Opoffering
Het thema van dit nummer is ‘sacrifice, offering, (to) offer‘. Dat is Engels, en het Nederlands kent daarvoor meerdere woorden: offer, offerande, offergave, gift. En het werkwoord (aan)bieden, offeren, een offer brengen, offreren, het opzenden van gebed, zich opofferen / jezelf aanbieden. In de inhoudsopgave zie je welke artikelen we daarover hebben aan te bieden in deze Lughnasadh-editie. Maar ik wil er ook nog even over uitweiden.
‘Wie mooi wil zijn moet pijn lijden.’ Die boodschap heb ik altijd al belachelijk gevonden. Vooral omdat mijn moeder hem gebruikte als ze mijn lange haar kamde voordat ze er vlechten of een paardestaart van maakte. Het kammen hóefde helemaal geen pijn te doen. Als haar moeder, mijn oma, mijn haar kamde, gebruikte die er haar hand bij. Zo kon ze met de kam de knoopjes uit het onderste deel halen zonder aan de bovenkant het haar uit mijn hoofd te trekken. En als mooi zijn pijn deed, dan hoefde ik niet mooi te zijn. Nog steeds heb ik geen gaatjes in mijn oren, geen piercings of tatoeages, en koop ik schoenen die comfortabel zitten. Dat is dan wel weer dankzij mijn moeder, die mooie schoenen alleen oké vond als ze ook goed waren voor je voeten.
Nu zijn er op het gebied van schoonheid ook wel extremen. Er is een volk waar de vrouwen steeds meer ringen om hun nek krijgen. De wervels worden daardoor zodanig uitgerekt, dat de vrouwen hun hoofd niet meer overeind zouden kunnen houden als de ringen verwijderd zouden worden. Van adellijke Chinese meisjes werden de voetjes afgebonden, zodat ze als volwassen vrouw hele kleine schoentjes zouden kunnen dragen. Dat ze daarmee maar hooguit een paar pasjes zouden kunnen zetten, was misschien niet eens bijzaak. Een dame van adel hoefde immers niet op het land te werken, hoefde niet te lopen naar een put om water te halen, maar moest vooral thuis zijn. “Tais toi et soi belle”, zeiden ze in Frankrijk: “houd je stil / houd je mond en wees mooi”. Als de Chinese dame al ergens heen moest, dan ging dat per draagstoel. En natuurlijk onder een parasol of afdakje, want alleen werkende vrouwen – de onderklasse – hadden een gebruinde huid.
Schoonheidsidealen veranderen met de tijd, dat zie je maar weer. Nu moet je slank zijn en bruin, en als je eruit ziet als het toppunt van schoonheid in de tijd van Rubens of Rembrandt, moet je je schamen. Maar moeite kost het nog steeds: mooi zijn. Of je nu naar de sportschool moet, naar de zonnebank, een dieet volgen. Of rouge maken en aanbrengen, krullen laten friseren in je haar, of een pruik opdoen (met een speciaal krabbertje tegen de jeuk, door de pruik zelf of door de vlooien). Het maakt allemaal niet zo’n verschil.
Niet altijd is schoonheid het doel als er iets aan het uiterlijk wordt veranderd. Vaak is die verandering een gevolg van een ‘rite de passage’ (Frans) / ‘rite of passage’ (Engels). Misschien vaker bij mannen dan bij vrouwen, die ermee moeten aantonen hoe dapper ze zijn. Er kan een jacht aan voorafgaan of een verblijf van een bepaalde periode buiten de maatschappij, bijvoorbeeld in de wilde natuur, een spirit quest. Een tatoeage of een besnijdenis of andere verminking kan het slot vormen van de inwijdingsriten die een jongen tot man maken. De man heeft verantwoordelijkheden die de jongen niet had, en je herkent de man aan de versieringen die hij heeft. Hij heeft pijn geleden, niet om mooi te worden, maar dat kan er wel het resultaat van zijn. In andere culturen worden er genezende of beschermende krachten toegekend aan tatoeages.
Ook in onze maatschappij zijn tatoeages sinds een aantal decennia ingeburgerd bij grote groepen. Waar ze voorheen vooral de zeelui kenmerkten, kun je nu geen beroepsgroepen of sociale klassen meer onderscheiden aan het al dan niet hebben van een tattoo. In sommige gevallen is het misschien nog een soort van ‘inwijdingsrite’, als je door leeftijdgenoten wordt uitgedaagd om er een te laten zetten als je jong bent. Maar vaak maken mensen als volwassene de keuze om een tattoo te nemen, en kunnen maanden en jaren bezig zijn met het plannen van welke afbeelding, waar op hun lijf. Sommigen tekenen zelf hun tattoo. In dat geval gaat het meestal niet om zomaar een versiering, maar om een teken van hun identiteit. De tatoeage is dan vaak een symbool dat, of een combinatie van symbolen die, voor de persoon die ‘m laat zetten belangrijk is/zijn. Ik vroeg op Facebook of mensen tatoeages of andere lichaamsversieringen hebben met spirituele betekenis, en kreeg een aantal reacties. Zie het aparte artikel over spirituele tatoeages.
Die lichaamsversieringen worden niet gezien als offers, in de tekstboeken. Misschien wel door individuen, want je moet er wel moeite voor doen om te voldoen aan de verwachtingen van de maatschappij. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor jongeren die hun ‘coming of age’ beleven, het ritueel dat hen doet toetreden tot de volwassenheid, maar voor iedereen die een moeilijke taak te doen heeft. Al dan niet naar eigen keuze. Bijvoorbeeld kinderen krijgen heeft zijn mooie kanten, maar het kost ook moeite. Niet alleen het baren, maar vooral ook het grootbrengen van kinderen, de zorg die dat kost in geestelijke en materiële zin. Niet iedereen beschouwt dat als een opoffering, omdat het voor veel mensen een bewuste keuze is, maar ook als je ervoor gekozen hebt, gaat het niet vanzelf. Dat wij in onze tijd en in ons deel van de wereld zoveel keuzes kunnen maken, is trouwens een luxepositie. We kunnen niet op alle gebieden zelf kiezen – sommige dingen overkomen ons – en de vele opties die we hebben kunnen tot keuzestress leiden. Maar op het gebied van beroepskeuze, relaties, religie, vrijetijdsbesteding, enzovoorts hebben we veel vrijheid.
Als je echter een keuze ergens voor maakt, gaat het niet vanzelf. Wil je leren zwemmen, wil je bakker of monteur, tolk of saxofonist worden? Dan moet je oefenen. Les nemen van iemand die het vak al beheerst is een goede eerste stap. Maar je moet ook vele uren besteden aan het aanleren van de technieken, je spieren laten wennen aan de bewegingen die ze moeten maken, vakkennis opdoen in de praktijk, en recepten of instructietekeningen of muzieknoten leren lezen of woordjes leren. Na een paar weken heb je de eerste beginselen onder de knie, maar voordat je een meester bent in het vak, of een kampioen, ben je in de meeste gevallen heel veel meer tijd kwijt. En zweetdruppels, en hoofdbrekens. Het kan ook leuk zijn om bezig te zijn met wat je leuk vindt om te doen, en een probleem kan ook een leuke puzzel zijn om op te lossen. Maar je moet erin investeren, er tijd en energie aan opofferen, om een doel te bereiken. En het zal soms ook wel pijn doen: spierpijn, keelpijn, RSI (veel muzikanten lijden daaraan), je branden aan een hete oven, je arm openhalen aan een auto-onderdeel of uitglijden op de zwembadvloer. Toewijding, dat is wat je nodig hebt om een vaardigheid onder de knie te krijgen en ergens goed in te worden. En dat is de vertaling van het woord ‘devotie’, dat gebruikt wordt op religieus / spiritueel gebied.
Hier verwijs ik graag door naar het artikel van Merlin, in het onderdeel ‘Tijdloze teksten’.
We hadden het nog kunnen hebben over vasten en spijswetten, en over voedsel dat wordt aangeboden aan monniken en/of de armen, maar die onderwerpen passen beter bij het thema Voedsel.
We hadden het kunnen hebben over wierook (‘holy smoke’), over votiefstenen zoals die voor Nehallennia, of de offers die bijvoorbeeld gevonden zijn in wateren in Noord-Holland: nagels (spijkers), takjes van verschillende bomen, een enkel bot van een hond of paard.
Of over mensenoffers, de ‘seven year king’, die aan het einde van zijn regeerperiode om het leven wordt gebracht om plaats te maken voor een nieuwe, koning (strijder, beschermer).
Over wat je offert. Is dat iets van waarde (in sprookjes soms je eerstgeborene), iets van geldelijke waarde – sieraden en kostbaarheden; goud, wierook en myrrhe – of je mooiste groente en fruit? Is het de winnaar van het ‘voetbalspel’ bij de Azteken? Wie belandden er ooit bij ons in de moerassen, en worden nu gevonden als ‘bog people’, hoe werden die mensenoffers uitgekozen?
We hadden het kunnen hebben over de broden (duivekater) en koeken (speculaas- en taaitaai-pop) die de plaats hebben ingenomen van dierenoffers en mensenoffers, het schaap dat Abraham offerde in plaats van zijn zoon Izaäk.
En offer je nu tijd, nu we allemaal ‘rijk’ zijn ten opzichte van de meeste van onze voorouders? De tijd die iets handgemaakts vergt, of de tijd die je aan gebed of meditatie besteedt, of aan het schoonmaken of onderhouden van een stuk bos?
Over het uitwerpen van een spierinkje om een kabeljauw te vangen of een offer in het schaakspel, Is dat een offer? Het lukt niet altijd, en dan ben je je spiering of je schaakstuk kwijt.
Een onderwerp dat echt nog uitwerking verdient is de wederkerigheid. In hoeverre is een offer alleen een vrijblijvende gift, en in hoeverre een contract met de goden? “Als u ons veilig door de oorlog laat komen, Maria, bouwen we na de oorlog een kerk voor u”.
Soms wordt er een wederdienst verwacht van de goden. “Men spreekt in dat geval van het do ut es karakter van het offer, d.w.z.: ik geef opdat gij teruggeeft.” Zo staat het in het leerboek vergelijkende/systematische godsdienstwetenschap Doolhof der Goden van Van Baaren en Leertouwer (Wolters Noordhoff, 1980). We mogen niet teveel nadruk leggen op de gedachte van religieuze ruilhandel, voegen zij toe. Het geven van geschenken is uitdrukking van de wil tot gemeenschap. Dat kan nooit van één kant komen, maar is per definitie wederzijds. “Een geschenk afwijzen kan gelijkstaan met een oorlogsverklaring, een geschenk aanvaarden zonder een tegengeschenk te geven is feitelijk ondenkbaar, omdat dit in strijd zou zijn met de gehele kosmische orde die in belangrijke mate berust op een verhouding van geven en nemen over en weer. Pas in een cultuur waar deze samenhang niet meer leeft, kan het gave-offer het karakter krijgen van een poging tot omkopen der goden.”
En dat geven over en weer, moet binnen proporties blijven. Ook binnen menselijke relaties. Een wedloop om wie het grootste feest kan geven, kan ertoe leiden dat iemand er al zijn geld aan besteedt en failliet gaat. In een gezonde relatie, tussen mensen onderling en tussen mensen en Goden, zal een gesprek mogelijk zijn.
Zelf heb ik andere dingen onthouden van het boek, maar Medeia wees me op het hoofdstuk ‘De tovenaar van Ekilibrië’ in het boek Koning van Katoren van Jan Terlouw. Zie het Wikipedia-lemma.
Medeia vond dit verhaal “het aangrijpendst en het meest in de sfeer van een ‘echt’ sprookje. Als ik nu de beschrijving op Wikipedia bekijk en dat over die staklok lees, denk ik: de naam Pantaar is vast afgeleid van ‘panta rhei, ouden menei’ (alles stroomt, niets is blijvend) en de tovenaar zal dan wel voor de genadeloze Tijd staan die zelfs meeneemt wat (en vooral wie) ons dierbaar is, zonder aanzien des persoons (Ekilibrië – equilibrium – evenwicht). Pantaar wordt daarmee een soort Fortuna.”
Misschien is dat wel de belangrijkste reden dat wij offeren: om het zelf in de hand te houden, en niet afhankelijk te zijn van de grillen van het lot, het Lot, Fortuna. In de woorden van Zia, in het interview in dit nummer: “Alles in deze wereld is verbonden door één groot energetisch web. We hebben daar allemaal een minuscuul beetje invloed op. Daardoor kunnen we soms de balans net even om laten slaan – naar net even meer kracht, net even meer vertrouwen en net even meer hulp.”
Ik wens jullie een mooie zomer, met zon, maar ook met voldoende koelte en voldoende regen.
Blessed be!
Jana.
Het thema voor het volgende nummer is Overgang. Transitie. ‘De overgang’ inbegrepen.
Theme for our Samhain issue: Transition. Change. Change-over (Menopause included).
Je bijdrage is welkom! We welcome your contribution!