gehad. En het enige ding wat dat zou hebben kunnen zijn, in mijn beleving, is het aftreksel van de magnolia. Omdat dat ook bitter is. Verder heb ik niks anders aan dingen genomen voor die hoofdpijn. Maar die magnoliabloemen, als je ze kookt dan wordt het heel bitter. Ik wilde eigenlijk niet zo’n sterk aftreksel maken. Maar dat heb ik gedronken en ik heb het gevoel dat het daardoor komt.

Ik ging er eerst ook vanuit dat ik geen zout mocht. Dus ik heb veertien dagen zoutloos, suikerloos en vetloos gegeten. Alleen maar ei, vlees en plantjes. Ook geen knollen. Alleen maar groene blaadjes. Dat vond ik wel heel zwaar. Vooral ’s ochtends merkte ik dat ik heel weinig energie had en ook een beetje wanhopig werd: ik weet niet of ik de dag wel doorkom. Eigenlijk durfde ik niet van huis, maar ik ging toch maar.

En op een gegeven moment had ik een marktdag. Dat is elke eerste zaterdag van de maand op NoordOogst; daar sta ik met plantjes. En toen had ik alleen maar wat kastanjes bij me; ik dacht ik pluk nog wat groene dingetjes, en ik had bouillon van hertenschenkel met wat stukjes vlees erin. Toen nog geen zout. Nou ja, dat was heel zwaar, maar het was ook wel weer een leuk experiment, want ik moest veel doen: veel sjouwen ’s ochtends, de hele dag daar zijn, en dan ook weer sjouwen ’s avonds. Maar uiteindelijk kom ik zo’n dag gewoon door, en dat is fijn om te merken. Later begreep ik dat zout wel mocht en heb ik het een beetje toegevoegd. Maar heel weinig, omdat het niet hiervandaan komt. Het is Keltisch zeezout.

En het is misschien een zijsprongetje maar voor mij wel belangrijk: ik doe dit ook omdat ik al lang wilde uitproberen wat zo’n ketodieet voor mij zou betekenen in verband met mijn lymfoedeem. Zout is dan ook goed om weg te laten. Dus het is niet dat ik nu, omdat ik zout mag, ineens veel zout ga eten. Ik probeer dat nog steeds te minimaliseren. En ook de koolhydraten. Want ik heb nu ook kastanjemeel besteld, maar daar wil ik niet te veel van gaan eten. Ik ga toch proberen zoveel mogelijk dit te doen. Maar ik weet ook dat je wel bepaalde dingen moet eten.

Kruidenthee van verwilderde citroenmelisse. foto © Medeia

Voor mijzelf is het dus ook een ontgifting. En een test, omdat ik altijd, ook al ga ik maar een uur zeg maar een autoritje maken, dan heb ik al eten bij me voor als ik me een beetje wazig voel. Dropjes, of als ik me heb voorbereid worteltjes en nootjes. Ik ben altijd bang, dat is een soort oude angst, dat ik doodga van de honger. Of dat ik flauwval van de honger. Dus dat ik de controle verlies over mijn aanwezig-zijn. Ik heb een eetverslaving gehad en ik los veel emotionele dingen op met eten, met comfort food, en dat is dan niet een handje blaadjes! Maar dat eten zet een filter over de emoties, en als ik er dan later iets mee wil, dan weet ik het niet zo precies meer. Zonder dat filter kan ik er adequater op reageren. Dus dit is heel fijn.

Als ik nu naar mijn tuin op NoordOogst ga heb ik thuis gegeten, en dan neem ik alleen maar vier of acht kastanjes mee, die ik dan ’s avonds soms niet eens heb aangeraakt. Het is een grote overwinning voor mij om te merken dat ik het niet nodig heb om steeds maar iets in mijn mond te stoppen. Dat dat een gewoonte is waar ik van af kan, als ik dat wil. Ook die bouillon doe ik niet meer, omdat ik dan kruidenthee neem van wilde planten. Ik wil proberen om zoveel mogelijk uit de planten te halen.

Je haalt vlees bij de wildslager, je hebt kastanjemeel besteld. Hoe definieer je dat ‘wilde’ in het eten?

Een wilde maaltijd in de maak. foto © Yola Galinsky

Het is niet de opdracht om alleen te eten wat je zelf hebt gevangen en geplukt. Dat is niet de opdracht. Een dier dat wild geleefd heeft en door iemand anders geschoten is: dat mag. En als jij bijvoorbeeld veel daslook hebt en ik veel kraailook, dan kunnen we gewoon ruilen. Maar zelfs onder ons zessen blijken de opvattingen te verschillen. Er is iemand die zegt: ik pluk niks van een boom die al een keer gesnoeid is, want daar is ingegrepen. Maar ik heb begrepen dat het gaat om alles wat in het wild geleefd heeft, niet verzorgd is door mensen en waar geen ingreep geweest is in voeding of leefwijze, dat het daarom gaat. Dus ook niet bemest. Wilde planten, die niet gekweekt zijn.

Groentes die je uit de winkel haalt, zijn allemaal gekweekt om groot en sappig en zoet en crunchy te zijn, en vaak ook heel snel gegroeid. Daarmee zijn veel nutriënten verdwenen die een positieve uitwerking op de darmflora hebben. En daarmee op het hele lichaam, want je algehele gezondheid heeft veel te maken met je darmen. Er is bijvoorbeeld iemand die altijd onder de uitslag zat: dat is nu al weg.

Het is dus geen ‘oerdieet’, en je beperkt je niet tot de echt inheemse planten?

Nee, dat hoeft niet. Het is wel zo dat als je nu naar Sicilië gaat en daar allemaal wilde dingen gaat oogsten, dat dat dan niet helemaal de bedoeling is. Al denk ik dat het voor de nutriënten niet echt uitmaakt waar de wilde planten vandaan komen, of ik ze nou hiervandaan heb of uit Groningen of uit Noord-Frankrijk of waar dan ook. Mensen zijn ook jagers-verzamelaars, ze trekken. Als ik wilde planten uit Zuid-Afrika heb, denk ik dat die ook beter voor me zijn.

Alleen gaat het nu om dit onderzoek en daarvoor moet het echt regionaal, het gebied waar je woont, zodat daar iets in onderzocht wordt… wat ik niet precies kan duiden. Ik dacht eerst dat het alleen maar inheems mocht, maar verwilderd mag ook. En het stuk grond waar ik zit op NoordOogst, daar is ooit een meter afgegraven, meer dan tien jaar geleden, en daar is nieuwe grond op gestort. Daar kan ik niet van weten wat voor grond dat geweest is. Dus het is geen archeologisch onderzoek, het is echt een onderzoek naar wat wilde planten nu doen voor jouw lichaam.

Met name de laatste decennia zijn er door de globalisering maar ook door de klimaatverandering, bijvoorbeeld hier in Amsterdam en omgeving, veel soorten in het wild bijgekomen die hier niet van nature voorkwamen…

Ik denk dat het per persoon zal verschillen of je die wilt gebruiken of niet. We hebben het er wel over in de groep. We hadden het bijvoorbeeld over de springbalsemien, dat je de zaailingen kan eten. Dus ja, dat is niet inheems.

Yola in haar tuin op NoordOogst. foto © Juul van Ginneken

Tamme kastanje schijnt ook pas met de Romeinen deze kant op gekomen.

En Karel de Grote, die heeft van alles voorgeschreven voor kruidentuinen. Maar dat wordt wel als wild gezien, als het inmiddels verwilderd is. Dus kastanje is ook gewoon iets wat mensen doen. Ik eet voornamelijk uit mijn tuin op NoordOogst en wat daar allemaal omheen zit. Mijn stuk grond is 25 bij 25, dus 625 vierkante meter. Daar haal ik het meeste vandaan. Behalve dat ik op een gegeven moment alle brandnetels weggehaald heb en de zwarte en rode bessen gesnoeid, is dat stuk is het meest met rust gelaten, denk ik.

Zevenblad, paardenbloem, duizendblad, al die dingen die stonden er al en die komen steeds terug. Er komen ook planten aangewaaid, en sommige zijn uitgezaaid. Ik heb er ooit een teunisbloem neergezet en die heeft zich uitgezaaid. Teunisbloem is eigenlijk een Noord-Amerikaanse plant. Maar omdat die zich heeft uitgezaaid vind ik dat oké. Ik denk dat het er van afhangt of je planten gewoon hun gang laat gaan en zelf hun plek laat kiezen.

Ik kwam op het idee om jou hierover te interviewen omdat het thema voor dit nummer van Wiccan Rede ‘mens en natuur’ is, en je me al eens iets had verteld van die discussies over wat geldt als ingrijpen in de natuur, en wat wel en wat niet kan…

Ja, en wat is natuur? Ik vind al gauw iets natuur als er planten groeien en bijtjes komen en egels lopen en van alles en nog wat. Maar ik vind wel dat ik te maken heb met stadsnatuur. Oorspronkelijke wildernis is een heel ander ding, dat hebben we eigenlijk niet. Ik denk dat de mens veel aan de bodem doet, maar dat de natuur daar zijn gang wel op gaat. Ik vind iets natuur als het groeit. Je hebt ook muurtjes waar van alles op groeit, dat vind ik natuur op een muurtje. Op een gegeven moment zie je dat die wortels in de stenen gaan. En die stenen zijn natuurlijk gebakken van klei. Dan krijg je een soort samensmelting daarvan en dat vind ik een heel mooi iets in een stedelijke omgeving, om dat te zien. Hoe moet je dat anders noemen dan natuur? Maar het is geen natuurlijke omgeving.

Het is een heel interessante vraag, van die natuur. Want natuur gaat ook zijn gang op plekken die giftig zijn. Net zoals wanneer er ergens een laag zand op gestort wordt. De eerste planten die daar dan komen, gaan met een hele diepe wortel naar beneden om daar voedingsstoffen te halen zodat er weer een compostlaag komt, waar weer andere planten kunnen groeien. Dat bedoelde ik net eigenlijk, toen ik zei dat planten alles in evenwicht brengen. Er zit zoveel zaad in de lucht, dat die planten ergens komen die daar kunnen groeien, en die er baat bij hebben dat te doen.

Paardenbloemen aan het werk. foto © Medeia

Dichtgeslagen grond, daar komt paardenbloem op. Als je op één plek heel veel paardenbloemen ziet: die zijn daar bezig. Een van de functies van de paardenbloem is om lucht en ruimte in de grond te brengen. Maar hij doet dat ook voor zichzelf. Dus het is een wisselwerking. En hij haalt ook de goede stoffen uit zo’n dichtgeslagen grond. Hij moet daar veel moeite voor doen, dat kost kracht, dus het is een sterke plant. Daardoor wordt hij zo goed, denk ik. Als je planten gaat verwennen worden ze wel mooi groot, maar ze hebben niet de kracht van wilde planten die verband houdt met alle ontberingen door vorst, droogte, slagregens, wind en hagel. De klimaatverandering brengt andere ontberingen, maar er zijn altijd wel ontberingen.

Boeketje eetbare bloemen. foto © Medeia

Ik denk dat er meer levenskracht zit in een plant die je direct plukt en gebruikt, dan in een plant die al een tijd op de plank ligt. En dat je de mogelijkheid hebt om precies dat te plukken waar je je toe aangetrokken voelt; dat je tijdens het plukken intuïtief weet wat je nodig hebt en wat je zoekt. Dat is wat anders dan een boodschappenlijstje maken van ‘deze week gaan we paardenbloem en brandnetel eten’. Het buiten-zijn levert ook al heel veel op. Je ziet niet meer alleen een grasveld, maar je ziet ook eetbare planten. Het is een bewustwording van wat er allemaal is, en dat je daar misschien niet eens tegenop kan met al je gekweekte groentes. Je krijgt meer oog voor de omgeving. Je gaat daar beter voor zorgen, en je krijgt meer aandacht en waardering voor het voortbestaan van planten, dieren… en dus de hele natuur.

→ Yola op Instagram: yola_wildpluk

Geplaatst in Interviews | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

‘Natuur is slechts hoe mensen het noemen’

Existing things have no nature – only a mixing and separating of what has been mixed.
Nature is a name given by human beings.
– Empedocles, geciteerd in: Armand Marie Leroi: The Lagoon1

Scala naturae

Op de tentoonstelling ‘De roep van de O’o – Natuur onder druk’ die tot 26 januari dit jaar te zien was in het Allard Piersonmuseum in Amsterdam, was een zestiende-eeuwse indeling van de natuur uitgebeeld die, zo informeerde een bordje aan de wand, terugging op Aristoteles (384 – 322 v.C.). In de hoek van een zaal was een soort gelaagde berg gemaakt, waar fraaie oude afbeeldingen van dieren op de verschillende lagen waren neergelegd en opgehangen. De hoogteverschillen op de berg wezen op een veronderstelde hiërarchie in de natuur, een opgaande lijn in volmaaktheid. Onderaan de hiërarchie bevonden zich ‘onderkruipsels’ zoals insekten en slangen, en daarvandaan klom het omhoog via vissen, vogels en zoogdieren. De top van de berg was voor de mens. Boven de berg in het plafond brandde een groot licht, dat God voorstelde.

De achttiende-eeuwse schrijver Charles Bonnet hanteerde eenzelfde indeling in graden van volmaaktheid als Aristoteles, hier in opklimmende volgorde opgesomd (dus niet visueel als trap weergegeven). Minst volmaakt: anorganisch en niet-bewegend (of onbezield: beide vertalingen zijn mogelijk), dat zijn de mineralen. Dan organisch en niet-bewegend. Dat zijn de planten. (Volgens Aristoteles hadden planten een ‘vegetatieve ziel’.) Vervolgens organisch en bewegend (bij Aristoteles met een vegetatieve en sensitieve ziel): de dieren. En tenslotte het meest volmaakt: organisch, bewegend en verstandig (met vegetatieve, sensitieve en cognitieve ziel): de mens. Afgebeelde pagina uit: Oeuvres d’histoire naturelle et de philosophie de Charles Bonnet, deel 7

Deze visie op de natuur is in Europa eeuwenlang gangbaar gebleven, legde het informatiebordje uit, en voor veel mensen is het nog altijd hoe ze naar de natuur kijken: er zijn lagere en hogere diersoorten en de mens vormt het summum. De mens staat aan het hoofd, bovenaan de berg of ladder (de goddelijke wereld maakte geen deel uit van de berg zelf). Onder de mens staan de dieren, onder de dieren de planten en helemaal onderaan liggen de mineralen.

Aristoteles’ idee over de indeling van de kosmos werd gedoceerd aan de middeleeuwse universiteiten van het Midden-Oosten tot Europa. In Europa worden veel van zijn begrippen traditioneel aangeduid in het Latijn. Aristoteles zelf schreef in klassiek Grieks, maar de kennis van die taal was hier lange tijd verdwenen. Pas in de vijftiende eeuw leerden geleerden in het christelijke deel van de wereld weer rechtstreeks Grieks lezen, maar de wetenschappelijke voertaal bleef het Latijn. De trap van toenemende perfectie die in het Allard Pierson aanschouwelijk werd gemaakt, is daardoor bekend als scala naturae.

De orde van belangrijkheid uit de scala naturae is te herkennen in het denken over morele keuzes. Mensen keuren het over het algemeen af wanneer andere mensen worden mishandeld of gedood. Wanneer het over dieren gaat, raken de meningen verdeeld. Mogen dieren worden gedood als ze een ziekte hebben die voor mensen gevaarlijk is? Zijn dierproeven acceptabel? Mag je vlees eten? Om mishandeling of het doden van planten en bomen maken maar weinigen zich druk en het uitbuiten van mineralen kent zo goed als geen uitgesproken tegenstanders.

Natuurverschijnselen zoals zonlicht en wind komen in de reeks mineralen-planten-dieren-mensen helemaal niet voor. Bezwaren tegen het onderwerpen van deze ‘onbezielde’ krachten om energie op te wekken, richten zich doorgaans op risico’s die de benodigde installaties vormen voor mensen en dieren. Men vraagt gewoonlijk niet of het ethisch verantwoord is om een stuwdam met elektriciteitscentrale te bouwen zonder daarvoor eerst toestemming te vragen aan de rivier, of om zonder overleg met de aardlagen naar gas te boren.

Wel gaan er wereldwijd stemmen op om, in navolging van een besluit uit 2017 over de Whanganui-rivier in Nieuw-Zeeland, wateren, bossen, natuurgebieden of andere ecosystemen formeel rechten toe te kennen,2 maar dit lijkt niet overal eenvoudig te realiseren. Het is des te moeilijker omdat politieke en economische grootmachten hoogst geïnteresseerd zijn in het zich goedschiks of kwaadschiks toeëigenen van zo veel mogelijk olie- en mineraalrijke gebieden (of hemellichamen) – en niet om daar de rechten van de natuur te gaan behartigen.

Wat is ‘de natuur’?

Wat is ‘de natuur’ eigenlijk? Wij denken daarbij in de eerste plaats aan bomen, planten, dieren en schilderachtige landschappen. Maar ‘natuur’ zit ook in het woord natuurkunde. Voor de studie of kennis van dieren en planten (en mensen) gebruiken wij een ander woord: biologie, de wetenschap van het leven (Grieks: βίος (bios): leven, levenswijze), of van levende wezens. De natuurkunde of fysica houdt zich bezig met natuurkrachten: de krachten die werkzaam zijn in de wereld en maken dat de dingen gebeuren zoals ze gebeuren. Het begrip ‘natuur’ wijst daar niet zozeer op het direct zichtbare, maar op iets onderliggends dat de zichtbare gebeurtenissen verklaart.3 En dan met name de krachten in wat de ‘niet-levende natuur’ wordt genoemd, want de levende natuur behoort tot het domein van de biologie.

Aristoteles verdeelde de wereld graag in overzichtelijke deelterreinen, maar het onderscheid tussen natuurkunde en biologie maakte hij niet op de manier zoals wij dat kennen. Het begrip biologie ontstond namelijk pas in de negentiende eeuw; het woord fysica is ouder dan dat. Een boek4 van Aristoteles staat vanouds bekend als zijn Physica.5 Fysica is afgeleid van het Griekse woord φύσις (fysis), dat als ‘natuur’ kan worden vertaald. Maar fysis is afgeleid van een werkwoord dat dingen als ‘ontstaan’ en ‘geboren worden’ aanduidt. Een studie van de fysis ging voor de oude Grieken over alle denkbare natuurverschijnselen, waarbij het leven misschien wel het intrigerendste natuurverschijnsel was. Aristoteles’ hiërarchische indeling van de natuur, die in het Allard Pierson aanschouwelijk werd gemaakt, is overigens niet ontleend aan zijn Physica maar is te vinden in andere boeken.

Hemelkaart van het stelsel van Ptolemaeus. Anoniem, 1660. Ptolemaeus (87 – 150 n.C) was een geleerde in Alexandrië die net als Aristoteles de aarde in het centrum van het heelal plaatste. In de wereld van het ondermaanse (mundus sublunaris) bevinden zich de vier elementen. De maan, de zon, de planeten en de sterren met de dierenriem bewegen zich allemaal in een eigen sfeer om de aarde heen. Deze indeling van de hemelen was eeuwenlang toonaangevend. De geleerden links- en rechtsonder op de plaat stellen mogelijk Aristoteles en Ptolemaeus voor. Collectie Rijksmuseum

Op basis van de hem beschikbare informatie veronderstelde Aristoteles dat de zon, planeten en de sterren niet aan verandering onderhevig waren. Zij waren onsterfelijk/onvergankelijk en bewogen eeuwig op dezelfde manier in perfecte cirkels om de aarde heen. Maar hierbeneden was alles voortdurend in verandering. Tussen de woelige wereld en de volmaakte hemelen in bevond zich de sfeer van de maan, die weliswaar een hemellichaam was, maar met de verschillende maanfasen toch een klein beetje veranderlijk.

Voor Aristoteles was het idee van een schepping of ontstaan vanuit het niets ongeloofwaardig. De wereld moest er eenvoudig altijd al zijn geweest en zou er altijd zijn en aan dat geheel kon niets worden toegevoegd of eruit weggenomen. Maar iedereen kon zien dat dingen hier op aarde niet eeuwig hetzelfde bleven: planten kwamen op en groeiden en gingen dood. Mensen en dieren werden geboren en stierven uiteindelijk. Voedsel veranderde in lichaam en afvalstoffen. Wat daar gebeurde, hield volgens Aristoteles in dat de verschillende deeltjes waaruit alles was opgebouwd, en die zelf wel altijd hetzelfde bleven, voortdurend met elkaar vermengd raakten of van elkaar los raakten, en van plaats veranderden.

Vier elementen

Aristoteles meende dat alles in de natuur op aarde bestond uit vier elementen die de lezers van Wiccan Rede bekend zullen voorkomen: aarde, water, lucht en vuur. Die vier elementen kwamen zelf weer voort uit oermaterie (prima materia), maar de oermaterie zelf kon, in tegenstelling tot de elementen, niet in de natuur worden waargenomen. Soms was er sprake van nog een vijfde element, quinta essentia, (‘vijfde essentie’ of quintessens) genoemd, of ook wel aether. Mogelijk werd hiermee hetzelfde bedoeld als met de oermaterie. Aether was het element waaruit alles in de onvergankelijke hemelen was gevormd.

‘Nieuwe ende alderneerstighste onderscheydinghe der elementen, van Antonius Saliba (…)’, 1695 – 1712. De wereld van de vier elementen volgens Aristoteles, met latere toevoegingen zoals de hel helemaal binnenin de aarde. In de buitenste sfeer van vuur voelen feniksen en salamanders zich thuis. In de sfeer daaronder zijn onder meer een staartster, een vliegende draak en een vurig zwaard te zien. In de twee luchtlagen boven de sfeer van het water onder meer een kikkerregen. Her en der zijn kleine duiveltjes te vinden. Collectie Rijksmuseum

De vier elementen konden volgens Aristoteles net als de planeten eigenlijk in concentrische ringen (sferen) om en over elkaar heen worden gesitueerd. Het aardse element had zijn plaats in het midden van alles. Daaromheen was de sfeer van het water, dan die van de lucht, en het vuur was het dichtst bij de maansfeer. De elementen werden gekenmerkt door de eigenschappen koude of warmte en droogte of vochtigheid en die eigenschappen konden in elkaar overgaan, waardoor een element in een ander kon veranderen. Zo kon iets als dor hout, waarin het element aarde de overhand had – dat hield in dat het vooral droog en koud was – veranderen in een vuurtje, wanneer de kou plaatsmaakte voor hitte. Vuur werd namelijk gekenmerkt door droogte en hitte. Maar het meeste in de natuur bestond uit samenstellingen waarin de elementen niet zo individueel herkenbaar waren als het element vuur in een vuurtje, of het element water in een rivier.

De aard (natuur) van de elementen was echter om terug te willen bewegen naar hun eigen sfeer, en daarom zakte aarde in water naar beneden, zolang er niets gebeurde om dat te verhinderen, en stegen de vlammen en de rook van het vuur door de lucht omhoog. Dat een steen omlaag viel, werd pas eeuwen later door Newton (1643 – 1727) verklaard door de zwaartekracht, het idee dat een grotere massa (de aarde in dit geval) een grotere aantrekkingskracht uitoefent dan een kleinere (de steen). Voor Aristoteles was het eerder een kwestie van ‘soort zoekt soort’: de steen bewoog in de richting van de aarde omdat de sfeer van de aarde zijn natuurlijke plaats was.

‘Over de natuur’

Aristoteles was niet de eerste die het had over elementen waaruit alles was gevormd. Diverse denkers, die soms worden samengevat onder de noemer ‘presocratische natuurfilosofen’, hadden vanaf de zesde eeuw v.C. al diverse ideeën in die richting geopperd, dikwijls in geschriften met de titel Over de natuur.6 Volgens de één7 was water de basis van alles, volgens een ander vuur,8 volgens weer een ander iets onbepaalds,9 en nog een ander10 hield het op ondeelbaar kleine deeltjes, die hij ‘atomen’ (van ἄτομος (atomos): niet meer deelbaar) noemde. Het achterliggende idee was dat het beste leven voor de mensen een leven in overeenstemming met de natuur was, en om die overeenstemming te kunnen bereiken moest men weten hoe de natuur in elkaar stak.

De Siciliaanse Empedocles (± 490 – 423 v.C.) was volgens Aristoteles de eerste die schreef over de vier ‘wortels’ of elementen die in verschillende verhoudingen alles in de wereld vormden, en over twee krachten die hierop inwerkten waardoor de dingen steeds weer veranderden. Alleen waren die twee krachten bij Empedocles niet zoals bij Aristoteles warmte/koude en droogte/vochtigheid, maar Liefde en Haat, die hij niet altijd precies zo noemde. Liefde kon bijvoorbeeld ook Harmonie heten, of Afrodite.

En de elementen noemde hij niet altijd aarde, lucht, water en vuur. Vuur kon hij bijvoorbeeld zon noemen, of water zee. Hij duidde de elementen ook wel aan met godennamen: water was de godin Nestis;11 vuur was Hefaistos of Hades (scheppend of vernietigend vuur), of Titaan; lucht was de wolkenverzamelende Zeus; en Hera was de vruchtbare aarde. Dat is althans wat moderne geleerden opmaken uit wat er van zijn werk is overgebleven.

Empedocles ging waarschijnlijk uit van cycli van kosmisch ontstaan, waarin de elementen onder invloed van Liefde samenkomen, en kosmisch vergaan, waarin zij zich van elkaar verwijderen onder invloed van Haat. De wereld zoals wij die kennen zit ergens tussen totale Liefde en totale Haat in. In een fragment dat volgens professor Peter Adamson in zijn podcast History of Philosophy Without Any Gaps niet zou misstaan in een horrorfilm, beschrijft Empedocles een stadium waar de Liefde minder sterk was als nu: “Daar ontsproten veel hoofden zonder nekken / en losse armen doolden er rond, verstoken van schouders, / en er zwierven eenzame ogen, die een voorhoofd ontbeerden. / De ledematen dwaalden rond zonder verbinding met andere lichaamsdelen.”

Empedocles verkondigde net zoals een aantal andere presocratische filosofen zijn filosofie in dichtvorm, en net zoals van het werk van veel oude denkers is het zijne slechts in fragmenten bewaard gebleven of teruggevonden, wat de interpretatie bemoeilijkt. Veel informatie over deze filosofen is afkomstig van Aristoteles en andere schrijvers. Er zijn beschrijvingen over hoe Empedocles in flamboyante kleding en bronzen sandalen rondliep en zichzelf als een god presenteerde. Men kan zich afvragen of die rondzwervende losse hoofden en armen niet eerder een vorm van poëtisch amusement waren, of iets om de nieuwsgierigheid naar zijn filosofie te prikkelen, dan dat ze volkomen serieus bedoeld waren. Aristoteles vond dat Empedocles onduidelijk schreef. Zelf pakte hij het prozaïscher aan.

Indelingen en rangordes

Aristoteles hield van indelingen maken. Hij verdeelde het universum in hoog (boven de sfeer van de maan) en laag (onder de maansfeer). Hij verdeelde het ondermaanse in elementen. Hij verdeelde de wereld in zeven klimaten, allemaal met hun eigen kwaliteiten (het Griekse klimaat was het beste). Hij verdeelde de natuur in een opgaande trap, vanaf de mineralen omhoog tot aan de mens. Hij verdeelde de treden van die trap weer verder, in verschillende groepen of families, gebaseerd op gemeenschappelijke kenmerken.

Hij hanteerde daarbij een ruimtelijk systeem waarbij de mens het uitgangspunt was, met aan de bovenkant het deel dat voedsel inneemt; onderaan was het deel waar er weer iets uitkomt; de voorkant was de kant waarheen het lichaam zich beweegt en de achterkant en links en rechts konden worden afgeleid uit de plaats van de voorkant. Wezens bij wie de posities van de delen het meest overeenkwamen met de posities die ze bij de mens hadden, stonden het dichtst bij de mens. Planten namen volgens Aristoteles voeding tot zich via hun wortels en scheidden vruchten af aan het andere eind. Zij stonden dus behoorlijk ver van de mens af en leefden als het ware ondersteboven. Nog aan het eind van de twintigste eeuw heb ik iemand horen vertellen dat men zich in de spirituele communicatie met bomen op de wortels en het onderste deel van de stam moest richten, omdat dat gedeelte het meest overeen zou komen met het hoofd van de mens.

Portret van Linnaeus in Sami-kleding, zoals dit te zien was op de tentoonstelling ‘De roep van de O’o. Natuur onder druk’ in het Allard Pierson. In zijn rechterhand houdt de natuurvorser een bescheiden plantje, dat hij iets minder bescheiden naar zichzelf noemde: het Linnaeusklokje (Linnaea borealis). In zijn linkerhand, nog net te zien in de hoek van het schilderij, een sjamanentrommel van de Sami, die hij eveneens bestudeerde. Foto: PZ

Vele eeuwen na Aristoteles bouwde de wetenschapper Linnaeus (1707 – 1778) voort op Aristoteles’ classificaties, in het boek Systema naturae (Het systeem van de natuur), dat voor het eerst in 1735 in de Nederlanden verscheen. Er zouden nog vele gewijzigde herdrukken volgen. Naar verluidt veroorzaakte Linnaeus’ systeem nogal wat ophef omdat hij de planten indeelde naar hun geslachtskenmerken. Dat vond men niet netjes.

Net als Aristoteles ging Linnaeus uit van een rangorde in de natuur, van het meest simpel (ijzer) tot het meest complex (de mens). Hij beschreef drie ‘koninkrijken’ in de natuur: dat van de dieren, de planten en de stenen of mineralen. De mens vormde geen apart rijk meer. Darwin (1809 – 1882) wordt gewoonlijk aangewezen als degene die onthulde dat de mens geen eigen hoge traptree op de scala naturae innam, maar verwant bleek aan andere primaten, maar daarin was Linnaeus hem al voor geweest. Wat nieuw was aan Darwins evolutietheorie was het aspect tijd: soorten konden niet alleen aan elkaar verwant zijn – dat konden ze bij Aristoteles al – maar de ene soort kon ook uit een andere zijn ontstaan. Het idee dat complexere, later ontstane soorten verder ontwikkeld waren en daarmee hoger stonden, hield evengoed nog stand zodat de mens voor velen nog altijd bovenaan stond en de hoogste intelligentie kreeg toegedicht. Nog altijd is het voor menigeen verrassend wanneer bijvoorbeeld kraaiachtigen of octopussen bijzonder intelligent blijken te zijn, naar menselijke maatstaven gemeten.

Het probleem met hiërarchische visies op de natuur

Een benadering van de natuur als hiërarchisch geordend met de mens bovenaan of anders toch op een gedeelde eerste plaats, is van invloed op de manier waarop de mens met de overige natuur omgaat: de mens is dan de baas. Een goede baas heeft oog voor de noden van zijn ondergeschikten en staat open voor klachten en adviezen, maar hij is wel de baas. Dit is eigenlijk nog altijd hoe het natuurbeleid wordt vormgegeven. Het is uiteraard lastig om rechtstreeks met dieren, landschappen of weersystemen te overleggen. Moeten vulkaanuitbarstingen worden uitgelegd als uitingen van aardschollen en zo ja, wie kan die uitingen dan begrijpen?12

“Hoe is het bestaan voor een uil?” was een vraag in een aflevering van televisieprogramma QI.13 Omdat uilen uitzonderlijk goed kunnen horen, opperde Alan Davies: luidruchtig. “Luidruchtig, oké”, antwoordde quizleidster Sandi Toksvig. “Maar dit is het punt: we hebben het over iets genaamd Umwelt, dat is het idee dat ieder levend wezen op aarde zijn eigen unieke manier heeft om zijn omgeving te begrijpen. Wij kunnen objectief analyseren welke zintuigen een uil heeft, maar we kunnen nooit werkelijk weten hoe het is om een uil te zijn.”

Toch bestaan in Nederland sinds 2022 enkele zoöps of zoöperaties, organisaties waarin alle levende wezens (Grieks: ζωος (zōos) = levend) een stem hebben in de besluitvorming. De niet-menselijke belangen worden daarbij vertolkt door een onafhankelijke ‘Spreker der Levenden’. Misschien kunnen we strikt genomen niet weten hoe het is om een uil te zijn, net zomin als we strikt genomen kunnen weten hoe het is om iemand anders te zijn. Maar we kunnen ons inleven in iemand anders, en we kunnen de omstandigheden van gebeurtenissen onderzoeken om te zien of daar aanwijzingen zijn te vinden die een andere benadering van ons vragen. Gaat die boom dood van ouderdom, of is de grond vergiftigd, of is er iets anders aan de hand? Het is mogelijk om te zoeken naar manieren waarop de verhouding tussen mensen en de rest van de natuur gelijkwaardiger kan worden gemaakt, naar situaties waarin het menselijke belang niet per se op de eerste plaats hoeft te komen.

Andere mensen

Maar tot de rest van de natuur behoren ook andere mensen. Aristoteles dacht dat slavernij een natuurlijk verschijnsel was. Hij onderscheidde (natuurlijk moest hij weer een onderscheid maken, al geloof ik niet dat dit onderscheid consequenties had voor de praktijk) ‘legale slaven’, dat waren mensen die tot slaaf waren gemaakt, en ‘natuurlijke slaven’. De laatsten waren mensen die niet slim genoeg waren om zelf na te denken; zij moesten gecommandeerd worden en waren vergelijkbaar met lastdieren. Vrouwen waren van nature minder hoogstaand dan mannen, maar wel iets hoger dan slaven. Het was volgens Aristoteles vanzelfsprekend en wenselijk dat vrije mannen de baas waren over vrouwen en slaven. Net als de elementen hadden verschillende mensen hun eigen ‘natuurlijke plaats’.

Ook de evolutietheorie is door menigeen op een hiërarchische manier uitgelegd waar het mensen betrof. Mensen met een donkere huidskleur zouden primitiever, minder ver geëvolueerd zijn dan die met een lichtere huid. Bleke Britten uit de hogere kringen stonden volgens de mannen van WC-eend, ik bedoel volgens die Britten zelf, helemaal bovenaan de ladder en hadden de taak de rest van de mensheid te leiden. Andere koloniale machthebbers (zoals aan deze kant van het Kanaal) en missionarissen zagen zichzelf op een vergelijkbare manier.

‘The White Man’s Burden’ is de titel van een gedicht van de Brit Rudyard Kipling waarin hij de Amerikanen opriep het voorbeeld van de Britten te volgen en de ‘last’ op zich te nemen om ‘minder ontwikkelde’ volkeren naar de westerse beschaving te voeren. Dat ging natuurlijk het best wanneer de desbetreffende gebieden werden ingelijfd bij het eigen rijk. De publicatie van het gedicht in februari 1899 viel samen met het begin van de Filippijns-Amerikaanse oorlog. Behalve de Filippijnen bezetten de Amerikanen in die periode ook Puerto Rico, Guam en Cuba. Deze spotprent door Victor Gilliam verscheen in het Amerikaanse tijdschrift Judge op 1 april 1899. Afbeelding via Wikipedia

Meer en meer raken groepen die vroeger als ‘hoger’ werden aangeslagen die status nu kwijt en dat leidt nogal eens tot conflicten. Filosoof Eva von Redecker denkt dat het idee van ‘bezit’14 hierin een cruciale rol speelt: “Vrouwen en mensen van kleur waren vroeger het wettelijke eigendom van de witte westerse man. En hoewel de instituties die die beschikkingsmacht garandeerden nu zijn verdwenen, probeert het dominante systeem toch de macht en controle in stand te houden. (…) Hoe dat doorwerkt zie je bij femicide. Het zijn juist de mannen die zeggen, ‘ik zou alles voor haar doen, ik leef voor mijn vrouw’, die uiteindelijk in staat zijn haar te vermoorden wanneer er jaloezie en angst voor verlies bij komt kijken. Er is een belangrijk scharnierpunt waarbij willen controleren en bezitten overgaat in agressie: de vernietiging van fantoombezit.”

Thijs de Zeeuw, ‘Spreker der Levenden’ in Amsterdam-Noord, ziet een duidelijke overeenkomst tussen uitbuiting van mensen en uitbuiting van de natuur. Op een voormalige scheepswerf zijn bomen en planten neergezet om de vervuilde grond te zuiveren. Die “worden letterlijk gebruikt om het vuile werk op te knappen. Net als de havenarbeiders hier op de scheepswerven”. Voor de voormalige havenarbeiders zijn er inmiddels zorgvoorzieningen. Maar de bomen moeten aan het eind van hun arbeidsperiode bij het chemisch afval.

Zoeken naar alternatieven

Het is niet nodig of zinvol om alle indelingen die terug te voeren zijn op Aristoteles compleet overboord te gooien. Classificaties hebben wetenschappelijke waarde. Indelingen waarmee Aristoteles begon, zijn in de loop der tijd steeds bijgewerkt naar nieuwere inzichten. Zo werden paddenstoelen lange tijd ingedeeld bij het plantenrijk, maar vormen ze tegenwoordig met schimmels een eigen rijk. Ook bepaalde dieren of planten die eerder tot de ene familie werden gerekend, kunnen nu tot een andere worden gerekend. En sommige dieren die bij Linnaeus nog werden genoemd, zoals draken en eenhoorns, worden door de huidige wetenschap helemaal nergens meer bij ingedeeld.

Het idee van de vier elementen is inmiddels in de wetenschap uitgegroeid tot het periodiek systeem van elementen, waar nog steeds nieuwe elementen bij worden gevonden. Op dit moment zijn het er 118. De klassieke vier elementen zijn een andere weg ingeslagen en leven vooral symbolisch voort, met name in magische of semi-magische denkwijzen en typeringen zoals de astrologie, de biodynamische landbouw of de Myers-Briggtest. Zo’n indeling wil wel eens leiden tot al te starre oordelen, in de trant van: die vijf arbeiders zijn allemaal luchttypes dus die moeten in verschillende ploegen komen want anders zitten ze maar te kletsen en komt er niets tot stand. Helemaal dubieus wordt het wanneer de elementen niet in een egalitaire cirkelvorm worden gedacht, maar in een kwalitatieve rangorde, en bijvoorbeeld iemand vanwege een dominantie van het element vuur in haar horoscoop zonder aarzelen een ‘natuurlijk leiderschap’ krijgt toegedicht. Bij dergelijke associaties is grote voorzichtigheid geboden en er zijn andere, niet-symbolische aanwijzingen nodig om zulke veronderstellingen te staven.

“Ziet hier, ô kinderen, de vier hoofdstoffen samen verbeeld: lucht, water, vuur en aarde…” Onder de afbeeldingen van de vier elementen een berijmde uitleg van de goden, dieren en zaken die bij de elementen zijn afgebeeld. De kinderen werd aangeraden de elementen goed te bestuderen, maar de ‘heidense’ verhalen niet te serieus te nemen: het is allemaal ‘beuzeltaal’. Prent uit 1806 – 1830. Collectie Rijksmuseum

Maar een indeling in vieren blijft zeer bruikbaar als geheugensteun: de twaalf tekens van de dierenriem bijvoorbeeld zijn makkelijker te onthouden in groepjes van vier elementen (of anders vier seizoenen) dan met twaalf tegelijk. Aan zo’n indeling kun je associatief weer andere dingen koppelen. Bij zo’n ordening hoeven bepaalde delen niet boven andere te worden gesteld. Net als de seizoenen verschillen ze van elkaar in hoedanigheid, maar het ene is niet belangrijker dan het andere. Mensen hebben vaak wel een voorkeur, maar die voorkeuren kunnen verschillen zonder dat iemand daarbij per se gelijk en een ander ongelijk heeft. In deze tijd waarin veel mensen een smartphone op zak hebben waarmee ze op elk moment informatie kunnen opzoeken, lijkt het minder belangrijk om dingen zelf te onthouden. Toch kan het geen kwaad om in jezelf een extra manier te hebben om informatie op te slaan en op te roepen. Een ‘geheugenpaleis’ met vier elementaire muren of hoeken op gelijk niveau vormt daarvoor een goede denkstructuur.

Minder een beroep doen op energieverslindende servers zou de natuur ongetwijfeld ten goede komen. Minstens zo belangrijk is echter dat we niet alleen ons geheugen, maar ook ons voorstellingsvermogen trainen. Dat we ons oefenen in andere manieren van denken over onze omgang met de wereld om ons heen, waarbij vaste noties en waardeoordelen (in elk geval tijdelijk) terzijde worden gelegd, zodat in elke situatie steeds weer gezocht kan worden naar wat daar, op dat moment, de meest passende benadering lijkt.

Poëzie, kunst, mythen, mystiek

Is, om eens iets te noemen, wetenschappelijk proza in alle gevallen de beste manier om de natuur te benaderen? Wetenschapster, schrijfster en ontdekkingsreizigster Arita Baaijens heeft daar na haar ervaringen in andere culturen bedenkingen bij gekregen. “Niet dat ik in het bestaan van natuurgeesten geloof. Ik voelde dat verering geen vage poespas is, maar een uiting van een relatie met levende natuur waar wij deel van uitmaken.” Sindsdien zoekt ze naar een taal15 waarin die relatie tot uitdrukking kon worden gebracht in onze eigen cultuur. “Hoe breng je dat over? Ik vind dat heel lastig”, zei ze in het radioprogramma Vroege Vogels. “Ik heb gesproken met mensen die de energietransitie op zee begeleiden en van goede wil zijn, maar weet je, uiteindelijk: targets, doelen, dingen moeten gehaald worden… We spreken een verschillende taal.”

In haar boek Paradijs in de polder schreef ze: “Wat we nodig hebben zijn nieuwe woorden waarmee we elkaar kunnen vertellen wat ertoe doet en wat het leven de moeite waard maakt. (…) We zoeken eigentijdse woorden en beelden, vitaal, aansprekend, vernieuwend en verbindend. Taal, kortom, die ons eropuit stuurt om te verkennen wat we over het hoofd hebben gezien.” En in het recent verschenen In gesprek met de Noordzee – Op zoek naar een nieuwe relatie met de natuur schrijft ze: “De truc is het denkende brein vrijaf te geven. Dat brein doet namelijk de hele dag niets anders dan signalen uit de chaotische wereld zo presenteren dat het resultaat klopt met wat de denker denkt dat waar is. Uitvinders, kunstenaars en topwetenschappers weten daar alles van, zij stappen ook regelmatig uit die bubbel om de wereld als Alice in Wonderland tegemoet te treden.”

Voor dit laatste boek ging ze onder meer met stemkunstenares Hanna Tuulikki naar Schotland, waar de kunstenares een lied voor de grijze zeehonden zong. Die waren aanvankelijk nergens te bekennen, maar ze kwamen aangezwommen om te luisteren naar het lied. “Onderzoekend en belangstellend kijken we elkaar aan, de zeehonden en ik, alsof we elkaar ergens van kennen en ons suf peinzen wie de ander ook alweer is.” Door deze ervaring leerde Baaijens de verhalen over selkies en over verdronken zeelieden die zeehonden werden beter te begrijpen. “En dan zien en horen de besnorde torpedo’s ook nog eens bovenmenselijk goed. Zouden ze om die reden in Schotland bekendstaan als zieners en raadgevers?”

Moreel besef van elementen

In haar podcastserie Taal voor de toekomst – In gesprek met de Noordzee sprak Arita Baaijens met wetenschappers en kunstenaars. In de zevende aflevering ‘Over taal die ademt als eb en vloed’ kwam hoogleraar Iraanse en Perzische Studies, schrijver en vertaler Asghar Seyed-Ghorab aan het woord over poëzie en mystiek.

De podcastmaakster leek van hem te willen horen dat mystiek en metaforen in het Nederlands, in tegenstelling tot het Perzisch, niet goed mogelijk waren, maar Asghar Seyed-Ghorab wierp tegen dat het Nederlands vol spreekwoorden en metaforen zit en dat de literatuur wel degelijk mystieke poëzie kent. Maar hij gaf toe dat het Nederlands de afgelopen decennia zo sterk is veranderd dat zijn studenten oudere teksten, bijvoorbeeld uit de jaren ’50 of ’60, al niet goed meer begrijpen. Metaforen vinden ze ook moeilijk. Zij willen dat hun docent zich duidelijk uitdrukt, concreet dingen benoemt. “Nederlands is een zakelijke taal, tenminste in mijn ervaring”, zei hij. “Als je een beetje metaforen gebruikt dan ben je meteen dromerig, poëtisch; en je wordt eigenlijk uitgesloten, in een hoek geduwd: met jou zijn geen zaken te doen, je bent niet serieus.” In het Perzische taalgebied behoren gedichten, en daarmee een poëtische of metaforische manier van spreken, veel meer tot het dagelijks leven. Het is niet iets van de elite; iemand hoeft zelfs niet te kunnen lezen om verscheidene versregels uit het hoofd te kunnen citeren.

De profeet Ibrâhîm (Abraham) is op bevel van koning Nimrûd met een grote katapult in het vuur gegooid. Maar binnen in het vuur is een paradijselijke tuin ontstaan waarin de profeet op een troon zetelt. Qisas al-Anbiyâ (Profetenverhalen), fol.26. Perzisch, ca. 1580. Spencer Collection, The New York Public Library

Baaijens wilde weten of in het Perzisch bijvoorbeeld het land of de wind spreekt. Asghar Seyed-Ghorab: “Daar komen we op het niveau van metaforen (…) Maar bijvoorbeeld de vier elementen wind, water, vuur, aarde: die spreken. Bij de dertiende-eeuwse dichter Rumi hebben de elementen zintuigen. Het gaat verder dan dat ze kunnen spreken; ze hebben bewustzijn.” Hij noemt het verhaal dat Rumi vertelt over Abraham, die door de slechte koning Nimrud in het vuur werd gegooid. Het vuur weigert dan Abraham te verbranden, omdat het wel beseft dat zoiets niet mag. “De wind heeft ook een bepaalde opdracht van God. Ieder schepsel weet wat het moet doen.” Dit middeleeuwse idee van de schepping als structureel geordend geheel waarin morele kennis besloten ligt, is deels ontleend aan Aristoteles en werkt nog steeds door in het taalgebruik.

Op de vraag of er nog altijd iets te merken is van de gedachte dat de elementen een bewustzijn en handelingsvermogen zouden hebben, antwoordde de hoogleraar: “Dat weet ik niet, daar moet je eigenlijk onderzoek naar doen (…) Je hebt nu allemaal geestelijken die zeggen dat als er te veel zonden zijn begaan in de maatschappij, er overstromingen komen. Maar de volgende vraag is: bedoelen ze dat water het bewustzijn heeft om mensen te bestraffen voor hun zondes, of niet? Die stap wordt niet gezet.”

Reïncarnatie?

Zou het de moeite waard zijn om nog eens te kijken naar de ‘onduidelijke’, dichterlijke Empedocles? Volgens sommigen geloofde hij, net als Pythagoras en zijn volgelingen, in een vorm van reïncarnatie. Het idee van zielsverhuizing past goed in een filosofie over een wereld waarin alles steeds opnieuw wordt opgebouwd uit dezelfde elementen, uiteenvalt, en weer op een andere manier wordt opgebouwd.16 In het fragment dat ik helemaal aan het begin aanstipte, verklaart hij: “(…) bij sterfelijke wezens bestaat geen ter-wereld-komen, net zo min als een einde in de gruwelijke dood; er is slechts vermenging en scheiding van wat eerder vermengd was. (…).” Dit hoeft niet te wijzen op het idee van zielsverhuizing. Maar in een ander fragment zegt hij: “Want ik was al eens een jongen en een meisje, een struik, een vogel en een vis, die al zwemmend uit de zee omhoog springt.”17 Volgens Diogenes Laertius, die dit fragment heeft genoteerd, betekent dit dat “de ziel zich bekleedt met allerlei vormen van dieren en planten”. Wanneer er inderdaad sprake is van een individueel ‘ik’ dat in al die gestalten dezelfde identiteit heeft, lijkt het wel zoiets te moeten betekenen.

Offer van Iphigenia. Vorst Agamemnon was bereid zijn eigen dochter te slachten als offer voor Artemis. NB Offervlees werd gewoonlijk opgegeten door de celebranten! Artemis verwisselde de jonge vrouw voor een hert en voerde Iphigenia naar het verre Tauris, waar zij als priesteres van de godin op zeker moment voor de keus kwam te staan of ze haar broer Orestes aan de godin moest offeren. Fresco uit Pompeii, nu in het Nationaal Archeologisch Museum van Napels

Net als de Pythagoreërs keurde hij het eten van vlees af met het argument dat de dieren wel eens iemands eigen gereïncarneerde familieleden konden zijn. In een fragment beschrijft hij hoe een vader “zijn eigen zoon, die een andere gestalte heeft aangenomen” slacht en “doof voor zijn kreten, / bereidt na de slacht in zijn huis <hem tot> een kwalijk maal. / Op dezelfde wijze grijpt een zoon zijn vader, en kinderen hun moeder, / beroven hen met geweld van het leven en verslinden het eigen vlees.” Elders roept hij uit: “Zullen jullie dan niet ophouden met het afgrijselijke gemoord? Zien jullie niet / dat jullie, zonder je ergens om te bekommeren, elkaar verslinden?”

Mogelijk moet dat meer poëtisch dan letterlijk worden gelezen. Maar ons voor te stellen dat dieren – en waarom dan niet meteen ook maar maar planten, rivieren, en andere delen van de natuur – nauw verwant aan ons zijn, of zelfs onszelf in een andere gedaante zijn, lijkt mij geen slecht gedachtenexperiment bij het zoeken naar een meer gelijkwaardige omgang met de natuur. In het televisieprogramma Tribe zei iemand tegen filmer en pleitbezorger voor inheemse volkeren Bruce Parry:18 “Als het bos tevreden is, zijn de mensen tevreden.” In Vroege vogels vertelde Arita Baaijens over haar ervaring een bultrugwalvis in het oog te kijken, zwemmend in een Noorse fjord boven de poolcirkel: “Een oog als een tennisbal. En daar gebeurde iets wat ik nog steeds niet kan verklaren. Maar ik dacht wel: ik ben ook die walvis. Die walvis, dat ben ik. En wij zijn de zee.” En variërend op Empedocles’ uitspraak “… maar de mensen noemen het fysis” zouden wij kunnen zeggen: de mensen noemen het ‘de natuur’. Maar het is hun familie, en ze zijn het zelf.

Was getekend,
een struik


Bronnen
Voor dit artikel heb ik de volgende boeken ingekeken:
– Arita Baaijens: In gesprek met de Noordzee. Op zoek naar een nieuwe relatie met de natuur. (Atlas Contact, Amsterdam / Antwerpen 2025)
– Edward Grant: The Foundations of Modern Science in the Middle Ages. (Cambridge University Press, Cambridge (UK) 1996, reprinted 1998)
– André Laks & Glenn W. Most (eds.) : Early Greek Philosophy V: Western Greek Thinkers, Part 2 (Loeb Classical Library: Harvard University Press, Cambridge Massachusetts / London 2016)
–  Empedokles: Aarde, lucht, water en vuur. Vertaald door Rein Ferwerda (Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 1997)
– Armand Marie Leroi: The Lagoon. How Aristotle Invented Science (Bloomsbury, London etc. 2014; paperback edition 2015)
Die Vorsokratiker. Griechisch/Deutsch (Reclam, Stuttgart 1983; Erweiterde Neuausgabe 2011)

Daarnaast heb ik geluisterd naar :
History of Philosophy Without Any Gaps: aflevering 011, 13 december 2010: All You Need Is Love, and Five Other Things
Taal voor de toekomst – In gesprek met de Noordzee: aflevering 7, 23 juni 2021: Over taal die ademt als eb en vloed 
– Radio 1 Fragmenten: Vroege vogels, 19 januari 2025: In gesprek met de Noordzee


Noten
[1] Armand Marie Leroi: The Lagoon. How Aristotle Invented Science (Bloomsbury, London etc. 2014; paperback edition 2015). Het fragment is eigenlijk iets uitgebreider: “Ik zal je iets anders vertellen: bij sterfelijke wezens bestaat geen ter-wereld-komen (fysis), net zo min als een einde in de gruwelijke dood; er is slechts vermenging en scheiding van wat eerder vermengd was. Maar de mensen noemen het fysis.” Deze vertaling baseer ik op verschillende vertalingen. De overige citaten van Empedocles in mijn artikel komen uit de vertaling van Rein Ferwerda.
[2] Zie ook Jana’s artikel ‘Vrijheid voor de mens en rechten voor de aarde’ in Wiccan Rede Online, Beltane 2021.
[3] Zoals in het verhaaltje over de schorpioen die op de rug van een kikker het water wil oversteken. Aanvankelijk weigert de kikker, omdat hij vreest dat de schorpioen hem zal doodsteken, maar de schorpioen zegt dat hij dan zelf ook zou omkomen: hij kan immers niet zwemmen. Dus de kikker neemt de schorpioen op zijn rug en halverwege het water steekt de schorpioen hem toch. “Wat doe je nou?” roept de kikker met zijn laatste krachten verontwaardigd, en de verdrinkende schorpioen heeft nog juist tijd om te antwoorden: “Ik kan het niet helpen, het ligt nu eenmaal in mijn natuur.”
[4] Eigenlijk een aantal ‘boeken’ in de zin van boekrollen die samen één geheel werk vormen: Physica boek 1, boek 2…t/m boek 8. Gemakshalve noem ik het geheel één boek.
[5] Het is gebruikelijk om Griekse teksten aan te duiden met hun Latijnse titel. Vandaar dat ik de titel van Aristoteles’ werk over de natuur hier geef als Physica.
[6] Περὶ φύσεως (Peri fyseōs), waarin het woord fysis dus als ‘natuur’ wordt vertaald. Het werk van Lucretius was niet in het Grieks maar in het Latijn geschreven: De rerum natura (Over de natuur van de dingen)
[7] Thales (± 620 – 546 v.C)
[8] Heraclitus (± 520 – 460 v.C.) 
[9] Anaximander (± 610 – 546 v.C.) 
[10] Leucippus (± 470 – 360 v.C.) en Democritus (± 460 – 370 v.C.). Het idee van atomen werd later opgepikt door Epicurus (341 – 270 v.C.).
[11] Vermoedelijk een Siciliaanse bronnimf of bronnengodin, dikwijls gelijkgesteld aan Kore/Persefone. Een Italiaanse website schrijft: “Nestis/Kore was the patron saint of ancient Syracuse, which today is protected by the Sanctuary dedicated to Our Lady of Tears: a modern eco-monster. The name of the indigenous goddess seems to be found in some Sicilian incantations against the evil eye (coincidentally): among the saints named in these verses we also find Sant’Anastasia or Sant’Anistia, or in one case directly Santa Nesti. It may be a simple coincidence, however in these incantations a figure with surprisingly nymphal characteristics appears: seated in a garden, guardian of a forest, protector of three special sources.”
[12] Ik zag of las ooit (jaren geleden, excuses als ik niet alles meer precies weet) een documentaire over een man die naar ik meen op Java door de vorige sultan was aangesteld om de vulkaan Merapi met gebeden en offers tevreden te houden, zodat de lava bij een uitbarsting een kant op zou gaan waar geen mensen woonden. Hij wist precies welke tekenen er op wezen dat er een uitbarsting aankwam, en wat hij dan moest doen. De nieuwe sultan vond het bijgelovige onzin en betaalde hem niet meer voor dit werk, maar de oude man bleef toch zijn plicht vervullen.
[13] QI XL: ‘U’ Animals. BBC 2, 20 februari 2024; herhaling op 9 april 2025
[14] Hoe kun je de lucht bezitten? is de titel van een pleidooi voor een andere omgang met mens en natuur, gebaseerd op de toespraak die Suquamish opperhoofd Seattle in 1854 hield toen de Verenigde Staten land van de inheemse bevolking wilden kopen. Ironisch genoeg kreeg de tekst de meeste bekendheid in de jaren ’70, toen filmproducenten de tekst hadden herschreven en zinnetjes toegevoegd als “Ik ben maar een wilde en ik begrijp het niet.”
[15] Of een ‘taal’ (zonder woorden). De presentator van Vroege Vogels, die samen met haar ’s morgens vroeg aan het Naardermeer stond, vroeg wat het veengebied van het Naardermeer haar te vertellen had. Arita Baaijens: “Ja, het lastige is om dat dan meteen in woorden uit te drukken. Als je echt contact maakt met je omgeving, dus luistert, ruikt, kijkt, gewoon de dingen ervaart, komt er bij mij niet meteen een woord boven. Maar eerder: we staan hier, het is heel schemerig… dus ik zou de neiging hebben hier nu te gaan zitten of een klein beetje te lopen, en gewoon te kijken, te ruiken – ja ’t is waanzinnig. Dit is een landschap, Van Gogh zou hiervan dromen, om dit te schilderen. Het bruine, de donkere kleuren, het is heel stemmig. Melancholiek. Waarmee ik nog niet meteen zeg wat het landschap dan te zeggen heeft, maar je ziet wel dat dat landschap en dat water hier, en die kleuren, en dat schemerige, dat doet iets met je gemoed…”
[16] Het past goed, maar vloeit niet noodzakelijk voort uit zo’n filosofie. Voor Epicurus en Lucretius (zie een noot hierboven) bestond de ziel net als het lichaam uit atomen die bij de dood hun samenhang verloren.
[17] Empedokles: Aarde, lucht, water en vuur. Vertaald door Rein Ferwerda (Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 1997; blz. . 104
[18] Tribe with Bruce Parry: The Waimaha. BBC 2, 30 maart 2025 

Geplaatst in Artikelen, Heksenkronkels | Getagged , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Beltane between Kronos and Kairós: fertile fire and initiatory darkness

Celebration of the Maios in Vigo (Galicia)

Celebration of the Maios in Vigo (Galicia) – metropolitano.gal

1. Introduction: Two simultaneous times, two inner fires

There is a fire that dances to the rhythm of the earth, and another that burns silently in the caverns of the soul.

By Giovanni Francesco Romanelli

“Kronos and his child” by Giovanni Francesco Romanelli (National Museum, Warsaw)

Kronos and Kairós. Two ways of living time. The first is the time of the seasonal wheel, the rebirth of the fields, and the cyclical dance of life. The second, the qualitative moment, is the time that opens within the soul like a fissure of alchemical transformation.

Fig. 5: Kairos, relief (Museo di Antichità, Turin)

Fig. 5: Kairos, relief (Museo di Antichità, Turin) CC BY-SA 4.0

At this moment, Beltane stands before me at the confluence of these two currents: the external exaltation of life (Kronos) and the inner abyss of symbolic death (Kairós).

Beyond its agricultural dimension, Beltane is, in the Alexandrian Tradition, a rite of cosmic attunement, where the fertility visible on earth mirrors invisible processes of activation within the soul, harmonising individuals with the deep forces that underlie the cycles of life, death, and rebirth.

It is not only about honouring the external time, but also about aligning the soul with that cosmic heartbeat that pulses beyond matter.

Along the initiatory path, the outer blossoming of Beltane in Kronos may intertwine, in Kairós, with an internal descent into the Nigredo — the alchemical phase of dissolution and regeneration. Regardie (1984) defines Nigredo as “the eternal change of life into death and death into life, symbolised by grass that sprouts and feeds on corrupt and decaying corpses” (Vol. II, p. 18).

Thus, Beltane can be lived as a luminous expansion toward the world and, at the same time, as a fertile journey into the night of the soul. This double experience reflects the work of transmutation, which seeks to make the soul reborn through conscious action. The fire of Beltane is not only the spark of life in Kronos; it is also embers in Kairós: a suspended instant in which the soul, in contact with its Daimon, begins its inner metamorphosis.

This time of year always speaks to me of opening… but that opening doesn’t always come filled with light.

2. The outer fire: The Maios in Galicia — tradition, beauty, and transgression

Among flowers and songs, the earth exhales its first conscious breath.

2.1 Origin and meaning of the Maios

In the heart of spring, the community dances to seal its sacred pact with life.

Maio in Maios celebration in Vigo (metropolitano.gal)

Maio in Maios celebration in Vigo (metropolitano.gal)

The Maios festival in Galicia has its roots in ancient fertility rituals linked to the agricultural cycle. As Clodio González Pérez (1989) explains, the May cycle begins in mid-April and extends until early June, when “plants, after having blossomed, announce the future harvest with their first fruits” (p. 3). These rituals sought to promote abundance, protect the fields, and renew the symbolic covenant between the community and the land.

Julio Caro Baroja (1979) emphasises that May celebrations across Europe represent “the season of love” (p. 112), an exaltation of life that crosses vegetal, animal, and human realms. This springtime eros permeates the songs, dances, and floral offerings, connecting participants to the regenerative forces of nature. As the author notes, these spring festivities, beyond their agricultural meaning, functioned as collective rites of passage, marking the transition from the time of winter death to the time of renewed life.

2.2 Essential elements of the Maios

Each flower and each song is the key that opens the gates of a new cycle.

The Maio and the Maia

Maio and Maia in Maios celebration in Vigo

Maio and Maia in Maios celebration in Vigo (metropolitano.gal)

The Maio is a conical or pyramidal structure, built on a wooden base and covered with flowers, moss, ivy, and broom branches. In some versions, a boy or girl is dressed as the Maio, completely adorned with living vegetation (González Pérez, 1989, p. 6). The Maia personifies victorious fertility. She is usually represented by a young girl adorned with flowers, leading rituals and performances that dramatise the victory of life over winter.

The dances and the songs

Baile das fitas in Maios celebration in Vigo (metropolitano.gal)

Baile das fitas in Maios celebration in Vigo (metropolitano.gal)

The Baile de las Fitas, a ritual dance around the Maypole, symbolises the intertwining of vital forces. Meanwhile, the sung coplas — often improvised — serve as vehicles for blessing, social critique, and symbolic renewal.

DAnza dos Arcos in Maios celebration in Vigo (metropolitano.gal)

Danza dos Arcos in Maios celebration in Vigo (metropolitano.gal)

As Caro Baroja (1979) points out, the coplas have profound cathartic power: they allow the community to channel tensions through the ritualised form of song. Through them, the community expels symbolic evils, reaffirms internal bonds, and restores social cohesion after winter. This mechanism of ritualised critique and renewal parallels the spirit of seasonal festivals such as Beltane.

Traditional verses such as those collected by Casto Sampedro (1886) attest to this function:

“Xa vén o mes de maio / coas frores polo chan, / as meniñas cantan maios / e os homes van traballar.”
(“Now comes the month of May / with flowers on the ground, / the girls sing the Maios / and the men go to work.”)

Xestas nas portas/ Xestas on the doors (Agpress) CC BY-SA 3.0

Xestas nas portas/ Xestas on the doors (Agpress) CC BY-SA 3.0

Alongside the songs, another symbol of protection remains alive: the broom branches (Cytisus scoparius). Traditionally, they were placed at the entrances of houses to ward off evil spirits and ensure fertility, as reflected in the proverb:

“Xesta na porta posta / para que non entre a meiga.”
(“Broom at the door / so the witch cannot enter.”)

This custom, far from being a relic of the past, is still alive in many rural areas of Galicia. As reported by La Región (2023), placing broom branches on doorways during May carries an ancient protective meaning:

“The broom serves to protect the home from the entry of witches and negative energies, also ensuring the fertility of the land and the family” (La Región, 2023).

Thus, the humble and powerful broom continues acting as a living talisman, connecting the present with the ancient traditions of seasonal renewal and protection.

2.3 The Maios as cosmic axis: the axis mundi

Under the symbol of the Maio, the earth rises toward the sky, and the soul awakens.

The Maio, a tall structure often crowned by a cross, embodies the ancient symbol of the axis mundi — the cosmic axis that connects earth, underworld, and heaven (Herrero, 2007). Dancing around the Maio is an act of world regeneration: a ritual where the vital sap ascends and fertilises all planes of existence.

This vision connects the Maios directly to Beltane, where fire and the central tree also represent cosmic and communal fertilisation.

2.4 Urban evolution and social critique: The Maios in Vigo

Amid cement and flowers, the ancient voice rises again to sing the truth.

In Vigo, the Festa dos Maios adapted to urban life while preserving its transformative spirit. Since the 1970s, the satirical verses have incorporated open social critiques. During protests against urban speculation, for instance, the coplas proclaimed:

“O maio do Berbés / xa non é de fiuncho, / é de cemento armado / e prezos de rebumbio.”

(“The May of Berbés / is no longer made of fennel, / it is of reinforced concrete / and inflated prices.”)

This critical dimension is not mere protest: it is a ritualised mechanism of collective catharsis. Through symbolic satire, the community expresses tensions, denounces injustices, and reaffirms its identity — all within a festive and regenerative framework (González Pérez, 1989; Caro Baroja, 1979).

Today, initiatives like the workshops of the Asociación Veciñal e Cultural Casco Vello engage schoolchildren in creating new coplas, addressing themes such as gender equality and environmental protection, under the guidance of poets like Manuel Álvarez Torneiro (Metropolitano, gal, 2024). Beyond the critical verses and the popular vitality that floods Vigo each May, the celebration culminates in a dramatised performance that archetypically symbolises the eternal struggle between winter and spring.

2.5 Dramatized performance: The triumph of the Maia

From the duel between winter and spring, new life blossoms.

Winter coming to face the Maia (metropolitano.gal)

Winter is coming to face the Maia (metropolitano.gal)

The celebration culminates in a dramatised performance:

  • Spring exaltation: Ritual dances beneath arches of flowers, with costumes woven from ivy and oak galls.
  • Symbolic struggle: Winter, embodied by a figure dressed in dark colours, confronts the radiant Maia covered in blossoms. The battle represents the resistance of the dead cycle and the ultimate triumph of renewed life.
  • Festive closure: After Maia’s victory, the entire community celebrates with music from traditional groups like Os Cuncheiros, symbolically closing the old cycle to open a new one (Metropolitano, gal, 2024).
Duel between winter and the Maia (metropolitano.gal)

Duel between winter and the Maia (metropolitano.gal)

This performance, accompanied by texts created by local poets, is not merely a show: it is a magical and communal act. Each year, as the Maia conquers winter, not only does spring reclaim the city, but something within each participant also begins to blossom anew. Just as the Maia triumphs over winter in the ritual dance of the Maios, each Beltane invites us to fight our own inner battles, to open hidden paths, and to allow the sap of the soul to rise toward its own flowering.

Beyond the earth that blooms beneath our feet, a secret spring struggles to be born within the soul — a sacred fire pushing through fear, doubt, and shadow. When this inner fire ignites, it not only celebrates external life but also marks the beginning of a profound journey toward authenticity (González Pérez, 1989; Caro Baroja, 1979).

In my own journey, there was a Beltane when that fire became a radical decision: coming out, revealing my truth to the world, fully embracing who I was. It was a rite of passage as potent as any Maios dance: a symbolic death of old masks, an eruption of vital sap that had long been contained.

From this inner Beltane, from this alchemy of body and soul, I want to speak to you now.

3. Beltane and the Body: Coming Out as a Rite of Passage

3.1 A fire that could not be contained: first ruptures

Before a flower bursts into the light, there is a time when its sap silently presses against the walls of the seed.

Me when I was a child.

Me when I was a child.

I was thirteen years old and in the early years of secondary school when the first major internal movement began: a fire that could no longer be contained. During that time, I suffered bullying from some classmates due to my gender expression, which led me to seek help from the school counsellor. Her tenderness, attention, and caring presence became a crucial support in my process. It was within that safe space that I began to accept something that had long been alive within me: that I was attracted to masculine-presenting people and that I was a queer person.

However, that inner fire, which timidly and urgently sought space, was violently exposed when my father discovered a Messenger conversation I had had with another queer person. I had no opportunity to come out at my own pace: I was forcibly outed. My father confronted me, tried to invalidate it, and ended up telling my mother and grandmother. Suddenly, my most intimate truth was exposed without a safety net.

The environment was not conducive: except for the small refuge of my counsellor and a few close friends, there was no safe space where I could freely express who I was. Nevertheless, the support of those people, especially two friends and one boy who did not change how they treated me, was vital for my survival.

3.2 Migration and reunion: a slow spring

Sometimes the sprout must change soil in order to flourish.

Soon after, the political and economic circumstances in Venezuela prompted our migration to Galicia. My grandmother committed to supporting me and somehow mediated so that the situation with my father would not escalate further. During those early years in Galicia, the subject remained in suspense: it was not spoken about, as if the internal spring could somehow be contained. But the sap continued to rise, silently.

My first boyfriend, at sixteen, was the first real space where I could allow myself to feel desire, affection, and belonging. However, as often happens on uncertain paths, the relationship ended when he could not sustain an open relationship. It was a small trauma, another wound in the awakening of authenticity.

3.3 Inner universities: the second Beltane

Some springs must ripen before they fully bloom.

When I entered university, a new threshold opened: I experienced my first sexual relationship with a boy at the age of eighteen. It was another rite of passage: not only a physical awakening but also the affirmation of a body that no longer asked permission to feel or exist. Beltane, in its alchemical dimension, does not always occur in the linear time of Kronos: it happens in the Kairós, in those qualitative moments when life erupts like a fire that transforms everything.

3.4 Reconstruction and reconciliation

Sometimes, winter also transforms from within.

Although my coming out was harsh and premature, today I recognise that my family acted the best they could with the tools they had. I do not justify the violence of the moment, but I have come to understand the processes they were undergoing. After the initial confrontation, my father sought professional help, at the suggestion of my counsellor, and undertook a personal journey of acceptance. Although I was already living in Galicia, that silent process allowed him, years later, to fully accompany me in my affective and relational life.

Today, I can say that I have a good relationship with him, based on mutual respect and sincere acceptance. That process of reconciliation, slow and matured over time, is also part of my inner Beltane: a flame that, after many nights, found a way to remain alive.

But Beltane also teaches that flourishing is not only about healing personal wounds: it is about challenging the structures that deny diverse life.

3.5 Beyond binarism: identity, magic, and justice

Beltane does not only bloom in the fields: it also demands to be born in consciousness.

My own journey, marked by both internal and external coming out, has taught me that identity cannot be reduced to a single plane of existence. I am a queer person: a dissident from the hegemonic models of sex and gender. I do not fully identify with either the label “man” or “woman”. Above all, I am a person.

And at the same time, I am a Witch and Priest of the Alexandrian Tradition, where I recognise and work with the primordial forces that traverse my physical existence. There is no contradiction: biological sex may be a vehicle for energetic expression on magical planes, but my gender identity, my expression, and my complete being are not trapped in that single dimension.

I understand the difference between levels of reality: the physical, the psychological-symbolic-etheric, the astral, and the spiritual. And although each has its own laws and modes of manifestation, they function as communicating vessels. The soul is not bound to a single mould: it dances between them, is reborn, and transforms.

Thus, I find it profoundly painful and troubling that, even in the 21st century, things like this still happen: in April 2025, the United Kingdom Supreme Court ruled that the legal definition of “woman” is based exclusively on biological sex, ignoring the richness, complexity, and dignity of gender experiences (BBC News Mundo, 2025).

This imposition does not protect: it mutilates. It does not care: it imprisons. It betrays the very principle of Beltane: the blossoming of life in all its forms, bodies, and expressions.

My coming out, my multiple internal Beltanes, are not just personal stories: they are also acts of sacred resistance. I affirm that the fire of Beltane does not distinguish imposed molds: it embraces the diversity of every being who chooses, despite everything, to bloom.

4. The Inner Fire: The Nigredo in the Initiatory Path

In the womb of the night, an invisible fire works in secret, purifying the soul with dark embers.

Magnum Opus. PDM 1.0

Magnum Opus. PDM 1.0

If the external fire of Beltane celebrates life in Kronos, the inner fire may be the fire of the Nigredo in Kairós: the dark phase of alchemical work and the initiatory path.

The Nigredo, as Israel Regardie (1984) explains, is “the eternal change of life into death and of death into life, symbolised by the grass that grows and feeds on corrupt and putrefied corpses” (Vol. II, p. 18). There is no true blossoming unless the seed has first had to rot in darkness.

On the initiatory path, Beltane does not always feel like an external spring. Sometimes it is a secret combustion that dissolves old layers, burning away what no longer serves. It is a flowering that happens in the shadow: silent, painful, and fertile.

Every process of growth, every profound awakening, involves crossing a threshold of darkness: a crucible where old forms are consumed so that life may emerge renewed. Just as the fields bloom after the rigor of winter, the soul blooms after accepting its descent into the dark womb of its own being.

The Nigredo is an inner Beltane where fire is not light, but loving calcination. It is the phase in which the soul must learn to love its own symbolic putrefaction, without fleeing from it or disguising it. In the silence of the crucible, there are no masks: only the incandescent truth of what must die so that the new may be born. Transmutation does not happen by denying darkness, but by consciously embracing it: recognizing fear, anger, loss, and sadness as sacred raw materials.

Beltane teaches that not every flower blooms without tearing apart. Some of the deepest flowers are born from the hidden blood beneath the earth. Some of the strongest seeds must die a thousand times before opening to the sun.

When the fire of Beltane also illuminates the internal ruins, then true rebirth becomes possible. For there is no true Beltane without an inner Samhain. Kronos and Kairós meet again. There is no new life without accepted death.

This year, on my path, Beltane and Nigredo join hands:
I celebrate life, yes, but I also honour the shadow that helps my soul, step by step, to be reborn.

In the fire that cannot be seen,
I purify the seed that has no name.
I accept the night to deserve the dawn.
In silent death, the immortal flower is planted.

5. Beltane as an Alchemical Turning Point

Among the ashes and the flowers, the soul recognises the sacred moment where matter and spirit fertilise the future. Beltane, as a Sabbat, is an act of fertilisation. But that fertilisation is not only of the bodies: it is also of the soul.

Own authorship

Own authorship

The fire of Beltane is the alchemical fire that transmutes. As Franz Bardon (2001) points out, “without the fire element, no transformation or development could occur” (Initiation into Hermetics, section “The Fire Element and Its Influence on the Human Body”).

Beltane is the opportunity to recognise passion, desire, and vital impulse as sacred fires that, when consciously integrated, can become catalysts for our spiritual metamorphosis. To live Beltane through Kronos and Kairós is to recognise that the external blossoming and the internal purification are two faces of the same dance.

Each Beltane offers us a threshold: to open ourselves to the life that bursts outward and to the life that, in secret, is forged within the inner crucible. To accept both dimensions, to embrace them, is the true alchemical act.

I honor the fire that disintegrates me,
the darkness that purifies me,
the blood that nourishes me,
and the flower that, without fear, grows in the ashes.
Beltane is not only the festival of life:
it is the sacred pact between death and rebirth.

6. Honoring the Two Fires

One fire opens the earth, another opens the heart: Beltane teaches us that both dance within the same eternal wheel.

Own authorship

Own authorship

Honouring Beltane is honouring the life that bursts into flowers… and the life that works in secret within the shadows. Honouring Kronos is dancing with the cycles of the earth; honouring Kairós is embracing our internal alchemy. Both are necessary. Both are fire.

The flower that is born from the manure, the fire that fills with flowers on the outside and with fertile ashes within, is the true celebration of Beltane.

Born from the fire,
purified in the fire,
reborn in the flower,
crowned in the shadow.

References

Geplaatst in English articles | Getagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Hoe je de natuur redt (zonder spijkers of schroeven)

door Yoeke Nagel

Je hebt de mens. Je hebt de natuur. Je hebt de menselijke natuur en natuurlijk ook de natuurlijke mens. Al die wonderlijke combinaties lijken te suggereren dat wij, mensen, geen onderdeel zijn van de natuur. Dat we anders zijn. Beter zelfs. Ik denk van niet. Hierom.

Laatst legde een bevriende dominee me uit dat de menselijke natuur hebberig en asociaal is. Eigenbelang viert hoogtij als je die niet in toom houdt met strikte leefregels. Die staan beschreven in een boek, voor iedereen na te zoeken. De menselijke natuur wordt kennelijk voortdurend belaagd door de natuur om ons heen, en is geneigd tot het kwade: graaien en jezelf verrijken ten koste van andere levende wezens. Heel akelig. Erger nog: de mens is niet alleen afgescheiden van de natuur, waarin het recht van de sterkste geldt, de mens is ook afgescheiden van haar medemens, van de samenleving waaruit zij voortkomt. Hardvochtigheid en controledrang naar elkaar en naar de natuur is daardoor, zegt zij, de natuurlijke staat van de mens. Maar wie zich aan de strikte leefregels uit het boek houdt, beperkt de schade en wordt daarvoor beloond na de dood.

Waar is de tijgermug voor

Dat is geruststellend en aantrekkelijk voor iedereen die nu al uitkijkt naar na de dood.
Zelf heb ik het liever fijn in dit leven. En er is nog een verschil tussen mij en de dominee. Ik denk dat ik als mens onderdeel ben van de natuur. Ik ben onderhevig aan natuurwetten, de invloed van aarde, lucht, water en vuur, om er maar eens vier te noemen. Ik ben niet verheven boven buizerd en konijntje en al zeker niet boven mijn medemens. We zijn hetzelfde, we vormen een eenheid waarin elk wezen onmisbaar is om het geheel krachtig, adembenemend mooi en stabiel te houden. Dat geheel is zo groot dat het zich onttrekt aan mijn zicht en begrip, jammer genoeg, maar in grote lijnen vormt het een harmonieus geheel.

Ik kan me dus best afvragen waarom oorwurm, tijgermug of gordeldier bestaan, maar dat zijn te grote vragen, daar kom ik nooit achter. Ik moet er maar vanuit gaan dat alles wat er is erbij hoort. Sterker, legde een bioloog me eens uit: zodra één wezen uitgesloten of vernietigd wordt, stort een deel van het natuurlijke bouwwerk in elkaar en daar komen andere wezens onder klem te zitten.

Streef naar plezier

Ik denk dus dat er geen radicaal verschil is tussen de mens en de overige natuur. Er gelden dan ook geen andere regels voor mens dan voor de rest. Schade die mens natuur aandoet, is al heel snel schade die mens zichzelf aandoet.

Alleen als ik mezelf buiten de natuur en de samenleving plaats, kan ik mezelf proberen te verrijken ten koste van anderen. Maar als ik mezelf buiten de natuur en de samenleving plaats, als een zelfbenoemde dodo, die immers ook uit het systeem verdween, breng ik een tekort toe aan het prachtige natuurlijke bouwwerk waarin alles elkaar aanvult.
Mijn taak als mens is het niet om me, met een boek leefregels in de hand, te onderscheiden van de natuur. Mijn taak is het om een bescheiden onderdeel te zijn van het grote geheel en daarbij zoveel mogelijk bij te dragen aan de harmonie ervan.

Volg ik mijn menselijke natuur, dan streef ik naar overleven, naar plezier en genot, zoals elk levend wezen, waarbij ik de harmonie van het geheel intact houd of versterk.
Dat betekent dat ik zorg voor de aarde, die lekker eten levert. Het betekent dat ik me verbind met anderen, om ook hun verlangens en behoeften te kennen en die niet per ongeluk te dwarsbomen. Mijn menselijke natuur verbindt me met mijn medemens en met de rest van de natuur, waar alles elkaar in evenwicht houdt.

Digitaal te controleren hokje

Dat wordt de komende tijd best hard werken, want er zijn opeens een paar mensen die er totaal geen probleem in zien om in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk stuk te maken van wat mij dierbaar is. Natuur, natuurlijk. En als onderdeel daarvan: mijn medemensen. Vooral de afwijkende medemens loopt op dit moment gevaar. Terwijl afwijkende medemensen nou juist de leukste soort zijn om mee om te gaan.

Hoe meer soorten levende wezens, waaronder varianten van mens als soort, hoe kleuriger en interessanter onze wereld. De mijne, dan toch in elk geval. En, nog mooier: hoe minder risico om in een digitaal te controleren hokje gestopt te worden waar je altijd het gevaar loopt tot ‘niet-relevant’ te worden verklaard.

Daarom ben ik vastbesloten om waar mogelijk afwijkend te blijven en ik hoop van harte dat jij dat ook doet. Het is ons beste natuurlijke verzetsmiddel dat zonder geweld kan worden uitgevoerd: radicaal jezelf zijn.

Wees radicaal jezelf

Met normaal doen, al is het maar een halfslachtige poging, verminder je de hoeveelheid natuurlijke varianten op het wonderlijke wezen ‘mens’. En je vergroot de kans op ingedeeld en uitgeschakeld worden door een systeem dat controle wil over medemens en natuur, met leefregels uit een boek of gloednieuwe wet.
Wees radicaal jezelf, uit respect voor de natuur waar we deel van uitmaken. Dat doe je niet alleen voor jezelf, maar ook voor mensen in je omgeving die even de moed verliezen.

Doe wat de natuur ons ingeeft: zorg voor elkaar en creëer manieren om plezier te maken, om te genieten en om het samenhangende geheel van alles wat leeft niet alleen in stand te houden, maar nog krachtiger en nog gevarieerder te maken. Wees, uit respect voor de natuur waar je deel van uitmaakt, onbeschaamd en radicaal je eigen flamboyante, timide, kleurige, mensenschuwe, luidruchtige, knuffelige, muzikale, creatieve, onbegrijpelijke, vrolijke zelf. Dan durf ik dat ook wel.

Geplaatst in Columns | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

Volle maan van de Havik

Dit is de laatste keer dat ik geen echt vollemaanverslag van vorig jaar kan gebruiken voor mijn schrijfsels. Na de crash van computer en externe harde schijf ben ik alles kwijt 🙁 Mijn foto’s en schrijfsels… weg.

Het is nu 31 maart. En ik mag alvast nadenken over Beltaine. Ik volg de lijn die uitgezet is door Modron. Ooit heb ik de jaarcyclus van de Natuurlijke vrouw daar doorlopen en de manen hebben voor mij nog steeds de oud-Keltische namen. Ook de thema’s die daar uitgezet zijn spreken mij nog steeds aan. Het thema van deze maan is: ”Trouw zijn aan jezelf” en “De luisterende vrouw”.

Bij deze periode hoort mijn lievelingsboom <3 de wilg. De wilg is een maan- en waterboom en van oudsher verbonden met het vrouwelijke zienerschap. Het leven bezien vraagt een flexibele geest en open hart… dan heb je de mogelijkheid om afstand te nemen en naar een neutrale werkelijkheid te kijken. Water staat voor emoties… emoties zorgen er juist voor dat je persoonlijk erg betrokken bent, wat afstand houden moeilijk maakt. Mooi dat de wilg, als waterboom, je juist helpt om wel die afstand te bewaren… en je behoedt voor het op de loop gaan met je emoties.

De maan is de reflectie in topvorm 🙂 De grootste reflector die er is! Zonder haar reflectie van het zonlicht zouden onze nachten echt donker zijn. De maan zorgt er voor dat we kunnen zien in momenten dat alles donker lijkt. Dat is een mooi beeld van zienerschap 🙂 Juist in tijden van duisternis… is er licht.

Laat nu mijn favoriete boom de wilg zijn. Ik ‘loop’ natuurlijk al vele jaren op mijn bomenvrienden in het knotwilgenlaantje en ben al ruim 33 jaar werkzaam bij vrijwilligers landschapsonderhoud in Zwolle… wat inhoudt: wilgen knotten! Ik zal mijn mooiste foto van van de mooiste wilg in Zwolle bij dit verhaal plaatsen. Ik ben zo blij dat ik een website heb waar alle foto’s van onze werkzaamheden sinds 2011 op staan. Sinds die tijd ben ik gaan fotograferen en sinds een jaar staan de foto’s online, voor de leden van de groep. Deze grote oude wilg is officieel de dikste wilg langs de IJssel! Ik heb hem zelf mogen opmeten! (bijna 7 en een halve meter!) Ik heb ‘m ooit ‘De Ziener’ genoemd, omdat hij een groot rood oog heeft dat over de IJssel uitziet… en nu ik er over schrijf is dat ook meer dan alleen zijn oog! De boom van het vrouwelijk zienerschap <3 En hij staat zelfs te boek als ‘De Ziener’, geweldig!

De boom die 'de Ziener' genoemd wordt in de mist

Afgelopen tijd heb ik me al behoorlijk op het pad van ‘trouw zijn en luisteren naar mezelf’ begeven.

Zo heb ik een reis naar Egypte geboekt zonder dat ik me daar ook maar één moment op had voorbereid. ‘s Ochtends in gesprek met een vriendin kwam haar reis ter sprake en ik zei direct: “Ik ga mee!”. En dat voelde voor beiden direct goed 🙂 De maandag aansluitend direct geboekt en betaald… bam! Het blijkt voor ons beiden een jeugddroom te zijn. We zullen ons veertien dagen onderdompelen in een prachtige rondreis langs Nijl en Rode Zee. We bezoeken vele spirituele plekken en het grote museum in Caïro. Bijzonder is voor mij het bezoek aan Kom Ombo. Daar is de gesplitste tempel van Sobek en Hathor. Eigenlijk zei mij dat niets en had ik geen idee van deze tempel. Hathor is de godin die mij op de cursus van de Natuurlijke vrouw was toebedeeld. En dat voelde helemaal oké. Hathor is zowel de koe (de koesterende moeder) als de leeuw (ook de moeder… maar dan die beschermende waar je liever niet mee te maken krijgt). Mooi dat er in Kom Ombo ook mooie reliëfs te zien zijn van Hathor en Sechmet… zo mooi die tweeslachtigheid. Ik herken hierin mezelf 🙂 Het meeste is Hathor in mij te zien… maar ik weet dat Sechmet net zo aanwezig is en altijd door mij ingezet kan worden. Ik verheug me om daar te zijn… en ook de Abu Simbeltempel is aan Hathor gewijd. Iets wat ik me nooit realiseerde, ik dacht dat het altijd een Ramses II-tempel was. Maar hij heeft ‘m laten oprichten voor de moedergodin en zijn vrouw als aardse moedergodin. Fijn om me goed voor te bereiden op deze reis! Ik heb nog 3,5 maand te gaan.

Met deze impulsieve beslissing heb ik goed naar mezelf geluisterd en ben ik heel trouw aan mezelf gebleven… nooit gedacht dat ik hier nog eens toe zou beslissen. Zo zie je maar weer… als het zo moet zijn, komt het op je pad 🙂 Nu nog afwachten of de reis op “G” komt te staan. De “G” van gegarandeerd. Nog een paar boekingen en we gaan… hope so!! Anders doe ik het wel met de voorpret 🙂

Deze volle maan van de Havik staat voor het weer ‘aan land komen’ van het afzetpunt tijdens Samhain. Daar stond de volle maan van de Klif voor. Nu komen we weer aan op die klif. We zijn de donkere tijd van het jaar in geweest, hebben ons mogen overgeven aan introspectie. Nu is het weer tijd om te landen en te shinen! We mogen ons weer laten zien in al onze glorie. We hebben weer mogen groeien afgelopen tijd. De Havik staat voor wilskracht en doorzettingsvermogen. De Havik ziet de dingen scherp en overziet de zaken. De Havik wordt nu uitgenodigd om te landen op de klif. De Havik, voldaan van de lange reis en met een nieuw ontwaakt bewustzijn. De positieve emotie die hierbij hoort is ‘hoop’.

We hopen dat het weer een mooie zomer mag worden! Waar we de overdenkingen van afgelopen periode handen en voeten mogen geven.

Een pluizig wilgenkatje aan een takje met nog een paar knoppen van katjes.

Afgelopen zaterdag (ja, het is alweer 7 april… het schrijven is een week onderbroken geweest) hebben mijn man en ik een driekerkenpad gelopen in Zwolle 🙂 Eerst naar de uitvoering van het Gregoriaanse koor van een kennis van ons. We hadden hem beloofd te komen luisteren. Ik heb een zwak voor Gregoriaanse zang, zo mooi! Deze uitvoering was in de Peperbus, een rooms-katholieke basiliek. Daarna zijn we even de Grote Kerk binnen gelopen, waar we het einde van een orgelconcert mee maakten. Geweldig om de ruimte tot leven te horen komen, met zang en met orgel… top! Daarna zijn we neergestreken in de Betlehemkerk om een hapje te eten bij de Japanner 🙂 En zo ben je op kerkenpad in je eigen stad.

Vandaag heb ik een mailtje verzonden naar het Gregoriaanse koor… ik wil een keer meelopen met de repetities in Kampen, in de Bovenkerk aldaar. Het sacrale van de zang in de daarvoor bedoelde ruimte, ik vind dat zó mooi! Misschien is dit wel wat ik al lange tijd zoek. Stembevrijding, Latijn ( <3 ) en het gevoel hebben het heilige te betreden… stem en ruimte… een heilig huwelijk <3 Weer een luisteren naar mezelf, een oud verlangen <3

Overal zie je de natuur wakker worden. De bloesem aan de bomen, de voorjaarsbloeiers en de eerste bijen, vlinders en hommels <3 De vogels die hun nestplek uitzoeken en vol in de running zijn om hun eitjes een goede plek te geven. Overal is er hoop, hoop op nieuw leven! Alles staat te trappelen om het avontuur van het leven weer aan te gaan. Terwijl ik zo aan het schrijven ben zingt de merel zich een slag in de rondte 🙂 Zo fijn om dit allemaal weer mee te mogen maken.

Beltaine staat voor het heilig huwelijk, de verbinding tussen het mannelijke en het vrouwelijke. Een feest van alles wat wil verbinden en groeien. En dit klopt natuurlijk ook prachtig met het thema van deze maan… Trouw zijn aan jezelf! Ook in jezelf kan je je verbinden met je mannelijk en vrouwelijke kanten. En daardoor groeien als mens.

“Trouw zijn aan jezelf” en “De luisterende vrouw”… mooie thema’s. En deze vrouw, die luistert vooral naar zichzelf 😛

Hele fijne zomer allemaal <3
Liefs, Loes

Bloesem

Geplaatst in Volle Maan Wandelingen | Getagged , , | Een reactie plaatsen

Obituary Dr. Dave Bracey – 5th Dec 1937 to 18th Feb 2025

(Dave & Trish)

Sadly, Dave Bracey died peacefully at the age of 87 on the 18th February 2025 after a short stay in hospital.  He lived those 87 years to the full.

Born in Hertfordshire, not far from Bricket Wood, Dave married the love of his life Tricia, and they remained devoted to each other until Tricia died in 2016.

Dave and Tricia spent much of their early adult life together abroad.  After completing a bachelor’s degree in chemistry, Dave joined the Royal Air Force, specialising in electrical engineering, and was stationed in Cyprus during the dispute between Greece and Turkey.  Dave recalled getting into trouble with the Americans for swapping the Star-Spangled Banner for the Soviet flag during the morning flag-raising ceremony.  One time after a night on the lash, he returned to base rather worse for wear.  Crawling on his hands and knees, he was confronted by a pair of army boots.  The Military Policeman said, “Where do you think you are going hippy scum?”  The then long-haired Dave looked up, saw that he outranked the MP and relied, “That’s hippy scum sir!”

After seeing some action, Dave came out of the RAF and was stationed in Perth in Western Australia.  He worked in electrical engineering/communication and played a part in the Apollo missions, working on the ‘dish’.  Dave and Tricia also joined a free-style ‘church in the round’, before becoming involved in Theosophy.  They became interested in and experimented with the Christos technique, an exercise that could be used to have out-of-body experiences and past life regression.

While in Western Australia, Dave and Tricia had their two children, Romany and Kirk, and they became infamous for their wild parties.  Dave said that if there wasn’t at least one divorce or hook-up, it wasn’t a proper party.  They were on the fringes of the intelligence community and were told off by British intelligence for repeatedly waving at the spy camera outside the communist bookshop.

After a few years in Australia, Dave and Tricia moved to Mauritius.  Dave continued to work in communication systems, but was also working for British Intelligence, keeping an eye on a Chinese airport that was being built on the island.  Dave and Tricia took to the Raj lifestyle of Gin and Tonics and garden parties at the local club.  They managed to survive a monsoon, probably with a good dose of the British stiff upper lip and plenty of Gin & Tonic. Dave said that this experience taught him about the power of nature and treating the elements with respect.

Dave and Tricia’s garden was much admired by a local politician who asked them how they got their flowers to bloom so nicely.  Dave answered that they dowsed the right spot for planting, and Tricia offered to do the same in the politician’s garden, with excellent results.  Impressed, the politician asked if he could do anything to repay them.  Dave and Tricia replied that some decent environmental laws on the Island would be nice.

Dave then moved into management, troubleshooting and was stationed at airports and hospitals in Saudi Arabia.  This meant that he and Tricia had to start their own home brewing to ensure they had something to drink.  Dave told many stories about their time in Saudi and he learned to speak pretty good Arabic.  One time, he and his family were nearly blown up by terrorists, but he received an apology and was told that the bomb was not meant for him.

Dave and Tricia returned to the UK in the early 80s.  They settled in Brandon in Suffolk, with Dave taking a civil service job in the Ministry of Defence as a health and safety officer at Lakenheath, working alongside the USAF.  Although Dave said that his father was a member of a rural magical group in Hertfordshire when he was a boy, it was then that Dave and Tricia took up Initiatory Witchcraft.  They were initiated into a Gardnerian coven at Surlingham in Norfolk, and when the High Priestess and High Priest moved to Ireland, they began a coven of their own.   Living not too far from West Stow Anglo-Saxon village, they gave their coven a ‘Saxon’ twist, working with local Saxon names for the Lord and the Lady.

Dave and Tricia took a no-nonsense approach to the Craft.  They were both very down to earth and did not approve of all the new age airy fairy stuff.  They were keen to make sure that any Witches they initiated would get proper training, and so they started up a pre-initiation training group.   For Dave, the Craft was part of the Western Mystery Tradition, and he stressed the importance of the inner alchemy of the Great Work.  Dave often used to say that Craft was the mystical branch of Paganism.  Having had his own mystical experiences, he sought to initiate those profound experiences in others.  As a trained counsellor, he often used the language of the psychologist Carl Jung to explain the psycho-spiritual alchemy of the Great Work.  Neither Dave nor Tricia suffered fools gladly, and would not accept stock or parroted answers to their questions, as they wanted you to think for yourself.  The Witchcraft training group was challenging, and they made a formidable couple.  They made a formidable High Priestess and High Priest.

When one of the trainees, a young man serving in the USAF, unexpectedly died.  Dave was instrumental in helping the USAF Chaplain and the widow plan the funeral.  This experience inspired Dave to earn a PhD in comparative religion, writing his thesis on ritual.

Dave took up active roles with the Green Circle and the Pagan Federation, becoming the District Manager for East Anglia for many years.  He helped to set up the District Manager system and served for a time on the Pagan Federation Council and as a ‘Sky pilot’ – a prison chaplain.  Dave also supported the Life Rites organisation.

Unfortunately, Dave ran foul of a News of the World exposé, where he was dubbed the “High Priest of Filth”.  This did not deter him, as he got himself some new calling cards owning this new moniker.  He and Tricia also appeared on the Sex Education Roadshow Programme for Channel 4, talking about sex for the elderly.  The comedian Russell Howard got hold of the clip and, of course, hilariously, showed it out of context.  Is it a coincidence that he had broken his arm by the next programme?  You don’t mess with Witches – especially not those Witches.

Due to Tricia’s ill health, Dave and Tricia stepped down as coven leaders, handing the reins, to a new High Priestess and High Priest.  They remained active in the coven as elders.  They handed over the running of the Witchcraft training group in the year 2000.  However, Dave still took an active role in mentoring and training witches right up until the end of his life.  He would keep his hand in giving lectures and mentoring trainees.  The last trainee he mentored is to be initiated into the Gardnerian Craft this year.  Dave continued to write articles for various Initiatory Craft magazines and give talks at Initiatory Wicca conferences.

Dave and Tricia both enjoyed travelling and went on many cruises together.  When Tricia died, Dave continued this passion for travel, going to India, South Africa, Norway, Greenland, Iceland, the Baltic, Russia, the Canary Islands, the Azores and all around the Mediterranean.  He was due to go for a cruise to the Azores, three weeks after he died.  I worry about the financial viability of Saga Cruises now that he is dead.

The legacy of Dave and Tricia lives on in the covens that were spawned from their coven and all the Witches that they trained over a long Craft career.  There have been at least five covens in East Anglia that can trace their lineage back through Dave and Tricia to Ray Bone.  Three of those covens are still active and thriving in Suffolk and Norfolk today.

Dave lived a very full life and loved to share the stories of his adventures.  I know that Martika and I will miss our monthly visits with him, listening to his stories, his humour, and his wisdom; putting the world to rights over a bottle or two of very nice wine.

Article “Death”, by Dave Bracey.

Geplaatst in English articles | Getagged , , , , , | Een reactie plaatsen

My Memories of Dave Bracey

My Memories of Dave Bracey; Martika Chisnall 25/02/25

When I first met Dave in 2009, him & Tricia, his wife were sitting in their Bungalow each on a seat in either corner of the lounge, with a mini coffee table next to the two chairs & a lamp above each chair as well.  Dave had a pile of books, with a glass of beer & a diary next to him, Tricia had a bottle of wine next to her.

I initially found them quite raw around the edges, but that quickly turned to a soft-fondness for them after a few visits.  They were both formidable individuals in their own right & as a team, not a lot got in the way of them.  Tricia had been diagnosed with MS when she was around 25 years old, which at this stage could be debilitating for her some days.  Dave was ok & did most of the cooking & organising & they both loved their Saga trips.

They had been initiated into a Gardnerian Coven in the early 80s & had then hived off & ran their own Coven.  By the time I met them they had stepped down from HPS & HP & were now Coven Elders, with a variety of knowledge that they willingly shared.  Tricia was quieter than Dave, but I always had little chats with her whenever I saw them.   They also had a Pink Panther bendy figure attached to the central lampshade in the room; I will expand on the relevance later!

Dave & Tricia had put a training plan together for ‘Initiated Witchcraft’, with a focus on people who were interested in training for ‘Initiatory Craft’.  They noted that during their ‘initiate’ life experience that some covens were stronger than others, & this seemed to be linked with a training regime, or lack thereof, before Initiation.

The ‘pre-initiate’ program they would put together would be passed down to Rhys in the early 90s, with me supporting Rhys with the training as of 2011.

The ‘training’ program ran over a 2 year period & covered many areas, all linked to offer a strong base of understanding around personal responsibility, psychology linked to ‘initiate’ practice & some general info around ritual & magic.   The training, although updated still holds a lot of the basics that were passed down from Dave & Tricia, with myself & Rhys also running it over a 2 year period to this day.

For people interested in finding out more about ‘initiatory craft’  the 2 year program, offers a good understanding, & also offers a good amount of time for relationships to build between the Coven Leaders & potential initiates.  This also offers an easy out, for people who are not interested in pursuing initiatory craft, but wish to explore or understand more about safe ritual & magical practises.

Sadly Tricia died in 2016, but Dave continued supporting Rhys & myself with the ‘pre-initiate’ training.  He took over the ‘mentoring’ in year 2 for some people who had stuck with the training through the first year.

Rhys & I saw Dave & Tricia quite regularly & continued seeing Dave when she died.  He always had a good conversation & always spoke about some of him & Tricia’s antics over the years, of which some were hilarious & some were horrendous, but it was always interesting.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Now onto the Pink Panther; whenever I went to visit Dave’s home, I would remodel the pink panther on the lampshade & about 3 years ago, purchased a bendy cat woman toy, to join him.  I remember Dave saying to me on one occasion, as I was manipulating them into another cuddly position, on the lampshade, ‘You do realise that you have created a thought form now don’t you’.  I giggled & said that it had crossed my mind a few times & that was ok, as they were completely harmless.  I am not sure what will happen to Pink Panther & Cat Woman now; but it was always a bit silly & a bit amusing & became something that was always linked to my visits to Dave.

Dave & Tricia, were also lovers of good wine & good food.  Dave always had a good bottle of something to offer, as soon as you crossed the threshold.  He made you feel welcome, but you would always leave with something else to think about.

I will miss his company & his wine, but I am sure that if there is an ‘afterlife’ he will be causing havoc for someone & him & Tricia, will be finding it most amusing & likely be drinking a very good quality ‘Claret’, whilst watching the chaos unfold.

 

Geplaatst in English articles | Getagged , , , | Een reactie plaatsen

Reflections on Celebrating the Silver Circle 45th Anniversary 2025

 

The celebrations began on Thursday, March 13t,h when our first guests started to arrive. On Friday, a few of us went to check out the Central Library in the iconic building on the Neude, Utrecht, where our main event was taking place.

And so on March 15th we met in the ‘Collegezaal’. Jana & Wolf led the Opening Ceremony, followed by Jana’s presentation “Wiccan Rede – from Paper to Digital”** It was delightful to see the development of Wiccan Rede since 1980. It brought back many memories!

After Jana’s presentation, there followed a number of reflections from various people who have links with the Silver Circle family.

From the Netherlands to Russia, from Spain to England, the outreach has created an amazing journey. Gwiddon talked us through his encounters, covering Russia to Spain.

He reminded me of my first visit to Moscow in 2009 when few people knew about Gardnerian Wicca. It was quite different when I made a return visit in 2015. Thanks to Gwiddon and a couple of other people, there was a thriving pagan community. It was also during that visit that we presented the Russian translation of my book ‘Beyond the Broomstick’.  That was quite a milestone since there were few books about Wicca in Russian.

Today, there is still a Moscow Moot, and we have a thriving community in Barcelona where Gwiddon was instrumental in setting up another moot.

In the Netherlands, the influence of ‘Silver Circle’ has not only been felt with our own Covens, but also with people who have branched off to form their own distinct groups. Peter & Alex gave a wonderful presentation of ‘the Coven in Amsterdam’ as it was affectionately known in the past.

One of the key trademarks of  Covens and Initiates descending from Eleanor Bone is the high degree of autonomy. There is no one central authority nor one decisive ‘Book of Shadows’. This has allowed flexibility and room to develop, evolve and grow organically. The influence of ‘Wicca’ as a Spiritual Path and philosophy has had an enormous impact over the last 50 years. In 1980, when Merlin & I launched ‘Silver Circle’ as a network and ‘Wiccan Rede’ as our magazine, I don’t think even we could imagine how influential it would be. There are few (neo) Pagan, Heathen streams which have not been influenced by ‘Wiccanesque’ rituals. The main elements are working in a Sacred Circle, delineating the four quarters either by wind directions or elemental kingdoms, acknowledging the Spirits of the Land – a local God, Goddess or Nature Spirit – and more often than not, celebrating the seasonal cycle.

For many years, we thought that our line of Gardnerian Wicca had faded away in the UK, but little did I know that I was meeting and working with people connected to the ‘Coven in Brighton’ via the Pagan Federation, but had never realised it. The PF itself was founded and greatly influenced by Gardnerians, including Doreen Valiente, who gave a speech at the inaugural meeting. She didn’t call herself a Gardnerian nor a witch at the time, the late 1960s, early 1970s – not many of us did..

One of the people I met via PF was Dave Bracey – he was a DM/ District Manager for the Norfolk area. I met him during the PF Council Meetings – the first one in 1998, when I represented PFI. However, it wasn’t until 2019 when I found out that he was initiated by the Maiden of the Coven I was initiated into in 1979!

Rhys & Martika, who greeted me some years back as Family, recalled how this link with Dave was what led them to me. So, the line descending from Eleanor Bone via Len & Anna hadn’t dried up in England after all. We have since found out that there were a couple of other people who had links to ‘Brighton’. In their presentation about the situation in England, Rhys & Martika announced that Dave had recently passed away. ***

They recalled how Dave (and his late wife Trish)  had inspired them and helped them to create their own coven and way of working.

After a short break, Maya Fridman recalls her connection to Silver Circle and how Wicca has influenced and inspired her work as a musician. How fitting that her new album is called ‘Ordo Ritualis’. She played a short piece to the thrill of the audience.

Then followed the launch of the English translation of ‘Horens van de Maan/ Horns of the Moon’. This is now available as an e-book. This is the first time that Merlin’s book is available in English. It was first published, in Dutch, as a booklet in 1989. It was later published by Kok, Kampen, in 1999  as ‘Moderne Hekserij – Wicca, portret van een natuurreligie’. In 2020, it was published by ‘Silver Circle Publishing’ as part of the SC 40th anniversary. And now, as part of the 45th anniversary, we have the English version!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

To conclude our afternoon, we had a vibrant discussion about ‘the Future of Wicca’. The main conclusion was that despite all the online presence and the availability of technology such as AI, the strength of Wicca lies in the personal face-to-face contact. That may take more effort, but I can attest that this is the most effective and long-lasting way of sharing the essence of Wicca.

Having said that, we did have an online meeting to celebrate the 45th Anniversary – on March 23rd 2025.


It was also the Spring Equinox. I opened the meeting with a moment of reflection:

O radiance of day
To thou who art a bright luminary before us:
To thou who art a brilliant Emerald above us:
To thou who lights the path beneath us. **

Green waters of Life, vitalise our souls
Electric blue breath invigorate our lungs
Fresh golden energy of Spring,
Fill our hearts with Love

Red serpent coiled
Unfold the mystery – the seed of new life!

I gave a shortened version of Jana’s presentation, ‘Wiccan Rede – from paper to digital’.

Several people offered their tributes, including Selena Fox. She even showed the copies of Wiccan Rede, which they still have from the days we exchanged magazines with Circle Sanctuary/Circle Network News! She noted that we were one of the few who worked multilingually. Coincidentally, in 1980, they started the PSG/ Pagan Spirit Gathering, so they will be celebrating their 45th Anniversary this year too, at the Summer Solstice. Congratulations Selena!

Next online was Peter Mark Adams, one of our esteemed guest writers. His books contain deep research of the cults of Greece and Asia Minor. One of my favourite books is ‘Mystai’, which I reviewed at Imbolc 2020.

Thorn Nightwind from Pennsylvania sent a recording. He has contributed a number of articles to ‘WRonline’. We met on various occasions, including ‘PantheaCon’ in California, where I also met many other people, including Selena & Seamus. Thorn also shared much about the history of Sybil Leek in America. This has been fascinating.

Gwiddon presented his journey from Russia – Spain. It was lovely to see some of the ‘Russian’ friends online too. Catherine offered her tribute and reminded us of the online meeting we had in 2021 during COVID. This was an online version of the Living Tarot, which was amazing. See references for the recording. For Silver Circle 2025, she also gave a reading.. she drew.. ‘The Fool’.. see the video clip for the full reading.

Other guests included Rhys & Martika, who recalled the visits we have had and shared some of the work & activities we have participated in as SC-Family.

We ended with a discussion on the same topic as we had in Utrecht, namely ‘the Future of Wicca’… and where do we go from here?

Indeed… what does the future hold for us … as a Tradition, as an ‘Online Magazine’?

In any event, I would like to thank everyone for the kind words of gratitude and participation in the celebrations, both in Utrecht and online! I highly appreciate it and look forward to the next 5 years.

Morgana

For a full viewing, see the recording:

Celebrating Silver Circle 45th Anniversary – Spring Equinox 2025

 

References

** “Wiccan Rede – from Paper to Digital”

*** See ‘Obituary Dr Dave Bracey’ and My memories of Dave Bracey

Review Mystai:

Ordo Ritualis: https://trptk.com/product-category/cds-sacds/

SC gathering and ’the Living Tarot’ Catherine Starr: (2021)

Geplaatst in English articles | Getagged , , , , , , | Een reactie plaatsen

Maretakken en heksenbezems

Bomen vol maretak

Omdat ik net heel veel maretak heb gezien, en omdat dit nummer van Wiccan Rede Online over mensen en natuur gaat, vind ik het leuk om kort iets te vertellen over deze halfparasiet. Met veel verwijzingen naar bronnen waar meer te vinden is, want het is een fascinerende plant waarover veel meer te vertellen is. En dan nog een klein stukje over de heksenbezem, een woekering op bomen, waarmee je de maretak zou kunnen verwarren.

Maretak is een belangrijk ingrediënt in de toverdrank van Asterix – Obelix krijgt die niet te drinken, want die is als kind al eens in een ketel met toverdrank gevallen. Panoramix, de druïde, snijdt de maretak met zijn gouden snoeimes van een eik. De toverdrank is verzonnen door Uderzo en Goscinny en je zou uit de strips de indruk krijgen dat maretakken altijd op eiken groeien, maar daar groeien ze juist zelden op. Bart Lauvrijsi: Voor de oude druïden “was de maretak een heilige plant, zeker wanneer hij aangetroffen werd op de belangrijkste boom, de eik. Als dit gebeurde, volgde er een ceremonieel ritueel, waarbij de druïde geheel in het wit gekleed in de boom klom om de maretak met een gouden sikkel af te knippen. Hij werd opgevangen met een groot doek, want wanneer de mistletoe in aanraking kwam met de grond, verloor hij meteen zijn magische kracht.”
Een uitgebreidere beschrijving door Plinius (23-79 n.C.) is te vinden op de website Ecoloniaii.

Maretak, ofwel vogellijm, mistletoe, Viscum album, is een halfparasiet die groeit op verschillende soorten bomen: appel, es, esdoorn, linde, meidoorn, populier en ook wel andere soorten bomen, vaak hoog in de boom. Wikipediaiii geeft een uitgebreid overzicht waarin per ondersoort wordt aangegeven op welke boomsoorten die kan voorkomen. Het is een halfparasiet, omdat de struik wel bladgroen aanmaakt, maar voor water en mineralen afhankelijk is van de boom waarop hij groeit. De boom waarop maretak groeit heeft daar wel nadeel van, en sterft jonger dan niet-geïnfecteerde bomen.

In grote delen van België en in Nederland is maretak heel zeldzaam, behalve in delen van Limburg, hij groeit namelijk alleen op bodems met kalk. Als je vanaf de Nederlandse grens de Rijn opvaart zie je dat hij in dat deel van Duitsland allesbehalve zeldzaam is. In de winter en het vroege voorjaar kun je soms een hele kilometer lang heel veel bomen zien waaraan de bolvormige struiken goed zichtbaar zijn aan de kale takken (zie de afbeelding hieronder). In het zonlicht is dan duidelijk te zien dat de plant groene bladeren heeft, van dichtbij zie je dat die dik en leerachtig zijn. De stengel “is min of meer rond, groen van kleur, gevuld en verdikt onder de knoop waar hij zich in tweeën splitst. Op de eerste stengel en verder op ieder volgend stengeldeel (of stengellid) ontstaat zo steeds een gaffelvormige vertakkingiv“. (Vergelijk met de takken van de esdoorn). De plant is tweehuizig, wat betekent dat de ene struik alleen mannelijke bloemen heeft (met stuifmeel) en de andere alleen vrouwelijke bloemen (met stempel waaruit vruchtbeginsel en vrucht, bes, kunnen groeien).

Botanische prent van de maretak, Viscum album, met bladeren en bessen en details van de bloeiwijze en het vruchtbeginsel. Walther Otto Müller, Köhler–s Medizinal-Pflanzen-281, 1897.

De bessen zijn heel kleverig, en giftig voor mensen, maar niet voor de vogels – vaak lijsters – die ze eten en ze verspreiden doordat ze proberen om hun snavels weer schoon te krijgen door die langs de oksel van een tak te halen. En dat is precies de plek waar een nieuwe maretak kan ontstaan.
Niet alleen lijsters en andere vogels eten de bessen, maar als het voedsel schaars is ook zoogdieren zoals eekhoorns, herten en elanden. En er zijn vogels die broeden in maretakken en ook insecten die er hun eieren in leggen.

Wat je moet doen als iemand (een kind) meer dan een paar besjes gegeten heeft, vind je op de website van het Belgische Antigifcentrumv. ‘Giftig’ betekent vaak ook dat een plant medicinaal gebruikt wordt. In de kruidengeneeskunde wordt hij bijvoorbeeld gebruikt om de bloeddruk te reguleren, en in de moderne geneeskunde wordt er een extract van gemaakt als medicijn tegen darmkanker.vi
Geen plant om zelf mee te gaan experimenteren!

In de mythologie is maretak natuurlijk bekend van het verhaal van Balder, die door een list van Loki gedood wordt door een pijl gemaakt van maretak. Dat verhaal staat al in Wiccan Rede: Balder – God of Light.

“Ook vinden we de maretak terug in de toverstaf van de Griekse godin Persephone, het stelde haar in staat om al het kwaad ter wereld te bezweren, het is dan ook niet zo verwonderlijk dat in de Middeleeuwse toverboeken de maretak aangeprezen werd als duivelbanner.” (Noot ii).

Maretak heeft nog veel meer namen in het Nederlands: boomgras, boomkruid, duivelsgras, duivelsnest, hamschel, hamspoen, heksenbezem (zie ook hieronder), heksennest, holster, hulster, kersterhout, lijmkruid, marrentacken, mattekruid, mistel, mistletoe, moertacken, priemst, raamsch, slangentong, viscus en vogellijm. (Bronnen: Wikipedia en Ecolonie).
De Keltische naam is ‘Druidh-lus’, in ‘The Druid Plant Oracle’vii. “Drawing this card may indicate that a period of difficulty is over, as a new cycle dawns. … Like Awen – the three drops of inspiration in Cerridwen’s brew – Mistletoe brings guidance, inspiration and fertility, which augurs well for any creative endeavour. Since Mistletoe was known as All-heal, finding this card in a reading may well indicate that, indeed, all is being healed.”

Natuurlijk is mistletoe ook bekend van het gebruik om eronder te zoenen, in de periode rond midwinter. Een gebruik dat al zou dateren van rond 1500. “Personages in The Pickwick Papers van Charles Dickens en de korte verhalen van Washington Irving worden zoenend onder de maretak beschreven. De gewoonte in die tijd was dat een man elke vrouw onder de maretak kon kussen, en bij elke kus werd een bes geplukt. Het was geluk om te accepteren en pech om het niet te doen”.viii

Hoewel een maretak soms ‘heksenbezem’ genoemd wordt, is een heksenbezemix een heel ander verschijnsel, namelijk een woekering van planten waarbij meer groeitoppen zich ontwikkelen uit een enkele groeitop. Ofwel: in een aangetaste boom maakt een tak een heleboel zijtakjes. Dat gebeurt door een bacteriesoort of een schimmel, en wat je ziet lijkt een wirwar van takken. In Nederland zie je dat vaak in berken, en in toenemende mate in appelbomen. Ook van heksenbezems kan een enkele boom er meerdere hebben, soms wel tientallen. Als het nog maar een enkele woekering is, kun je die wel weghalen (en het hout afvoeren of verbranden). Een heksenbezem zou voor een boom geen kwaad kunnen, en voor insecten de gelegenheid bieden om te schuilen. Bij fruitbomen gaat het wel ten koste van de opbrengst.
Zowel de heksenbezem als de maretak wordt in het Duits ook wel Mahrenest genoemd. ‘Mare’ betekent heks, nachtmerrie, nachtelijke kwelgeest of spook.

En dan heb je natuurlijk zijn er ook nog heksenbezems – de bezems die heksen gebruiken, vaak vergelijkbaar met de bezems van straatvegers. En vogelnesten in bomen die lijken op de woekering ‘heksenbezem’, maar die bijvoorbeeld gemaakt zijn door vogels uit de kraaienfamilie, bijvoorbeeld roeken. Zij vormen hele kolonies.

Nog een laatste weetje over de oorsprong van het woord maretak, dat je kunt overslaan als je niet houdt van vieze details. “Mistletoe is een woord uit het Angelsaksisch, het Oudgermaanse woord ‘mist’ betekent ‘mest’ en het Angelsaksische woord ’tan’ staat voor ’twijg’, blijkbaar had men toen al ontdekt hoe de plant zich verspreidde door middel van vogels die de zaden verspreidde via hun ontlastingx“.

Er is nog veel meer te lezen over maretak. Naast de al genoemde websites zijn er nog een hele reeks plantkundige websitesxi.

i  Bart Lauvrijs: Een wereld vol bijgeloof. Van abracadabra tot de zwarte kat. LINK

vii  The Druid Plant Oracle. Working with the magical flora of the Druid tradition. Philip and Stephanie Carr-Gomm, illustrated by Will Worthington.

 

Geplaatst in Artikelen | Getagged , , | Een reactie plaatsen