Bijgeloof en de wortels van volksmagie, deel 2

Deel 2 – Verslagen van antropologen en journalisten

De joodse journalist Carlo Levi leefde in de tijden van Mussolini in ballingschap in Zuid-Italië bij de plaats Eboli, in de regio Lucania (tegenwoordig Basilicata genoemd). In zijn prachtige reportage/roman Christus kwam niet verder dan Eboli vertelt hij een verhaal waarin hij getuige is van het bestaan van een wereld  die bestond buiten de geschiedenis van de rest van Italië, met enorme verschillen vergeleken met het noorden van Italië waar hij vandaan kwam, en ver af van de macht van de Kerk van Rome: de roman werd ook prachtig vertolkt in de film van Francesco Rosi uit 1979.

De Griekse actrice Irene Papas in de rol van Giulia Venere

Portret van Giulia Venere door Carlo Levi, 1936

Na de anderhalf jaar tijd dat hij daar in ballingschap leefde, heeft Levi kunnen concluderen dat de geschiedenis, de kerk en de wet weinig hadden kunnen veranderen in de cultuur van de boeren en de dorpelingen uit die streek, omdat deze in feite geïsoleerd en relatief ongecontroleerd leefden. In hun dagelijks leven, met armoede, ziektes, honger en afhankelijkheid van de natuurcycli, in een land waar de regen zich weinig laat zien en de grond heel lastig is te cultiveren, waren het lot en het blootgesteld zijn aan de natuurkrachten een vanzelfsprekend feit.

Levi beschrijft hun bestaan als iets dat door een soort pijn die amoreel is wordt gevuld, een pijn die een aardse aanwezigheid is in alles wat rondom die mensen bestaat.

Hierdoor, de fundamenten van het christendom, oftewel de individuele ziel, de hoop, de verbinding tussen oorzaak en gevolg, maar ook de ratio en de geschiedenis, waren voor die mensen elementen die niet konden doordringen in hun bestaan. Eigenlijk waren de Romeinen, in het verre verleden, ook daar nooit echt gekomen, met hun grote wegen, oorlogen en handel, en zelfs de Oude Grieken niet: de tijd had in hun geest grotendeels stil gestaan, en er werd nauwelijks gecommuniceerd met de geïnstitutionaliseerde machten en/of andere volken en culturen.

Het is bekend dat niet alleen in die streken, maar over het algemeen in heel Zuid-Italië, de vele veroveraars die daar hebben gedomineerd en de gecentraliseerde macht van het land weinig hebben gegeven om de economische groei en het welzijn van mens en land. De macht van staat en kerk heeft zich beperkt tot belasten, exploiteren, en het opleggen van sociale normen en waarden die vreemd en vijandig leken. In de tijd van het fascisme wist een groot deel van de bevolking van de streek waar Levi verbleef niet eens wat Rome was: men had geen idee van het bestaan van een hoofdstad en hooguit een gevoel van een staat die hun wilde onderdrukken.

De journalist constateert een heidense, primitieve heiligheid die in alles stroomt, en het individu verbindt in een onafscheidelijke veelheid waar het idee van onafhankelijkheid niet kan bestaan. De nauwe co-existentie van de mensen met dieren betekende dat enkele individuen dierlijke trekken konden aannemen, in gedrag of uiterlijk, tijdelijk of zelfs permanent.

Levi woont tijdelijk bij de dorpsheks en alleenstaande moeder Giulia Venere. Zij verbiedt hem bijvoorbeeld de vuilnis in de avond buiten te zetten, omdat anders een van de beschermende avondengelen van het huis (een bij de deur, een bij de tafel en een bij het bed) beledigd zou zijn. Giulia wil niet poseren voor een geschilderd portret (Levi was ook een schilder) omdat zij bang was dat haar ziel gestolen zou worden. Uiteindelijk geeft zij toe, en hij mag toch een portret van haar maken.

De antropoloog Ernesto De Martino, auteur van vele belangrijke studies over folklore en magische rituelen, werd getuige van de laatste periode waarin volksgeloofrituelen, die nu verdwenen zijn, plaatsvonden op het platteland van Zuid-Italië. Enkele taferelen werden ook door zijn equipe gefilmd en geregistreerd. In zijn werk Sud e Magia (Het Zuiden en Magie) vraagt hij zich af waarom in een diepkatholiek land, maar ook een land van belangrijke filosofen uit de Verlichting en andere intellectuelen die het geloof ter discussie hadden gebracht sinds de achttiende eeuw, irrationele en heidense manifestaties zoals magie bleven bestaan. Hij probeert de oorzaken en gevolgen van dit zeer specifieke syncretisme te identificeren en een historische verklaring te geven.

Vrouw uit de documentaire van De Martino, de zogenaamde ‘fattucchiera di Colobraro’

Volgens De Martino kunnen wij stellen dat een archaïsche levensovertuiging de oorzaak is, ondanks de modernisering. De onzekerheid van de toekomst, de druk die geoefend wordt door de natuurkrachten (zoals langdurige droogte, epidemieën, aardbevingen) en de geïnstitutionaliseerde maar veraf staande macht, waarop het volk geen controle kan beoefenen en nauwelijks ermee kan communiceren, de afwezigheid van sociale diensten en infrastructuur, waren toen en zijn nog steeds een vruchtbare grond voor het praktiseren van volksmagie als enige redding tegen de dagelijkse tegenslagen van het leven.

De kerk, die direct of indirect zorgt voor de co-existentie van elementen van magie en religie, snapte de functie van deze verbinding: in de heidense ‘scongiuri’ (formules) werden de christelijke heiligen en gebeden, met de simpele gebaren van een kruis slaan, de heidense ‘historiolae’ (verhaaltjes, verzinsels) met christelijke ‘historiolae’ vervangen, en op deze manier konden de volkse geheugens helpen om de thema’s van het geloof beter te onthouden (door middel van bijvoorbeeld rijm en ritmische herhalingen, ook van gebaar).

De Martino beschrijft vele voorbeelden van rituelen en handelingen van het dagelijks leven, waar hij zelf aanwezig was geweest of zich over had laten vertellen. Genezingen, voorkomen van ziektes, manipuleren van relaties, voorkomen van slechte omstandigheden, het boze oog etc. Zelfs tijdens het volgen van de christelijke liturgische praktijken neemt de zuiderling geen afstand van de magische en sjamanistische handelingen. Deze verruiming van religieuze begrippen garandeert hem de aanwezigheid van God en vermindert het conflict van een zondige situatie.

Hetzelfde verzoek om genade wordt in het algemeen gericht aan de heiligen. Met de uitgekozen heilige (meestal is deze toch een streekverbonden figuur) ontstaat er een vertrouwensrelatie en solidariteit, alsof hij/zij een intieme vriend/in van de aanvrager zou zijn en ook vanzelfsprekend partij voor hem zou nemen, ongeacht de oprechtheid van de wens: men gaat van het idee uit dat wensen vervullen een taak van de heiligen is. Als de wens uitkomt, of de gratie wordt verleend, dan wordt de heilige terugbetaald door de aanvrager met een ex-voto (een object van zilver, of ander materiaal, meestal in de vorm van een hart met vlammen, vroeger ook in de vorm van het orgaan dat genezen werd), die naar de gewijde kerk van de heilige wordt gebracht, of met geschenken in geld voor de kerk waar de heilige wordt vereerd, of een opoffering.

Uit onderzoeken die door experts van folklore en populaire tradities zijn uitgevoerd, is een hele reeks documenten aan het licht gekomen over de riten van magie, het bijgeloof en volksgeloof, en over volksgeneeskunde. Er waren talloze magische praktijken die erop gericht waren de gebeurtenissen af ​​te wenden van elke negatieve invloed van het bovennatuurlijke. Deze betroffen alle aspecten en stadia van het leven  volgens zijn ritme: geboorte, verloving, huwelijk, dood, landbouw, gezondheid, en ook oude praktijken die nog steeds worden uitgeoefend in een of ander heiligdom, gericht op het verkrijgen van een volledig contact met de goddelijkheid waarvan verwacht wordt dat deze genezingen en genade zal verstrekken, vijanden zal verslaan of vervloeken en voorspoed bevorderden.

Overal in het zuiden werden spreuken, kruiden en andere soorten remedies gebruikt waar het medicijn of een simpel gebed in de kerk niet konden helpen. Kruiden hadden een belangrijke rol. Een veel gebruikt kruid was de wijnruit (Ruta graveolens), een plant met verdovende kracht die, om haar  magische waarde te krijgen, na middernacht moest worden verzameld. Het gebruik van wijnruit is gedocumenteerd sinds de oudheid en had volgens vele tradities de kracht om boze geesten en slechte invloeden te verjagen. In het verhaal van Mitridates was wijnruit het belangrijkste ingrediënt van zijn anti-gif-drank. In werkelijkheid zijn hoge doseringen van deze plant zeer schadelijk en kunnen ontstekingen van de huid, maag en darmen, stuiptrekkingen, duizeligheid en vergiftigingen veroorzaken, en bij zwangere vrouwen abortus. Wijnruit werd toch in de volksgeneeskunde veel toegepast, onder andere om malaria proberen te bestrijden.

De antropoloog Alfredo Cattabiani, auteur van o.a. een prachtige boek met de titel Florario over de geschiedenis en mythologie van planten, vertelt dat het volksgeloof beweerde dat de wijnruit de libido van vrouwen liet toenemen maar die van mannen juist afnemen. Wijnruit werd gedragen om schorpioenen, spinnen en slangen af te weren, maar werd ook gemengd met wijn, honing en zout en op de wonden gesmeerd in geval van beten van giftige insecten, reptielen of honden. In de Renaissance werd dit kruid ook ‘herba de fuga demonis’, oftewel ‘duivelverdrijvend kruid’ genoemd.

Twee andere universele beschermende planten van het zuiden, de knoflook en, na de Renaissance, de chilipepers, werden veel gebruikt om huizen, mensen en dieren te beschermen: hangend bij deuren, schoorstenen, ramen en verwerkt in amuletten, dranken of smeersels, soms ook samen met wijnruit. Een teen knoflook werd meegenomen op zak voor algemene bescherming, en ijzeren voorwerpen voor het landbouw werden ‘ritueel’ ingewreven met knoflook.

De laurier, in het Middellandse Zeegebied sinds de Oudheid een heilige plant, waaromheen veel bekende mythes draaien, werd ook veel in de volksmagie gebruikt. Laurier had volgens de oude leer zuiverende eigenschappen: het werd bijvoorbeeld toegepast om water te reinigen, en volgens veel geleerden, o.a. de Siciliaanse antropoloog Pitrè, was laurier een beschermende plant tegen bliksem en storm. Pitrè vertelt ook dat in enkele streken van Sicilië grote takken laurier gezegend werden en dan versierd met linten, sinaasappels en zijden doeken, en in heilige processies van de katholieke kerk gebruikt werden als ornament: de participanten probeerden een klein takje te veroveren en mee te nemen naar huis als zegening en bescherming.

Voorwerpen van ijzer zoals spijkers, hoefijzers, en schedels van dieren of andere dierlijke lichaamsdelen zoals botten, haar of veren, maar ook menselijk haar, nagels, bloed, sperma en speeksel werden gebruikt voor magische doeleinden. Speeksel in het bijzonder werd beschouwd als een belangrijk magisch middel: drie keer spugen op de grond was een snelle remedie om het boze oog, kwade woorden of vijandig gedrag tegen te houden.

In deze kostbare korte film ‘Superstizione‘ van de beroemde regisseur Michelangelo Antonioni, kunnen wij authentieke beelden zien van handelingen van volksgeloof, uit de jaren ‘40/50 van de voorgaande eeuw die opgenomen zijn in Zuid-Italië. Helaas is het audiomateriaal in zeer slechte staat.

> Deel 1

Oospronkelijk: Lezing bijgeloof, deel II – Verslagen van antropologen en journalisten

Dit bericht is geplaatst in Artikelen met de tags , , , , . Bookmark de permalink.