Recensie: Planten en hun legenden

Jurrie Meulenhoff en Sophieke Nijhuis
Planten en hun legenden : een tuin vol verhalen
WBOOKS i.s.m. Nederlands Openluchtmuseum, 2012. 191 p. ISBN 978-90-400-0709-5. € 22,50

Voorkant van het boek Planten en hun legenden

De planten in dit boek zijn allemaal te zien in de Legendeplantentuin van het Nederlands Openluchtmuseum. Het boek is echter veel meer dan een gids bij deze tuin. De verhalen over tweehonderd planten zijn opgedeeld in negen categorieën. Planten kunnen in meer dan één categorie voorkomen, maar worden onder een daarvan beschreven. De wilde cichorei is bijvoorbeeld zowel een religieuze als een folkloreplant, een Mariaplant en een zonnewijzerplant, en valt ook onder de categorie bloementaal. De gewone vlier valt onder de mythologische en de heksenplanten, de heraldische en folkloreplanten en de vlinderstruik (Buddleja davidii) alleen onder de naamplanten.

Tot de mythologische planten behoren de Adonis, de Crocus en de Laurus (laurier), de plant waarin Demeter de nimf Daphne veranderde vanwege Apollo’s opdringerigheid jegens haar. Onder de heksenplanten worden vooral die planten begrepen die zinsbegoochelende stoffen bevatten. Hierbij niet alleen de doornappel, de gevlekte scheerling (giftig!) en het bilzekruid (ooit een gewaardeerd bestanddeel van liefdesdranken en van bier), maar ook hennep en tabak.

De folkloreplanten spelen nog een rol in de volkscultuur. Ze bieden bescherming, werken genezend, houden herinneringen in stand, dragen bij aan herdenkingen en feestelijke gebeurtenissen (inclusief corso’s) en spelen een rol in sprookjes. De kruidenwisplanten worden in deze categorie besproken.

Heraldische planten zijn die gewassen die voorkomen op wapenschilden van de adel en van gemeenten en provincies. Denk aan lelie, roos, korenschoof, eikel en klaverblad. De zonnewijzerplanten werden door Linnaeus in zijn tuin aangeplant omdat ze zich op vaste tijdstippen openen of sluiten. In de praktijk bleek dat nogal te verschillenn afhankelijk van allerlei andere factoren. In dit deel van het boek treffen we de dagschone, de zonnebloem, kompasplant en eendagsbloem (ik mis de gele morgenster).

Jurrie Meulenhoff was ziekenhuisapotheker. Sophieke Nijhuis studeerde tuinbouwplantenteelt en plantenveredeling. Beiden zijn al jaren lid van de Kruidentuincommissie van het Openluchtmuseum.

Het boek is voorzien van verklarende woordenlijsten, een bronnenlijst en een register op de Nederlandse plantennamen. (De volgorde binnen de categorieën is die van de Latijnse naam).

Een mooi boek voor liefhebbers van planten, zeker voor wie dat combineert met een interesse in mythologie en folklore.

Over Jana

Wicca is mijn religie, achteraf gezien is dat altijd al zo geweest. Ik heb het geluk gehad mensen te leren kennen waarmee het goed klikte. In 1984 hebben zij me ingewijd in een Gardnerian coven. Anders was ik alleen verder gegaan. Mijn ideeën over de rol van man en vrouw komen in wicca terug. Zo ook mijn ideeën over het belang van natuur en milieu: ik vier de jaarfeesten en eet de groenten van het seizoen. En de Wiccan Rede ('Doe wat je wilt, mits het niemand schaadt') was al mijn lijfspreuk voor ik wicca leerde kennen.
Dit bericht is geplaatst in Boeken met de tags , , , , . Bookmark de permalink.