Drentse heidenen
Het nieuwe seizoen van De hokjesman van de VPRO begon in april met een aflevering over Drenthe. Drenthe begint al een beetje in Overijssel, in het plaatsje IJhorst, waar men zich meer verwant voelt met de Drenten dan met de Staphorsters. Dat heeft met het geloof te maken, legden een paar mensen de hokjesman uit. Kinderen in IJhorst worden gedoopt met water uit de Reest, de beek tussen Drenthe en Overijssel. Het gaat er niet zozeer om dat het kind door de doop bij de kerk hoort, maar dat het bij de mensen uit het Reesterland hoort. De hokjesman merkte op dat hij het nogal heidens vond klinken, één worden met het land door het water uit de beek, en de mensen beaamden dat de kerstening in Drenthe nooit helemaal is gelukt. “Als je echt in het hart, in de ziel van de Drenten kijkt, dan zijn het nog heidenen.”
De aflevering leek zwaar te leunen op het hoofdstuk over Drenthe in het boek De Nederlandse volkskarakters uit 1938, waaruit hij voortdurend citeerde. Anne de Vries (auteur van Bartje – “Ik bid nie veur bruune boon’n”) schreef daarin: “In zijn hart is [de Drentse boer] niet veel meer dan de fatalistische heiden van voor duizend jaar.” Uit de context valt op te maken dat met ‘heiden’ iemand werd bedoeld met een wat onbehouwen, primitief geestelijk leven, bij wie de finesses van de christelijke beschaving nog niet hebben willen aanslaan. ‘Heidendom’ was hier dus vooral iets niet (namelijk ontwikkeld en christelijk) en wat het dan wel was, bleef onduidelijk.
Hunebedden
De hokjesman wandelde nog wel langs een hunebed. In de tijd van het Trechterbekervolk, ruim 5000 jaar geleden, vertelde hij, was Drenthe dichtbevolkt. “Een glorieus verleden, maar nimmer opgetekend. Hoogstens in het landschap.” De afwezigheid van schriftelijke bronnen laat veel ruimte voor interpretatie. In de jaren zeventig stelde Frits Bom dat de hunebedden niet waren gebouwd door het Trechterbekervolk, dat daar volgens hem niet toe in staat was, maar door een eerder volk, dat beschikte over geavanceerde technologieën en paranormale gaven. Hunebedden waren volgens hem niet gebouwd als graven maar als schuilkelders.
In Skepter (2016, nr.1) schreef Wilmar Taal een artikel over de hunebeddentheorie van Frits Bom. Taal plaatst de opvattingen van Bom in het kader van ufologie en ideeën over buitenaardse beschavingen à la Erich von Däniken. De ondertitel van Boms boek Het mysterie van de hunebedden luidde immers: Buitenaardse hulp? Met een vraagteken, dat wel. Over het veronderstelde hoogbeschaafde pre-Trechterbekervolk merkt Taal op: “Bom laat in het midden of dit volk buitenaards was.”
Trechterbekercultuur
Begin april maakte het Drents Museum bekend dat het voor 2018-2019 een grote tentoonstelling voorbereidt over de trechterbekercultuur in Noord-Europa. De aanleiding is de vondst in mei vorig jaar van het grafveld bij Dalfsen (Overijssel). Hier werden meer dan honderd graven ontdekt met grafgiften zoals de kenmerkende trechterbekers, maar ook vuurstenen wapens en werktuigen en barnstenen kettingen. Ook was er een aarden monument en de resten van een boerderij. Het is het grootste bekende grafveld van West-Europa. Op een website over de opgravingen zijn alvast wat foto’s van vondsten te zien.
Geen trechterbekercultuur
Bij opgravingen in dezelfde omgeving zijn negen graven uit de Merovingische periode gevonden, met daarin onder meer wapens, een barnstenen ketting en vergulde mantelspelden. Aanvankelijk werd hieraan weinig ruchtbaarheid gegeven, niet omdat deze vondsten uit de vroege middeleeuwen minder belangwekkend zouden zijn dan die van het grafveld uit de steentijd, maar om te voorkomen dat mensen ze met elkaar zouden verwarren. Deze ‘Schat van Dalfsen’ wordt tot half juli (dit jaar) tentoongesteld in het gemeentehuis van Dalfsen.
Meer archeologische vondsten
De graven bij Dalfsen werden ontdekt toen men op die plaats een winkelcentrum wilde gaan bouwen. Zo’n acht kilometer van Stonehenge is een grafveld uit de bronstijd ontdekt, nadat dassen holen waren gaan graven in een oude grafheuvel en daarbij een urn en wat potscherven aan de oppervlakte hadden gebracht. De Daily Mail berichtte hierover, en gaf meteen een overzicht van andere archeologische vondsten door dassen.
In Nederland zijn het vooral amateurarcheologen met metaaldetectoren die bijzondere dingen vinden. In januari vond iemand uit Oudewater een vikinggesp uit de 10e-12e eeuw, die in het stadhuis van Oudewater zou worden tentoongesteld. De vindplaats werd geheim gehouden om geen overlast te veroorzaken. In de buurt van Joure vond een jongeman uit Goingarijp in februari een gouden fibula. Deze mantelspeld dateert mogelijk uit de 7e-11e eeuw. Aan één kant is de speld versierd met een edelsteen en aan de andere kant is de god Odin afgebeeld.
Nog meer vondsten
Niet alleen in de bodem worden interessante zaken aangetroffen. In februari werd een alchemistisch manuscript van Isaac Newton geveild. Het was afkomstig uit een particuliere collectie en is gekocht door de Chemical Heritage Foundation (CHF) in Philadelphia. Het manuscript is in het Latijn geschreven en bevat een recept van Eirenaeus Philalethes (pseudoniem van George Starkey) voor ‘filosofisch kwikzilver’, dat benodigd is voor het maken van de Steen der Wijzen. Met die Steen zou lood in goud kunnen worden veranderd of zouden mensen eeuwig kunnen leven. Het is niet bekend of Newton ooit heeft geprobeerd filosofisch kwikzilver te maken. De CHF zal de tekst beschikbaar stellen op de website The Chymistry of Isaac Newton, een project van de Universiteit van Indiana.
Bij het ordenen van stukken kwam iemand in het Oostenrijkse staatsarchief in januari een handgeschreven toverboek tegen: La vera clavicola di Salamone, re d’Israel (de Sleutel van Salomo). Blijkbaar vond men dit geen opzienbarende gebeurtenis, want de website van het Oostenrijkse staatsarchief en andere media maken er geen melding van. Ik zag het op Facebook.
In maart werd bekend dat in het depot van de Nationale Bibliotheek van Tsjechië een collectie boeken was aangetroffen die deel uitmaakten van Heinrich Himmlers heksenonderzoek. Een Noorse historicus van de vrijmetselarij vond de boeken, waaronder een aantal uit de bibliotheek van de Noorse vrijmetselaars uit Oslo, die in de oorlog door de Duitsers waren meegenomen. SS-leider Himmler had een speciale organisatie (H-Sonderauftrag) opgericht om overal vandaan informatie te verzamelen over heksenprocessen en over magische, occulte en bovennatuurlijke zaken. Het onderzoek zou moeten ‘bewijzen’ dat heksen een oer-germaanse godsdienst hadden aangehangen die de katholieken en Joden (!) met de heksenvervolgingen hadden geprobeerd uit te roeien. Daarnaast geloofde Himmler dat hijzelf afstamde van een heks. Tijdens nazifeesten liet hij heksendansen opvoeren.
Weerwolven
Het zal de meeste lezers wel bekend zijn dat de heksenvervolgingen geen typisch katholiek verschijnsel waren (Calvijn bijv. vond ook dat heksen ter dood gebracht moesten worden – protesten tegen de vervolgingen kwamen overigens van zowel katholieke als protestante zijde), en dat Joden zelf vaak slachtoffer waren van vervolgingen (zowel Joden als heksen werden ervan verdacht bronnen te vergiftigen, kinderen ritueel te vermoorden, de hostie te ontheiligen, enz.; dat het woord ‘sabbat’ niet alleen in Joods verband wordt gebruikt, maar ook een bijeenkomst van heksen kan aanduiden, houdt hiermee verband). In mindere mate werden in de zestiende en zeventiende eeuw ook weerwolven vervolgd, vertelde Willem de Blécourt in maart aan een journalist van NRC. Hij werd geïnterviewd over het recent verschenen boek Werewolf Histories.
In het Noord- en Westeuropese volksgeloof was een weerwolf een man die zich op magische wijze in een wolf veranderde door een dierenvel of een aardappelzak om te slaan. Zo’n weerwolf (het woord betekent man-wolf) deed dingen die een fatsoenlijk man niet werd geacht te doen, zoals mensen en dieren aanvallen of seksueel belagen.
De Blécourt vermoedt dat ‘weerwolven’ (als werkwoord) gedeeltelijk een spel of een uitlaatklep kon zijn voor mannen die niet op een andere manier aan hun trekken konden komen. Ook kunnen er psychiatrische patiënten bij zijn geweest die tijdens psychosen dachten dat ze een dier waren. Uit de rechtbankverslagen van zowel heksen als weerwolven komt naar voren dat de verdachten onder marteling dingen vertelden die destijds tot het gangbare wereldbeeld behoorden, zoals dat iemand betoverd kon zijn, maar die tegenwoordig als psychotisch zouden worden bestempeld. De processen tegen weerwolven werden volgens De Blécourt niet gehouden omdat de bevolking daar om vroeg, maar waren een manier van plaatselijke heersers om te laten zien dat ze macht hadden.
Weerwolven zoals die in films en series worden geportretteerd, als mannen die bij volle maan in wolven veranderen, zijn volgens De Blécourt een recente Amerikaanse uitvinding. Dat iemand een weerwolf zou worden na te zijn gebeten, is ontleend aan de vampiermythe.
The Witch
In de Amerikaans-Canadese horrorfilm The Witch: a New England Folktale worden elementen uit het volksgeloof over heksen verweven met de geschiedenis van New England. De film is op het moment dat ik dit schrijf nog niet in de Nederlandse bioscopen geweest.
Het is een verhaal over een gezin van puriteinen in de zeventiende eeuw, dat wegens hovaardij (prideful conceit) uit de dorpsgemeenschap is gezet en een boerderij is begonnen aan de rand van een bos. Op een dag verdwijnt het kleinste kind. Wat er daarna gebeurt, wordt verschillend beschreven afhankelijk van de taal waarin ik de beschrijvingen lees. In het Engels blijkt dat een heks de baby heeft gestolen en vermoord om het vet te gebruiken in haar heksenzalf. Na nog meer griezelige gebeurtenissen wordt duidelijk dat de zwarte bok op de boerderij Satan in vermomming is, met wie een van de gezinsleden een pact sluit om zich tenslotte aan te sluiten bij een heksencoven die naakt en leviterend de sabbat viert in het bos. In het Nederlands worden de gebeurtenissen vooral psychologisch geduid en gaat het om hoog oplopende spanningen in het gezin, waarbij ze in hun zoeken naar verklaringen voor het ongeluk dat hen treft, in elkaar een zondebok beginnen te zien.
Schrijver en regisseur Robert Eggers groeide op in New England en heeft de tijd waarin de film speelt goed bestudeerd. Om zich een beeld te vormen van hoe puriteinen de wereld bezagen en hoe reëel hekserij in dat geheel was, las hij onder meer pamfletten van Cotton Mather en dagboeken van een rechter bij de heksenprocessen in Salem. In een interview met The New York Times zei hij dat de film het gevoel moest geven van “een puriteinse nachtmerrie”.
Heksen en Satan
Heksen en heidenen die de film hadden gezien, waren niet verontwaardigd dat hekserij weer eens met de duivel in verband werd gebracht, maar zagen in de film een aanklacht tegen de puriteinse mentaliteit. Daar konden ze zich wel in vinden.
Sommigen namen de gelegenheid te baat om op hun Facebookpagina of in blogs op Patheos Pagan te stellen dat Satan (of Lucifer, of de duivel) toch heus bij de wicca hoort. Diverse argumenten werden aangevoerd, bijvoorbeeld dat de Gehoornde God onder invloed van het christendom met Satan gelijkgesteld is geraakt, ook al zien de heksen hem niet als bron van het Kwaad maar eerder als Pan, god van de ongetemde natuur. Of dat hekserij in wezen altijd iets van een tegenbeweging heeft: tegen de macht van de Kerk, tegen het patriarchaat, tegen de heersende orde. Anderen vonden het onzin om de god van de wicca met een christelijke benaming en bijbehorend begrippenkader op te zadelen, of merkten op dat het bij de wicca draait om de rituele praktijk en niet om de ideeën die iemand daar over op na houdt. Thorn Mooney van het blog Oathbound schreef dat er vanuit historisch oogpunt wel degelijk een verband is tussen hekserij en het Kwaad, omdat mensen dat vroeger nu eenmaal zo zagen (“als hedendaagse heks ben je eenvoudig niet historisch representatief”), maar dat dat geen consequenties hoeft te hebben voor iemands persoonlijke magisch-religieuze beleving of praktijk.
Satanisme-feminisme
The Satanic Temple (TST) uit New York vatte The Witch op als “een verkenning van het theocratische patriarchaat in het klein, een verslag van de pathologie van religieuze hysterie die tot op vandaag doorwerkt in de politiek”, noemde de film een “transformerende satanistische ervaring” die een “nieuwe satanistiche era” inluidde, en riep op tot revolutie.
Het satanisme van The Satanic Temple is anders dan het satanisme van de ‘Church of Satan’ van Anton LaVey, schreef Ash Astaroth. De boeken van LaVey zijn nogal slecht geschreven en leunen zwaar op antisociale denkers als Ayn Rand en Ragnar Redbeard, die opwindend zijn voor pubers maar minder interessant voor mensen die beter op de hoogte zijn en emotioneel rijper. Het satanisme van TST is humanistisch en activistisch, het verzet zich tegen onderdrukking, onrecht en opgelegde autoriteit.
In Parijs tijdens het fin-de-siècle was Satan in de mode, schreef Madeleine LeDespencer in Dirge Magazine. Voor sommige vrouwen vormde dit een mogelijkheid om zich te ontworstelen aan de traditionele patriarchale en kerkelijke moraal: “Het symbool van de Heks vertegenwoordigt dikwijls angsten omtrent vrouwen binnen een bepaalde cultuur. Deze vrouwen ontdekten een kracht en een manier van handelen in het zich voordoen als het gevreesde, en plaatsen zo de satanische vrouw in een nieuwe context van zelfbekrachtiging.” Madame Chantelouve uit Huysmans’ roman Là-Bas, een gescheiden vrouw met meerdere geliefden, die seksueel initiatief nam en die deelnam aan zwarte missen, werd voor menigeen een soort rolmodel.
Maar het Parijse (en Londense) occultisme als geheel was niet zo subcultureel of revolutionair, volgens Tara Isabella Burton in JSTOR Daily. Nieuwe technologie en wetenschappelijke ontdekkingen maakten dat men zocht naar een nieuwe verhouding tussen traditie en moderniteit. Sommige vormen van magie werden daarbij geaccepteerd als wetenschappelijk, terwijl andere werden verworpen. Burton lijkt te suggereren dat de respectabiliteit van bepaalde magische praktijken samenhing met de beoefening daarvan door mannen, en dat de activiteit van vrouwen op een specifiek gebied betekende dat dat onderwerp minder serieus werd genomen. Bovendien werd die vrouwen verweten dat ze zich met voor dames ongepaste zaken bezighielden.
W.I.T.C.H.
“ … heksen en zigeuners zijn door de eeuwen heen de oorspronkelijke guerrilla- en verzetsstrijders geweest tegen onderdrukking – in het bijzonder de onderdrukking van vrouwen. Heksen waren altijd vrouwen die groovy durfden te zijn, moedig, agressief, intelligent, nonconformistisch, onderzoekend, nieuwsgierig, onafhankelijk, seksueel bevrijd, revolutionair.”
(uit het manifest van W.I.T.C.H. in de jaren ‘60)
Eind jaren ’60 gebruikten feministen in de Verenigde Staten het anti-establishmentaspect van het imago van de Heks in de acties van W.I.T.C.H., een afkorting die meestal Women’s International Terrorist Conspiracy from Hell betekende maar ook wel, afhankelijk van de actie, Women Incensed at Telephone Company Harassment, Women Infuriated at Taking Care of Hoodlums, Women Indentured to Traveler’s Corporate Hell, Women Inspired to Tell their Collective History, Women Interested in Toppling Consumer Holidays, of Women’s Independent Taxpayers, Consumers and Homemakers. De afkorting was gekozen ter gelegenheid van de eerste actie, die plaatsvond met Halloween in 1968. De activistes verkleedden zich daarbij als heksen en spraken een vloek uit over Wall Street, als publieke afwijzing van het kapitalisme. De volgende dag zouden de koersen aanzienlijk zijn gedaald…
Een andere actie vond plaats op bruiloftsbeurzen rond Valentijnsdag ’69, waarbij ze aanstaande bruiden en hun moeders voorhielden dat het huwelijk betekende dat de vrouw eigendom van de man was* en dat dat neerkwam op slavernij en legale prostitutie. Ze zongen in plaats van ‘daar komt de bruid, daar komt de bruid’: “Here come the slaves, off to their graves” en lieten witte muizen los.
Het concept dat begon in New York sloeg aan en al gauw organiseerden ‘covens’ uit verschillende steden W.I.T.C.H.-acties, waarbij politieke vervloekingen werden uitgesproken of gezongen, vaak op rijm.
Bankers gall, politicians guile,
Daley’s jowl, lackey’s smile,
Trustee’s toe, bondholder’s liar
These we cast into our fire.
(uit een chant uit de jaren ’60 van W.I.T.C.H. in Chicago)
* In Nederland en België waren getrouwde vrouwen tot in de jaren ’50 wettelijk ‘handelingsonbekwaam’ – ze moesten voor rechtshandelingen toestemming hebben van hun man – en de man was tot in de jaren ‘70 officieel hoofd van het gezin.
W.I.T.C.H. herboren
Eind vorig jaar herleefde W.I.T.C.H. in Chicago (soms met en soms zonder puntjes tussen de letters geschreven). Een drietal vrouwen had gehoord over de acties van W.I.T.C.H. in de jaren zestig en vond dat de tegenwoordige tijd ook wel wat sociaal bewogen, ritueel straattheater kon gebruiken. Leden van het nieuwe WITCH hebben bovendien “persoonlijke relaties met hekserij en erkennen de historische kracht van de figuur van de heks,” schrijven ze op hun website.
De recente acties van WITCH zijn gericht tegen veryupping en huizenspeculatie in Chicago. Hun eerste actie was op 1 november 2015, maar ze kregen bekendheid in januari en februari, toen de media veel aandacht besteedden aan de drie vrouwen die met wapperende capes en gekleurde kaarsen een speculant vervloekten en een magische bescherming uitspraken over een plein om de demonen van luxe-appartementen op afstand te houden.
Binnen de kortste keren regende het reacties in de trant van “ze hadden eerst contact moeten opnemen met de Chicago Pagan Society; dit is beledigend,” “oppervlakkig spektakel zonder onderliggende spiritualiteit,” en “wat deze lieden met hekserij hebben, gaat niet dieper dan het meest recente modeverschijnsel.” Anderen brachten daar tegenin dat iedereen zich vrijelijk heks kan noemen en dat hekserij van oudsher wordt geassocieerd met verzet tegen autoriteiten. En dat mensen die bij wijze van kunstproject een rituele performance hielden, vaak tot hun verbazing moesten constateren dat het tot ‘magische’ resultaten leidde, waardoor ze hekserij serieuzer gingen nemen.
Politieke vervloekingen
Vervloeken als politieke actie leek de afgelopen maanden in de lucht te hangen. In Facebookgroepen werd hier en daar opgeroepen tot het vervloeken van IS, maar die posts verdwenen vaak weer snel nadat er discussie ontstond over de ‘Wet van Drie’ en de ethiek van het vervloeken.
Zeezigeuners in Thailand verbrandden in februari zout en chilipepers om een investeerder te vervloeken die bouwplannen heeft die er op neerkomen dat zij een stuk rituele grond niet langer zullen kunnen bereiken en geen ruimte meer hebben om hun boten en visgerei te repareren. Het ritueel dateert uit het begin van de vorige eeuw en is bedoeld voor situaties waarin de gemeenschap geen andere uitweg ziet.
Schrijfster Anna van Praag ontdekte in april tot haar schrik en ergernis dat een van haar boeken ergens illegaal gedownload kon worden. “Daar schijnt niet zoveel aan te doen te zijn,” verzuchtte ze en daarom nam ze haar toevlucht tot een vervloeking: “moge de computers, ipad en telefoons van de mensen die illegaal boeken en andere shit downloaden voor eeuwig vervuild raken met de meest vreselijke virussen. Met een kus van heks Anna.”
Met een plengoffer van sperma met glitter vervloekten Londense queer sjamanen in februari projectontwikkelaars die op de plaats van een populaire homosauna een luxehotel willen bouwen. Het zou gaan om een oude Roma-vloek waardoor de nakomelingen van de projectontwikkelaars tot in de 13de generatie queer zouden zijn. Hoewel dat een vloek leek, was het in werkelijkheid een zegen, zeiden ze.
Leden van de christelijke groepering Veluwse Israel Vrijstaat riepen in februari “de vloek van dood en verderf” af over het gemeentehuis van Putten. Het was de culminatie van een conflict dat zich al jaren voortsleept. In deze tijd zijn zelfs de meest christelijke gemeenten van de Veluwe vergeten wat God van de mensen vraagt, vindt Veluwse Israel Vrijstaat, en daarom hebben zij zelf op een stuk grond dat zij bezitten een soevereine staat uitgeroepen om daarin “als vrije mensen van vlees en bloed te kunnen leven en te kunnen handelen in overeenstemming met de natuurwetten die Liefde, Vrede en Harmonie beogen.” Op dit stukje land bouwden ze onder meer een loofhut en wilden ze vluchtelingen opvangen. Dit alles was in strijd met de regels van de gemeente Putten-Barneveld, die de soevereiniteit niet erkent en de boel liet ontruimen.
Opmerkelijk is dat de mensen van Veluwse Israel Vrijstaat zich in een breedsprakige brochure uit november 2015 identificeren met vervolgde heksen uit de 15de-16de eeuw. Ze verwijzen naar Johannes Wier: “De geniale dokter J.Wierus (1515) uit het Hollandse Grave kwam op de gedachte dat de duivel niet in de oude vrouwen, maar juist in de rechters bleek te zitten.”
Heidense dominee
Eveneens van de Veluwe kwam het bericht dat dominee Henk Vreekamp was overleden . Vreekamp interesseerde zich voor de heidense wortels van het christendom in Europa. De naam Vreekamp kon volgens hem wel eens te maken hebben met de Germaanse godin Freya. Zijn overgrootvader stond bekend als tovenaar. Voor de papieren uitgave van Wiccan Rede heeft Boris ooit het boek Zwijgen bij volle maan besproken, en Jana besprak in de online-versie De tovenaar en de dominee en Als Freyja zich laat zien.
In een filmpje op Vimeo vertelt Vreekamp over het verband tussen christelijke en heidense gebruiken en de natuur door het jaar heen, en laat hij zich na enige aarzeling (“een dansende dominee op de dauw met een zwangere vrouw… het is geen gangbare optie”) overhalen om met blote voeten in het veld te gaan dansen.
Heidense takken
In Finland komen christendom en heidendom samen in de traditie van de paasheksen. Jonge meisjes verkleden zich op palmzondag als heksen en gaan langs de huizen met wilgentakken met katjes, waarbij ze goede wensen uitspreken in ruil voor paaseieren of snoep. Dit gebruik zou zijn ontstaan uit de combinatie van een Zweedse gewoonte waarbij kinderen zich met Pasen als heksen verkleden, en een Russische gewoonte om het vee te zegenen met wilgenkatjes.
In andere landen is de heilige ‘palmtak’ van palmzondag vaak een andere tak. In Nederland bijvoorbeeld gaat het om een buxustakje. De buxus wordt ook wel ‘palmboompje’ genoemd, maar met de botanische familie van palmbomen heeft de struik niets te maken. Een gewijd palmtakje (van de buxus) zou beschermen tegen blikseminslag. Volgens de Romeinse schrijver Plinius was buxushout bestand tegen vuur.
Oerbomen
Dit voorjaar bracht niet alleen jonge takken, maar ook nieuws over oude bomen. In Polen sloeg de Oostzee tijdens stormen een stuk strand weg, waardoor een groot aantal eikenstronken van zeker drieduizend jaar oud bloot kwam te liggen. Dit oerbos was waarschijnlijk ooit door brand verwoest. In Engeland ontdekte een botanicus in het park van Blenheim Palace een de oudste verzameling nog levende eiken van Europa. Zeker zestig van de bomen dateren uit de middeleeuwen. Sommige hebben een omtrek van meer dan negen meter. En in Appelscha bleek dat het verhaal dat daar al sinds het begin van de negentiende eeuw wordt verteld over een ondergrondse eik in de Bosberg, waarvan alleen nog de takken naar buiten staken, op waarheid te berusten. De drie eiken die op de zandheuvel leken te groeien, zouden gekapt worden om plaats te maken voor een uitzichttoren. Nu echter is gebleken dat de drie in werkelijkheid takken van één eeuwenoude, dertig meter hoge boom zijn, zal de toren verderop worden gebouwd. “Met deze unieke vondst is Appelscha is twee dingen rijker geworden: een moderne toren en een uniek natuurverschijnsel,” schreef de Historische Vereniging Appelscha verheugd.
Eind januari publiceerde Atlas Obscura een artikel over oude bomen over de hele wereld, zoals Pando (Latijn voor ‘ik verspreid me’), een bos van genetisch identieke espen in de Verenigde Staten waarvan het wortelstelsel tachtigduizend à een miljoen jaar oud is, de vier- à vijfduizendjarige taxus van Llangernyw in Wales, de twee- tot vierduizend jaar oude ‘Honderd Paarden’-kastanje op Sicilië die beschutting zou hebben geboden aan honderd ruiters, de Japanse Jōmon Sugi die meer dan zevenduizend jaar wordt geschat, en de twee- à drieduizend jaar oude Tāne Mahuta (‘Heer van het Woud’) en Te Matua Ngahere (‘Vader van het Woud’) in Nieuw-Zeeland. De bomen werden in de titel van het stuk respectvol “The Great Old Ones” genoemd, en “Our Tree Elders”.
Oermoeders – Margaret Murray
Verder was er in de media aandacht voor Margaret Murray, ‘de petemoei van de wicca’. Murray (1862-1963) was een egyptologe en folkloriste die tegenwoordig vooral bekend is vanwege haar boeken over hekserij. Zij ging er vanuit dat de personen die als heks waren vervolgd, in werkelijkheid leden waren van een voorchristelijke cultus, waarin de Gehoornde God werd vereerd. Deze theorie was in die tijd niet ongebruikelijk, maar is door latere historici verlaten. De gedachte had toen echter al postgevat bij Britse occultisten. Een aantal van hen verklaarde aanhangers te zijn van die ‘oude religie’. Met Gerald Gardner kreeg deze vorm van hekserij, vanaf de jaren ’60 wicca genoemd, grotere bekendheid.
Ethan Doyle White (auteur van Wicca – History, Belief, and Community in Modern Pagan Witchcraft) wist te vertellen dat Murray zelf waarschijnlijk geloofde in de werking van magische handelingen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zou zij hebben geprobeerd de Britten bij te staan met sympathetische magie, door een wassen beeltenis van de Duitse keizer te laten smelten. Bij een andere gelegenheid vervloekte ze met behulp van alledaags keukengerei een collega-egyptoloog, die naar haar idee ten onrechte promotie had gekregen in plaats van een vriend van haar.
Oermoeders – Doreen Valiente
En in Brighton werd Doreen Valiente ‘de moeder van de moderne hekserij’ in de schijnwerpers gezet met een tentoonstelling in Preston Manor, een zeventiende-eeuws landhuis waar het volgens sommigen spookt. Valiente (1922-1999) was de hogepriesteres van Gardner die veel heeft bijgedragen aan de religie van de wicca zoals we die nu kennen, in het bijzonder door een aantal teksten te (her)schrijven, waarvan ‘The Charge of the Goddess’ de bekendste is.
Op de tentoonstelling in Brighton is Valientes verzameling rituele en magische voorwerpen te zien. Haar laatste hogepriester, de onlangs overleden Juan Payne (John Belham-Payne) had deze ondergebracht bij de door hem opgerichte Doreen Valiente Foundation, om te voorkomen dat de collectie uiteen zou vallen. Hij was ook de initiatiefnemer voor deze tentoonstelling, en degene die aan Philip Heselton, auteur van een aantal boeken over Gardner, heeft gevraagd om een biografie van Doreen Valiente te schrijven. Dit werd Doreen Valiente, Witch.
Het boek is inmiddels verschenen en te koop in de webshop van de Doreen Valiente Foundation. In gesprek met Ben Miller van Culture24 sprak Heselton zijn vermoeden uit dat Doreen Valiente niet veel gaf om uitvoerige rituelen, maar liever ergens buiten onder de volle maan contact maakte met de geesten van die plek. Hij wees er op dat het vroeger niet gemakkelijk was om andere heksen te vinden en dat Valiente een formele inwijding door anderen in een coven wel zinvol, maar niet absoluut noodzakelijk vond om hekserij te kunnen bedrijven. Ze schreef haar boek Witchcraft for Tomorrow om mensen die deze geestelijke ervaring zochten, op weg te helpen.
Het grote nieuws dat Heselton wist te achterhalen, is dat Valiente tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte in het Londense Bletchley Park, waar Duitse codes werden gekraakt. Zelf heeft ze hier nooit over gesproken, maar ze had wel opvallend gedegen kennis van de Colossus, de computer die in Bletchley Park werd gebruikt. Waarschijnlijk werkte ze als vertaalster op een afdeling waar berichten van Duitse spionnen in Engeland werden ontcijferd. Daarnaast ging ze vaak naar Zuid-Wales, waar ze vermoedelijk de taak had informatie in te winnen bij buitenlandse zeelui.
Heselton verwacht dat er in de loop der tijd nog wel meer boeken over deze interessante vrouw zullen worden geschreven.
Ik heb dit verslag met groot plezier gelezen. Nu ga ik mij eens verdiepen in de verschillende links die hier zijn te vinden.