Oud nieuws in de verjongingsketel – Beltane 2020

Weirdo’s

Begin januari was er in Engeland iets te doen om een politiek adviseur die ‘weirdos and misfits’ in dienst wilde nemen. Steven Poole vertelde in zijn taalrubriek in The Guardian dat het woord ‘weirdo’ voor het eerst in 1955 in geschreven vorm opdook in de jazzscene. Het duidde een persoon aan die in het Nederlands waarschijnlijk een ‘rare vogel’ heette. Vóór die tijd kende het Engels wel ‘weirdie’ of ‘weirdy’. Al deze aanduidingen hebben te maken met ‘weird’ of ‘wyrd’, een oud woord voor het lot. In Macbeth komen de drie ‘weird sisters’ voor en in Shakespeares tijd werden daar heksen mee bedoeld. Aanvankelijk waren het lotsgodinnen. Kortom, besloot Poole, weirdo’s zijn heksen die met bovennatuurlijke krachten de toekomst een andere wending kunnen geven – met het oog op de Brexit misschien best zinnig personeelsbeleid!

Macbeth en Banquo ontmoeten de drie heksen. Boekillustratie, eind 19de eeuw (collectie Rijksmuseum)

Onbedoeld kwaad

In Nederland gingen ook bij de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) de gedachten uit naar iets radicaals in de politiek, want het thema voor de boekenweek van dit jaar werd ‘Rebellen en dwarsdenkers’. Door de komst van het nieuwe coronavirus viel de boekenweek in duigen, maar tegen die tijd was het themanummer ‘Dwarsdenken – Liefdevol rebelleren met de pen’ van Filosofie Magazine (maart 2020) al klaar. Hierin was veel interessants te lezen.

Filosoof en jurist Klaas Rozemond leverde in een interview kritiek op Hannah Arendts bekende stelling over ‘de banaliteit van het kwaad’. Filosofe Arendt volgde in 1961 het proces in Jeruzalem tegen de nazi Adolf Eichmann. Eichmann was verantwoordelijk geweest voor het transport van talloze Joden naar de vernietigingskampen. Zelf beweerde hij tijdens het proces dat hij zich niet realiseerde dat de Joden daar vermoord zouden worden, en dat hij alleen maar deed wat hem werd opgedragen.

Eichmann zag er volgens Arendt uit als een zielig burgermannetje zonder charisma. Mogelijk geloofde ze daardoor dat hij echt alleen maar braaf zijn werk had geprobeerd te doen, zonder zich vragen te stellen over de aard van dat werk. Zij concludeerde dat het kwaad in de wereld niet louter de schuld is van degenen die welbewust kwaad doen, maar minstens zoveel van de vele gezagsgetrouwe ‘gewone mensen’, die doen wat de ‘hoge heren’ van ze vragen omdat ze eenvoudig een rustig leven willen zonder moeilijke ethische overwegingen. Zij overzien niet waar hun gehoorzaamheid toe leidt, omdat ze geloven dat hun individuele, kleine bijdrage aan het geheel nooit van groot belang kan zijn.

Rozemond ontkent niet dat er zoiets als de ‘banaliteit van het kwaad’ bestaat, maar hij noemt Arendts inschatting van Eichmann als ‘banale dader’ een enorme vergissing. “Niemand die zich in de processtukken verdiept kan redelijkerwijs nog verdedigen dat Eichmann niet zelf de intentie had om het Joodse volk te vernietigen. (…) In Jeruzalem ontkende hij die intentie, omdat hij heel goed besefte dat hij daarom als genocidepleger zou worden opgehangen.”

Voor veel mensen is slecht gedrag vergeeflijk als blijkt dat iemand het niet expres deed maar per ongeluk. Wanneer iemand een ander heeft doodgemaakt, maakt het voor de rechtspraak veel verschil of dit opzettelijk (moord of doodslag) of onopzettelijk gebeurde (dood door schuld). Maar Rozemond verwijst naar een andere, eerdere stelling van Arendt: de morele betekenis van iemands handelingen wordt niet alleen bepaald door de intentie van die persoon, maar hangt ook af van het oordeel van rechters en toeschouwers. Als iemand bijvoorbeeld zelf om wat voor reden ook oprecht gelooft dat het gerechtvaardigd en juist is om een bepaalde bevolkingsgroep uit te moorden, kan een rechter die moordpartij toch als genocide veroordelen. Of de dader het wel of niet goed bedoelde, is niet doorslaggevend.

Metaforen

Een ander artikel in Filosofie Magazine ging over de sofisten, de wijsheidsleraren uit het oude Griekenland die al eeuwenlang een slechte reputatie hebben, omdat Plato meende dat zij helemaal niet geïnteresseerd waren in waarheid en de beste maatschappijvorm, maar alleen maar handige babbeltrucs onderwezen. Sebastien Valkenberg wierp in zijn artikel tegen dat de sofisten juist wel streefden naar een rechtvaardige maatschappijvorm – althans wat wij nu als zodanig beschouwen: een democratische samenleving waarin iedereen de kans moet kunnen krijgen om zich te ontwikkelen, sociaal hogerop te komen en deel uit te maken van het bestuur. Sofisten gaven onderricht in retorica en politieke ideeën.

Maar volgens Plato had de democratie in Athene er toe geleid dat zijn leermeester Socrates ter dood was gebracht, en hield die staatsvorm in dat stomkoppen zonder benul van besturen aan de macht kwamen. Hij zag meer heil in een staat waarin alle inwoners vaste taken kregen toebedeeld, onder leiding van een filosoof-koning, die het scherpste filosofische inzicht had in de eeuwige en absolute wereld van de Ideeën of Vormen, waarvan de zintuiglijk waarneembare wereld slechts een onvolmaakte afspiegeling was. Een van de belangrijkste Vormen was die van de Rechtvaardigheid. Niet-filosofisch geschoolden waren volgens Plato niet in staat de ware Rechtvaardigheid in de Ideeënwereld te aanschouwen. Zij konden daarom ook geen rechtvaardigheid in de politiek brengen; dat zag je wel aan de veroordeling van Socrates.

Het Schip van Staat. Propagandaprent uit 1691 (collectie Rijksmuseum)

Plato beargumenteerde zijn politieke opvattingen met een metafoor: hij vergeleek de stadstaat met een schip, schreef Valkenberg. Een (zee)schip moest natuurlijk onder leiding staan van een kundige kapitein/stuurman. Je kon niet zomaar matrozen aan het roer zetten, die volstrekt geen verstand hadden van zaken als: de sterren waarop ze moesten letten voor de juiste koers (er was nog geen kompas of GPS), de wind, de getijden, de stromingen, gevaarlijke ondiepten enzovoort. Plato zette hiermee een krachtige metafoor neer, die zelfs honderden jaren later nog menigeen wist te overtuigen. In het Nederlands kennen we nog altijd de uitdrukking ‘het schip van Staat’. Woorden als ‘gouverneur’, ‘gouvernante’ en ‘gouvernement’ zijn (via het Frans en Latijn) uiteindelijk afkomstig van het Griekse κυβερνήτης (kubernètès), dat ‘stuurman’ betekent.

In Psychologie Magazine (nr. 4 -2020) ging Otje van der Lelij in op de kracht van beeldspraak. Coaches en therapeuten maken gebruik van metaforen om abstracte begrippen en gevoelens te verhelderen, en om iemands gedrag een bepaalde kant op te sturen. Ze kunnen bijvoorbeeld aan de slag gaan met een droom van een cliënt, die in beelden uitdrukt hoe die persoon zich voelt. Of misschien komt iemand zelf met een metafoor, zoals “ik zit gevangen in mijn eigen hoofd”. De therapeut kan dan vragen wie de sleutel van die gevangenis heeft, zodat de cliënt zich realiseert dat hij dat zelf is. Een pianist die van zijn negatieve gevoelens af wilde, begreep in één klap dat die ook gewoon bij het bestaan horen, toen zijn therapeut hem vroeg om een levenslied te spelen zonder de zwarte toetsen op de piano te gebruiken – dat kon namelijk niet. “Telkens als deze man achter zijn piano kruipt, wordt hij hieraan herinnerd. Zo kan een metafoor verankerd raken in iemands leven”, vertelde psycholoog Gijs Jansen in het artikel. Wie zo’n therapeutische metafoor heeft gekozen of meegekregen, kan zichzelf daar regelmatig aan helpen herinneren door bijvoorbeeld een bijpassend plaatje als achtergrond op de telefoon te zetten.

Samen met een coach of gewoon voor jezelf kun je zoeken naar een beeld dat uitdrukt wat je wilt bereiken en hoe je daarnaartoe kunt werken. Wie zichzelf beschouwt als ‘reiziger’ op weg naar …, blijkt het nieuwe gedrag (bijvoorbeeld gezond eten) langer te kunnen volhouden dan iemand die streeft naar een ‘doel’. Bij dat laatste is het hele traject daarnaartoe, met alle bijbehorende ups en downs, immers niet in het beeld geïntegreerd.

Maar juist doordat beeldende vergelijkingen zo krachtig inwerken op de menselijke geest, kunnen ze ook schade aanrichten. In een onderzoek kregen twee groepen een tekst over toenemende criminaliteit te lezen; in de ene tekst werd de misdaad omschreven als “een roofdier dat in steeds meer wijken op de loer ligt” en in de andere als “een zich steeds verder verspreidend virus”. De mensen die over het roofdier hadden gelezen, vonden vervolgens dat de misdaad hard aangepakt moest worden met meer politie en hogere straffen; terwijl de mensen die de virustekst hadden gelezen, vonden dat men de oorzaken moest aanpakken door armoedebestrijding en beter onderwijs. Door berichten over ‘Blue Monday’ gaan sommige mensen zich heel somber, heel ‘blue’ voelen. Het is dus heel belangrijk om niet zomaar een willekeurige metafoor, maar een weldoordachte, goede metafoor te kiezen, waarschuwt Psychologie Magazine.

De kracht van woorden

Uit het artikel valt niet heel duidelijk op te maken waarin metaforisch taalgebruik zich nu onderscheidt van ander taalgebruik. Van der Lelij schrijft dat metaforen in onze taal zitten ‘ingebakken’ en citeert een psycholoog uit Arizona: “Elke twintig woorden schilderen we gemiddeld één beeld.” Ingebakken en schilderen zijn duidelijk beeldspraak. ‘Beeldspraak’ zelf is beeldspraak.

Volgens sommige filosofen is elk taalgebruik metaforisch, dus ik bevind me in goed gezelschap als ik de finesses van het onderscheid tussen metafoor (en beeldspraak, allegorie, metonymie en wat er verder aan termen bestaat) en overige vormen van taalgebruik maar laat zitten en concludeer: woorden zijn zelden alleen maar woorden; woorden werken. Wie zich hierop toelegt, kan met louter woorden veranderingen teweegbrengen – in zichzelf, in een ander of in de maatschappij. Veranderingen ten goede, of ten kwade! Waar het coronavirus “een Chinees virus” of “een buitenlands virus” werd genoemd, werd vreemdelingenhaat aangewakkerd en kregen veel ‘autochtonen’ een vals gevoel van veiligheid.

Drie heksen dansen over de Schotse Hooglanden.
Illustratie bij Macbeth. Ets, Daniel Nikolaus Chodowiecki, 1784 (collectie Rijksmuseum)

De ‘weird sisters’ uit Macbeth – we kwamen ze hierboven al tegen – begroeten Macbeth door hem aan te spreken als Thane of Glamis, wat inderdaad zijn titel is, en vervolgens met twee titels die, voor zover hij dan weet, aan anderen toebehoren. Vanaf het ogenblik dat hij hoort dat de koning hem ook de tweede titel heeft toegekend, kunnen Macbeths vrouw en hijzelf de gedachte aan de volgende titel – koning – niet meer uit hun hoofd zetten en besluiten ze het lot een handje te helpen… wat uiteindelijk tot hun ondergang leidt. Zij hadden de waarschuwing in Psychologie Magazine natuurlijk niet gelezen, en ook niet de commentaren bij Shakespeare die in de groet “all hail” een voorbode van onheil zien, omdat deze woorden in verband worden gebracht met Judas’ verraad van Jezus.

First Witch: All hail Macbeth, hail to thee, Thane of Glamis!
Second Witch: All hail Macbeth, hail to thee, Thane of Cawdor!
Third Witch: All hail Macbeth, hail to thee, that shalt be King hereafter!
– Shakespeare: Macbeth. Act One, Scene Three

Oedipus

De grote invloed van woorden in de vorm van een voorspelling is misschien wel het bekendst uit de mythe van Oedipus. Het verhaal wordt meestal ongeveer zo verteld: Toen koning Laius en koningin Jocaste van Thebe (in Griekenland, niet Egypte) een zoon kregen, voorspelde de beroemde blinde ziener Tiresias dat die zoon hen geen geluk zou brengen, maar dood en verderf. Daar voelden ze weinig voor, en daarom gaven ze het kindje mee aan hun herder om het met een touw door de voetjes, zodat het niet zou weglopen, ergens in het Cithaerongebergte achter te laten zodat de wilde beesten het zouden opeten, of het uiteindelijk vanzelf zou sterven. Een wat omslachtige manier om een kind uit de weg te ruimen, maar het rechtstreeks vermoorden durfden ze niet.

De herder kwam in de bergen echter een collega tegen: de herder van koning Polybus en koningin Merope van Corinthe. Deze twee wilden heel graag kinderen, maar het lukte maar niet. De herders waren het met elkaar eens dat als het ene stel graag een kind wilde, en het andere stel een kind kwijt wilde, het de beste oplossing voor iedereen was als het kind naar Corinthe ging in plaats van in de bergen zijn dood te moeten vinden. Zo groeide het jongetje op als koningszoon van Corinthe. Omdat hij door het touw opgezwollen voetjes had toen de herder hem naar het koningspaar bracht, werd hij ‘Zwelvoet’ oftewel Oidipous (in Latijnse spelling Oedipus) genoemd.

Toen Oedipus een jongeman was, riep op een dag iemand in een dronken bui dat iedereen wist dat hij, Oedipus, helemaal niet de zoon van Merope en Polybus was, maar een of andere bastaard van onduidelijke afkomst. Dit bracht Oedipus aan het twijfelen en hij ging naar de koning en koningin om te vragen of dat waar was. Zij werden boos en hij nam aan dat het dus niet waar was. Maar om echt helemaal zeker te zijn, besloot hij naar het orakel van Delphi te gaan, om daar aan de god Apollo te vragen of zijn ouders wel echt zijn ouders waren.

Orakels gaven nogal eens cryptische antwoorden. In dit geval zei de pythia (de Delphische orakelpriesteres) iets als “Je vader? Die zul je vermoorden! Je moeder? Daarmee zul je naar bed gaan!” Niet echt het geruststellende antwoord waarop hij hoopte. Op de terugweg liep hij hierover te piekeren. Hij besloot nooit meer naar Corinthe terug te gaan.

Verder reizend kwam hij bij een driesprong, op hetzelfde moment dat daar een hooghartige oude man met zijn bedienden aankwam. De grijsaard vond dat Oedipus niet snel genoeg voor hem opzij ging, en sloeg de jongeman met zijn stok. Oedipus werd razend van woede – alsof hij het nog niet moeilijk genoeg had! en wat dacht die vent wel, dat hij ongestraft een koningszoon kon slaan? – en vermoordde de oude man, met bijna alle bedienden erbij. Eén dienaar wist zich tijdig uit de voeten te maken. Om niet al te veel gezichtsverlies te lijden, vertelde die bij terugkomst in Thebe dat ze niet door één man, maar door een hele roversbende waren overvallen.

Oedipus reisde verder. Toen hij in de buurt van een stad met zeven poorten kwam, bleek daar een vreemdsoortig vrouwelijk monster, Sphinx genaamd, jongemannen lastig te vallen met raadselachtige omschrijvingen. Als zo’n jongeman niet begreep waarover het ging, doodde zij hem. De stad had al haast geen jongelui meer over. Het raadsel dat ze Oedipus opgaf, luidde: “In de ochtend heeft het vier, in de middag twee, en ’s avonds drie poten! Met de minste poten is het het sterkst.”

Oedipus en de Sphinx. Lithografie op Japans papier, Johannes Josephus Aarts,
eind 19de – begin 20ste eeuw (collectie Rijksmuseum)

Oedipus begreep: dat is een mens. In de ochtend van het leven, als baby kruipt die op handen en voeten, daarna loopt hij op twee benen en als hij oud is gebruikt hij als derde been een wandelstok. Dat was blijkbaar goed, want de Sphinx sprong van een hoge rots de afgrond in, en werd nooit meer teruggezien.1 De mensen van Thebe, want dat was de stad met zeven poorten, haalden Oedipus binnen als hun verlosser.

De stad had op dat moment geen koning, en de tijdelijke regent van de stad Creon, de broer van koningin Jocaste, vond dat deze intelligente redder van hun stad de geknipte man was om de nieuwe koning te zijn. Daar voelde Oedipus wel voor, dus hij trouwde met de koningin, en ze kregen samen vier kinderen. Maar na zoveel jaren werd zijn koninkrijkje getroffen door een onverklaarbare ramp. Mensen, vee en gewassen werden ziek, vrouwen kregen miskramen. Kennelijk was een god of waren de goden vertoornd. Waarom?

Slecht leiderschap?

In maart publiceerde The Conversation een artikel van Joel Christensen, getiteld ‘Plagues follow bad leadership in ancient Greek tales’. De ernst van het nieuwe coronavirus, waarvoor nog geen vaccin of immuniteit bestond, begon begin maart meer en meer door te dringen. Dit uitte zich onder meer in een hernieuwde belangstelling voor wat ‘quarantaineliteratuur’ werd genoemd, zoals de Decamerone van Giovanni Boccaccio, De toverberg van Thomas Mann, en bovenal Albert Camus’ roman De pest (al werd dit laatste boek, toen het kort na de Tweede Wereldoorlog verscheen, niet gelezen als verhaal over letterlijke ziekte, maar over de ‘pest’ van het fascisme). Eigenlijk alles waar een woord als ‘pest’ (of in het Engels ‘plague’) in voorkwam, werd uit de kast gehaald, afgestoft en opnieuw bekeken om te zien of het ons iets kon leren over de toestand waarin wij nu waren beland.

In de mythe van Oedipus worden stad en land van Thebe getroffen door een ‘pest’ (λοιμόϛ – loimos) en Christensen begon zijn artikel dan ook met een verwijzing naar het toneelstuk Koning Oedipus van Sophocles, dat sinds ca. de zestiende eeuw de voornaamste bron is voor hoe wij de mythe kennen: “In the fifth century B.C., the playwright Sophocles begins “Oedipus Tyrannos” with the title character struggling to identify the cause of a plague striking his city, Thebes. (Spoiler alert: It’s his own bad leadership.)”

Het artikel werd gretig gedeeld via social media, want zo’n stelling doet het altijd leuk en zeker in crisistijd: het is allemaal de schuld van onze waardeloze leidinggevenden! Helemaal serieus was men daarbij niet, want er werden meteen voorstellen geopperd om maagden in vulkanen te gooien of koningen ritueel te vermoorden. Voor wie niet onmiddellijk overtuigd was van het verband tussen slechte leiders en epidemische ziekten, haalde Christensen enkele andere teksten uit de oudheid aan, met name van Homerus en Thucydides. In een Conversation-artikel van Chris Mackie een week daarna (ik kom hier verderop op terug) kwamen dezelfde drie auteurs (Homerus, Sophocles, Thucydides) ter sprake. In het stuk van Sophocles wordt niet met zoveel woorden gezegd dat de pest in Thebe een kwestie van slecht leiderschap is.

Koning Oedipus

Koning Oedipus begint op het punt waar ik zojuist mijn navertelling van de mythe afbrak. Dit is in het kort wat in het toneelstuk gebeurt: Creon komt terug uit Delphi, waar hij na overleg met Oedipus heen was gegaan om de god te vragen waaraan Thebe al dit leed verdiende. Het antwoord van Apollo was verrassend rechtstreeks: omdat de moord op koning Laius nooit is gewroken, en de moordenaar nog vrij rondloopt. Oedipus is vastbesloten deze wantoestand recht te zetten en zo de stad nogmaals te redden. Dat is ook wat het volk van hem verwacht. Om meteen daadkrachtig te beginnen spreekt hij een vloek uit over de moordenaar, wie dat ook mag zijn, als die zich niet meldt, en over iedereen die weet wie het is en met hem omgaat. Hij laat ook de ziener Tiresias komen om meer duidelijkheid te krijgen over de identiteit van de moordenaar.

Tiresias wil eerst geen antwoord geven. Dat irriteert Oedipus, die tegen de ziener uitvalt. Dat irriteert de ziener dan weer en hij laat in steeds minder bedekte termen weten dat Oedipus zelf de reden van de goddelijke toorn is. Die wordt ondertussen in zijn onrust over de stad en het uitblijven van de oplossing steeds kwader. Hij maakt een rotopmerking over Tiresias’ blindheid en beschuldigt Tiresias en Creon ervan, in een complot tegen hem te zitten.

Een bode uit Corinthe komt vertellen dat Polybus dood is, en denkt Oedipus gerust te stellen met betrekking tot de uitspraak van het orakel, door te onthullen dat zijn Corinthische ouders sowieso niet zijn biologische ouders waren. Stapje voor stapje wordt steeds duidelijker dat Oedipus niet alleen de ‘roversbende’ is die koning Laius heeft vermoord, maar dat hij ook het naar de bergen gebrachte kind van Laius en Jocaste moet zijn. Jocaste pleegt zelfmoord als ze dit beseft, nadat ze Oedipus nog vergeefs heeft proberen te weerhouden van het onderzoek naar zijn eigen afkomst. Als bij Oedipus het inzicht doorbreekt, realiseert hij zich hoe ‘blind’ hij al die tijd was en steekt zich de ogen uit.2 Dan vertrekt hij als balling uit de stad. Hijzelf had immers iedereen die wist wie de moordenaar was en hem op enige manier hielp of met hem omging, vervloekt.

Naarmate het toneelstuk vordert, wil Oedipus steeds minder naar het advies van anderen luisteren. Dat is uit te leggen als ‘slecht leiderschap’. Er zijn diverse studies waarin erop wordt gewezen dat alle ons nog bekende theaterstukken uit het oude Athene dateren uit de relatief korte periode waarin de Atheense democratie opkwam. Dezelfde periode waarin de sofisten de politieke macht van het woord onderzochten. In het theater werd als het ware experimenteel en expressief nagedacht over kwesties van macht. De gedachte dat Koning Oedipus niet zomaar een sprookje over het onontkoombare noodlot is à la ‘De tuinman en de Dood’,  maar ook iets over politiek wil laten zien, is dus zo gek nog niet.

Ergens in het begin van het toneelstuk (regels 284-6) noemt het Koor in één adem drie ‘leiders’: heer Apollo, heer Tiresias en heer Oedipus. Verderop wordt ook Creon met dezelfde titel aangesproken. Mogelijk wijst dit veelvoud aan hoge heren op een spanningsveld tussen verschillende vormen van autoriteit. Wie is de beste leider? Is er eigenlijk wel een beste leider?

ἄνακτ᾽ ἄνακτι ταὔθ᾽ ὁρῶντ᾽ ἐπίσταμαι
μάλιστα Φοίβῳ Τειρεσίαν, παρ᾽ οὗ τις ἂν
σκοπῶν τάδ᾽, ὦναξ, ἐκμάθοι σαφέστατα.

I know that he whose sight is closest to that of the lord Phoebus is the lord Tiresias; if one made enquiry of him, my lord, one might best learn the truth.
– Sophocles: Oedipus Tyrannus, vertaling: Hugh Lloyd-Jones

Interpretaties

Maar de woorden ‘bad leadership’ roepen in onze tijd vooral de gedachte op aan presidenten die beleid lijken te verwarren met een opvallende sales pitch, of directeuren met onvoldoende management skills. Het is de vraag of die moderne zienswijzen aansluiten bij de beleving van de toeschouwers in het oude Athene, meer dan vierentwintig eeuwen geleden.

Dat is overigens niet per se vereist. Het mooie van een klassiek werk is dat iedereen, in iedere tijd, er zijn eigen interpretaties en zingeving in kan vinden. Zelfs wanneer de interpretatie niet helemaal aansluit bij de geïnterpreteerde tekst: zo schijnt Sigmund Freuds theorie over het Oedipuscomplex (die stelt dat jongetjes in hun kleutertijd een seksueel verlangen kennen naar hun moeder, die ze bovendien helemaal voor zichzelf alleen willen hebben, wat inhoudt dat ze hun vader dood wensen, en dat ze later een partner zoeken die op hun moeder lijkt; volgens sommigen behelst de term ook hetzelfde verhaal voor meisjes maar dan met de vader als begeerde en moeder als gehate ander) heel wat mensen in therapie verder te hebben geholpen.

Gilbert Murray merkte bij zijn vroeg-twintigste-eeuwse vertaling op dat Oedipus volgens de mythologen oorspronkelijk een daemon in het Cithaerongebergte was, en Jocaste een belichaming van Moeder Aarde “die alle wezens voortbrengt; en nadat zij ze heeft grootgebracht, ontvangt zij hun zaad weer in haar schoot”. Oedipus had bovendien nog iets van de oude medicijnman-koning, schreef hij, die tevens een godheid was met macht over het weer, ziekte en vruchtbaarheid. Dit zou voor een deel de vijandigheid van Apollo verklaren: als Olympische (hemel)god was hij erop uit zijn aardse rivaal verpletterend te verslaan.

Op YouTube vond ik een uitvoering uit de jaren vijftig van W.B. Yeats’ vertaling van de tragedie, voorzien van een inleiding waarin de ondergang van Oedipus als voorwaarde voor het behoud van zijn volk wordt vergeleken met het lente-offer van Jezus’ dood, en het rituele breken van brood en schenken van wijn door de christelijke priesters als ‘re-enactment’ daarvan met het spel van de acteurs bij het Atheense lentefestival voor de god Dionysus, en dat van de acteurs voor de camera.

Van mythen bestaan gewoonlijk meerdere versies en misschien schuilt juist daarin wel hun tijdloze kracht: dat ze in iedere tijd en omgeving en voor iedere mens weer een nieuwe vorm en betekenis kunnen aannemen.

Voorstelling van het paleis van Oedipus in Thebe voor het theater. Ingekleurde ets, 1735 – 1805 (collectie Rijksmuseum)

Toch blijft het interessant, te kijken naar wat de klassieke tekst hier zelf laat zien. Koning Oedipus begint ermee dat de Thebanen naar Oedipus komen om hem te vragen iets te ondernemen tegen de pest. Zij lijken daarbij niet van mening dat hun leider zijn taak slecht vervult. Ze zijn vol lof over zijn vroegere hulp tegen de Sphinx en spreken de hoop uit dat zijn intelligentie hen ook nu zal redden. Oedipus antwoordt dat hij er al mee bezig is. Pas in de loop van de tragedie gaat hij zich steeds onredelijker gedragen, wanneer hij het gevoel krijgt dat iedereen hem tegenwerkt in plaats van hem te steunen in zijn zoeken naar de oorzaak en de oplossing. Hoewel het tijdsverloop in mythen soms rare kronkels maakt, is niet heel aannemelijk dat de pest, die aan het begin van het toneelstuk in volle gang is, volgt uit (laat staan op) het slechte gedrag van de heerser dat pas later optreedt. Voor zover er sprake is van ‘slecht leiderschap’, lijkt mij dat deel uit te maken van de totaliteit van rampen die de stad treft.

Ook meende ik ooit te hebben begrepen dat de pest in Thebe het gevolg was van miasma (μίασμα), ‘bezoedeling’ – door bloedvergieten, maar ook door incest. De toestand van onreinheid waarin Oedipus verkeerde doordat hij zijn vader had vermoord en bij zijn moeder kinderen had verwekt. Een extra gevaarlijke situatie omdat hij de koning was, zodat dit consequenties had voor het hele koninkrijk.

O Slayer of the Wolf, O Lord of Light,
Apollo: thou art near us, and of right
Dost hold us thine: to thee in prayer I fall.

Oh, show us still some path that is not all
Unclean; for now our captain’s eyes are dim
With dread, and the whole ship must follow him.
– Gebed van Jocaste in Koning Oedipus (regels 919-23), vertaling: Gilbert Murray

Miasma

Miasma was een spirituele onreinheid die iemand opliep als hij of zij een misdaad beging en zich daarna niet ritueel liet reinigen. Deze onreinheid was besmettelijk, zodat mensen die omgingen met zo’n bezoedeld iemand, zelf ook besmet raakten. Ziekten konden door de goden zijn gezonden vanwege de aanwezigheid van een miasma. Hoewel miasma vrij algemeen werd gezien als verklaring voor ziekten, vatte niet iedereen dit op als iets metafysisch: de arts Hippocrates zocht het in natuurlijke oorzaken. In medische kringen werd het woord nog tot in de negentiende eeuw gebruikt om iets als ‘ziekmakende dampen’ aan te duiden. Oedipus’ miasma was wel van spirituele aard. Dat vloeide voort uit het feit dat hij zijn vader had vermoord en seks had met zijn moeder.

Het maakte hierbij niet uit dat het – anders dan het Freudiaanse ‘Oedipuscomplex’ suggereert – nooit Oedipus’ wens was om deze dingen te doen. Integendeel! Hij deed er juist alles aan om dat te voorkomen. Maar ongeveer zoals het volgens Klaas Rozemond niet doorslaggevend zou moeten zijn of iemand een misdaad willens en wetens beging, of zelf meent in alle onschuld te hebben gehandeld, zo was het in het miasma niet van belang dat Oedipus volstrekt niet de opzet had gehad zijn bloedeigen vader om te brengen en een incestueuze relatie met zijn moeder te beginnen. Het punt was dàt hij dat had gedaan.

En daar [in het dodenrijk] was de schone Epikaste, de moeder van Oidipous. In onwetendheid bedreef zij een vreselijke zonde; want zij trouwde met haar eigen zoon. Deze had zijn vader gedood en nam haar tot vrouw. Maar al spoedig brachten de goden deze dingen aan het licht. Door hun wreed besluit werd Oidipous, toen hij koning was van de Kadmeërs in het liefelijke Thebe, door bitter leed gekweld en Epikaste bevestigde een strop aan de hoge balk van haar paleis en hing zich op, door smart overmeesterd. Zo daalde zij af in het huis van de machtige poortwachter Hades. Haar zoon liet zij achter, ten prooi aan al de kwellingen, die de wraakgeesten van een moeder kunnen voltrekken.
– Homerus vertelt het verhaal iets anders dan Sophocles:
Odyssee (11: 271-280), vertaling: M.A. Schwarz

De pestepidemie die door de goden werd gezonden als gevolg van miasma, moet misschien zelfs niet worden opgevat als goddelijke straf. Volgens sommigen was miasma met alle gevolgen van dien eerder een kwestie van noodlot of ‘karma’ dan van moraal. Iets wat nu eenmaal zo gebeurde: als je in de poep trapt, dan stink je. Zoiets. De reactie van de goden zou dan hun manier zijn om de ‘stank’ te bestrijden. Maar waarom grijpen ze pas achteraf in? En waarom geven ze via orakels zulke cryptische hints dat mensen niet begrijpen wat ze moeten doen, en vaak net het verkeerde kiezen?

Misschien is de achterliggende gedachte dat het hele bestaan een goddelijk spel schaak is, waarbij de ene zet een andere uitlokt. Deze zienswijze roept vragen op over de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid, en over de aard van de goden. Volgens sommigen zijn deze vraagstukken precies waar Koning Oedipus over gaat.

Voorgeslacht

Terwijl ik in de boeken dook om te zien of Christensen niet toch gewoon gelijk had met zijn spoiler alert (want het was lang geleden dat ik het toneelstuk van Sophocles had gezien en gelezen), bedacht ik dat Thebe al eerder te lijden had gehad onder een ‘pest’.3 De Sphinx werd namelijk ook zo genoemd, omdat zij langzaamaan de hele jonge mannelijke bevolking uitroeide. Maar de Sphinx kwam in de tijd dat Oedipus in Corinthe opgroeide, en Laius nog de heerser van Thebe was.

Het was mij al eerder opgevallen dat in Griekse mythen over families vaak één thema, op de manier van een muzikaal thema, in verschillende varianten steeds weer terugkeert. Het verhaal over één persoon uit een bepaald geslacht kan een ingang bieden om een verhaal over een ander familielid te begrijpen. Uit het verloop van de ontmoeting tussen Oedipus en Laius bij de driesprong, bleek al dat zij allebei nogal een ‘kort lontje’ hadden. Maar er was meer aan de hand. Laius had (volgens sommige versies) ooit zijn vriendschap met een andere koning geschonden door diens zoon te ontvoeren en verkrachten. De zoon pleegde daarop zelfmoord. Deze voorgeschiedenis zou verklaren waarom de Sphinx naar Thebe werd gestuurd.

Verder terug in de geschiedenis is nog meer moord en seksueel geweld in de familie te zien,4 al vanaf de stichting van de stad Thebe door Cadmus. Cadmus was een broer van prinses Europa, die door Zeus in de gedaante van een stier was ontvoerd naar het werelddeel dat later naar haar genoemd zou worden. Cadmus was eigenlijk op zoek naar zijn verdwenen zus, maar kreeg in Delphi te horen dat hij in plaats daarvan een stad moest stichten op de plaats waar een koe ging liggen. De koe ging liggen bij een bron, waar een draak woonde. Cadmus doodde de draak en zaaide in opdracht van godin Athena de tanden in een veld; uit de tanden groeiden strijders die met elkaar begonnen te vechten tot er nog maar vijf over waren. Zij bouwden de stad.

Cadmus zaait de tanden van de draak, Olieverf op paneel, (atelier van) Peter Paul Rubens, 1610 – 1690 (collectie Rijksmuseum)

De draak was een zoon van de god Ares. Cadmus was getrouwd met Harmonia, de dochter die Ares bij Aphrodite had verwekt tijdens hun geheime relatie (Aphrodite had een andere echtgenoot). De draak was dus Cadmus’ zwager.5 Een van de kinderen uit het huwelijk van Cadmus met Harmonia was Semele, de moeder van Dionysus. Eén van hun kleinkinderen was Pentheus, de koning van Thebe die Dionysus niet als god wilde erkennen. Hij werd door zijn eigen moeder op een gruwelijke wijze gedood, door toedoen van Dionysus.

Enfin, de stelling dat Thebe onder het koningschap van Oedipus te maken kreeg met een pest vanwege Oedipus’ tekortschietende leiderschapskwaliteiten, lijkt mij te kort door de bocht.

De pest en de goden

Wie boeken over Griekse mythen leest, kan de indruk krijgen dat de mensen in de Griekse oudheid vrijwel zonder uitzondering geloofden in het bestaan en de macht van hun goden, en zich lieten leiden door orakels en waarzeggers. Toen ik jaren geleden een opvoering van Sophocles’ tragedie zag, viel het me op dat de personages in dat stuk juist sterk twijfelden, en kritiek hadden op orakels en waarzeggers en zelfs op de goden (als Creon terugkomt met het bericht dat ze de moord op Laius moeten wreken, vindt het koor dat Apollo ook wel even had mogen vertellen wie de schuldige was). Het toneelstuk riep de vraag op, of de gebeurtenissen niet gunstiger zouden zijn verlopen als niemand de orakelvoorspellingen ooit serieus had genomen.

Tim Whitmarsh noemt Koning Oedipus “een toneelstuk dat serieus werk maakt van de idee van een wereld die niet is voorbeschikt door de goden”. Hij wijst op de parallellen tussen de figuur Oedipus in deze tragedie uit ca. 428 v.C. (“precies in het oog van de sofistische orkaan”) en de Atheense leider Perikles, die deels verantwoordelijk zou zijn voor de pestepidemie die zijn stad trof in de jaren 430-426 v.C. Deze epidemie is bekend uit de beschrijving die Thucydides ervan gaf. Joel Christensen verwees ernaar in zijn artikel voor The Conversation, en Chris Mackie haalde deze oude geschiedenis aan om te zien of daar moderne lessen uit vielen te trekken. Dat bleek lastig, omdat niet vast staat om welke ziekte het nu precies ging.

In verband met Koning Oedipus wordt uit Mackies artikel duidelijk dat niet alleen de vermelding van een verschrikkelijke epidemie gebaseerd was op de ‘pest’ in Athene, maar ook de twijfel aan religieuze zaken zoals gebeden en orakels: “Tenslotte nam hun lijden de mensen zo in beslag, dat ze zich niet meer bezighielden met zulke zaken.” In hun wanhoop trokken de mensen zich ook niets meer aan van morele voorschriften, want “niemand verwachtte lang genoeg te blijven leven om berecht en veroordeeld te kunnen worden; iedereen was van mening dat ze al veel erger werden bestraft”.

De classicus Piet Schrijvers las in een YouTube-filmpje een gedeelte voor uit zijn bekroonde vertaling van de Romeinse dichter Lucretius, waarin het gaat over deze pest in Athene. Lucretius werd in de renaissance bekend als de heidense filosoof van een wereldbeeld waarin goden weliswaar bestonden, maar zich volstrekt niet bemoeiden met menselijke levens; alles wat in onze wereld gebeurde had natuurlijke oorzaken.

Schrijvers voorzag de passage die hij voorlas van een inleiding. Hij vertelde dat Lucretius zijn beschrijving heeft overgenomen van Thucydides. Ook vertelde hij dat Camus in De pest refereert aan Lucretius. De hoofdpersoon van die roman, dokter Rieux, besluit zijn overdenkingen met de opmerking dat het erom gaat, goed zijn werk te doen. Niet wanhopen, maar doen wat je kunt. Een besluit dat ongetwijfeld de beroemde slotzin van Voltaires Candide in gedachten roept: “Il faut cultiver notre jardin.”6 Voltaire schreef zijn boek in reactie op filosofen die beweerden dat de almachtige God de mensheid liefhad en geen kwaad bedreef, en dat dus de rampzalige aardbeving in Lissabon in 1755 wel een goede zaak moest zijn. Ook Lucretius wilde met zijn dichtwerk kritiek leveren op in zijn tijd gangbare misvattingen over de goden. Bidden en offers brengen was zinloos tegen een pestepidemie. Die was immers niet door de goden gezonden, maar verspreidde zich via ziekteverwekkende ‘zaden’ in de lucht, legde hij uit. Deze verklaring komt overeen met Hippocrates’ uitleg van miasma. Lucretius schreef zijn werk De rerum natura als een heilzaam dieet van gezonde ideeën over de goden en over de natuur, zodat de mensen zich ook onder dramatische omstandigheden niet zouden laten leiden door irreële angsten.

De belangrijkste les die Chris Mackie de lezers van The Conversation meegaf, was overigens dat het lezen van (bijvoorbeeld) Thucydides, hoe waardevol ook, het onderzoek naar onze eigen, hedendaagse ervaringen met het nieuwe coronavirus nooit kan vervangen.

Laten we niet vergeten, in onze ‘tuin’ te werken en daar naar beste kunnen iets moois van te maken.

“Il faut cultiver notre jardin” (foto: Medeia)

P.S. Kwam het door het artikeltje in The Conversation, of zat er iets Oedipaals in de lucht? Terwijl ik aan deze aflevering ‘Oud nieuws’ werkte, plaatsten velen op Facebook iets over Oedipus. In mijn virtuele vriendenkring werden deze bijzondere vertolkingen gedeeld:
– de film Edipo Re van Pasolini: https://www.youtube.com/watch?v=iT8xtiMQYy8 (Italiaans gesproken; klik voor Engelse ondertiteling op het linker icoontje onderin of typ de letter c)
– de opera Oedipus Rex van Strawinsky, met een libretto van Jean Cocteau – hier in een Japanse uitvoering (niet ondertiteld): https://www.youtube.com/watch?v=eYypSAC9uKA

Vluchtig of vrij grondig geraadpleegde boeken:

– Lowell Edmunds: Oedipus. Gods and Heroes of the Ancient World; Routledge, London / New York 2006.
– Luc Ferry: Mythologie et Philosophie. Le sens des grands mythes grecs. Le Figaro / Éditions Plon, Paris 2016. Hoofdstuk 14: ‘Œdipe et son complexe’.
– Homerus: Ilias & Odyssee. Vertaald door M.A. Schwarz. Athenaeum—Polak & Van Gennep, Amsterdam 1981.
– Michiel Leezenberg: De vloek van Oedipus. Taal, democratie en geweld in de Griekse tragedie. Van Gennep, Amsterdam 2006.
– Robert Parker: Miasma. Pollution and Purification in Early Greek Religion. Clarendon Press, Oxford 2003 (eerste druk 1983).
– The Players’ Shakespeare, edited by J.H. Walter: Macbeth. Heinemann Educational Books, London 1982 (eerste druk 1962).
– Sophocles: Ajax – Electra – Oedipus Tyrannus. Edited and Translated by Hugh Lloyd Jones. Loeb Classical Library; Harvard University Press, Cambridge, Massachusetts / London 1997.
– Sophocles: Oedipus, King of Thebes. Translated into English rhyming verse, with explanatory notes by Gilbert Murray. George Allen & Unwin Ltd., London 1925 (eerste druk 1911).
– Tim Whitmarsh: Hemelbestormers. Atheïsme in de klassieke oudheid. Vertaald door Rob Hartmans en Carola Kloos. Ambo|Anthos, Amsterdam 2016. Hoofdstuk 7: ‘Goden op het toneel’.

Noten:

[1] De meeste navertellingen melden dat de Sphinx in wanhoop over de juistheid van het antwoord zelfmoord pleegde door zich van de rots te storten. Maar zoals ik ergens – ik weet niet meer waar – las: dat is wel een heel aparte manier om zelfmoord te plegen voor een gevleugeld wezen! Voor mijzelf houd ik het erop dat ze wegvloog, omdat ze haar taak bij Thebe had volbracht.
[2] Een interessante andere invalshoek is dat het blindmaken symbool staat voor castratie: “It happens that eyes can symbolize genitals in Greek myth and thus, in the case of sexual transgression, can replace the offending part as the object of punishment.” Lowell Edmunds: Oedipus, p.42. Dit geeft bovendien te denken over de blindheid van Tiresias, en de periode dat hij als vrouw zou hebben geleefd.
[3] Daarnaast bemerkte ik, dat ik in wat ik verder nog las aan tijdschriftartikelen, nieuwsberichten, etc., telkens passages of ideeën vond die gerelateerd waren aan wat ik over Oedipus las, zodat ik voortdurend dacht: dat kan ik ook in mijn stuk verwerken! Maar het werd veel te veel om allemaal te gebruiken. Het laat wel zien hoe deze verhalen en toneelstukken telkens weer tot leven kunnen komen en ‘actueel’ zijn voor wie zich ermee bezig houdt.
Vooral interessant, zeker voor heksen, vond ik de thema’s van intenties en de kracht van woorden als taalhandeling. (Twee vliegen in één klap: “Wel hardop vragen. Intentie is niet genoeg: taal is veel vaker ‘performatief’ dan we ons realiseren, het voltrekt iets terwijl je spreekt.” – Maria van Daalen in haar essay ‘Spirited Away’. De Gids 1/2020)
Ook de moeite van een nader onderzoek waard is het vervolg van de geschiedenis van Oedipus, waarin hij als balling bij een heilig bos van de Welwillenden (v/h de Wraakgodinnen) komt en sterft, om vervolgens een ἣρωϛ (hèrôs), een van de ‘mighty dead’ te worden. ”Heroën waren geen goden zoals die van de Olympus, maar altijd lokale onderaardse machten. Walter Burkert omschrijft ze als halfgoden met een status tussen mens en god, en met occulte machten.” – Michiel Leezenberg: De vloek van Oedipus, p.28
[4] Griekse mythen wemelen van de geweldsexcessen; die zijn als zodanig niet typerend voor de Thebaanse koninklijke familie. Ook het koningshuis van Mycene bijvoorbeeld kende zijn gruwelen. De bekendste verhalen gaan over Tantalus die zijn eigen zoontje slachtte en als maaltijd aan de goden voorzette; Agamemnon die zijn dochter wilde offeren om een goede wind te krijgen waarmee zijn vloot naar Troje kon vertrekken om oorlog te voeren; zijn vrouw Clytaemnestra die hem bij terugkomst vermoordde; en hun zoon Orestes die zijn moeder dan weer vermoordde. Maar in deze familie lijkt de nadruk te liggen op ‘kinderen offeren en welbewust gezinsleden vermoorden’ en in de familie van Oedipus meer op ‘moord op iemand die later familie blijkt en onacceptabele seks’. Bij de goden zelf speelt het motief van de oppergod die zijn kinderen het leven niet gunt en tenslotte door een zoon met geweld uit de weg wordt geruimd, waarna een nieuw tijdperk aanbreekt met die zoon als nieuwe oppergod.
[5] In sommige versies doodde Cadmus eerst de draak en trouwde hij pas later met Harmonia. Dat klinkt logischer, want welke vader laat zijn dochter nu trouwen met de moordenaar van zijn zoon? Vanuit mythologisch oogpunt past het beter in het thema wanneer Cadmus zijn (toekomstige) verwant doodt zonder te weten dat zij familie van elkaar (zullen) zijn.
[6] We moeten onze tuin bewerken, we moeten onze tuin verzorgen, we moeten in onze tuin aan het werk, we moeten onze tuin onderhouden – de zin is niet gemakkelijk te vertalen met alle mogelijke achterliggende betekenissen intact. De ‘tuin’ wordt gewoonlijk uitgelegd als de wereld waarin wij leven, in tegenstelling tot het hiernamaals waar de godsdienst zich op richt of de abstracte ideeënwereld van sommige filosofen.

Over Medeia

Een belangrijke, niet-christelijke basis van onze zgn. westerse beschaving is het oude, deels imaginaire, Griekenland. Medeia is een naam uit de Griekse mythen, waar zij echter werd beschreven als een sinistere snuiter uit het barbaarse Oosten. De spanning die voortkomt uit een denken in tegenstellingen, zoals erbij horen / een buitenstaander zijn, is in Medeia’s beleving een drijvende kracht in ‘de oude religie’. Uit de nalatenschap van de klassieke oudheid stamt ook het ideaal van de Kunst als toegang tot een andere dan de alledaagse werkelijkheid. Medeia schrijft sinds 2010 voor Wiccan Rede.
Dit bericht is geplaatst in Artikelen, Nieuws met de tags , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.