Botanisch handboek medicinale planten – Geneeskrachtige planten & huismiddeltjes van A tot Z
Monique Simmonds, Melanie-Jayne Howes & Jason Irving
Zeist, KNNV Uitgeverij, 2018. ISBN 9789050116633
224 pag. (hardcover, ingenaaid) € 24,95 (10% korting voor KNNV-leden)
Er is een Chinees verhaal over de leerling van een kruidengeneeskundige. Aan het eind van de leertijd zei zijn meester tegen hem: “Voor mijn laatste proef moet je nu de wereld intrekken en overal waar je komt, de plaatselijke flora bestuderen. Kom dan over een jaar terug met een plant die nergens voor te gebruiken is.” De jongen ging op pad en liet zich overal waar hij kwam informeren over planten waarvan hij dacht dat ze in aanmerking kwamen. Maar na een jaar keerde hij droevig terug: “Het spijt me, meester. Ik heb gefaald. Ik heb nergens zo’n plant kunnen vinden.” De meester glimlachte en zei: “Je bent geslaagd.”
Wie zich interesseert voor de geneeskracht van planten, kan diverse boeken over het onderwerp vinden en bijna altijd staat ten minste één van je favoriete kruiden er nou nèt niet in. Dat is onvermijdelijk: er is immers zoveel om uit te kiezen! Anderzijds worden daardoor meestal ook wel een paar planten of toepassingen vermeld die je nog niet kende. Dit boek biedt met 277 planten een prettige selectie. In de inleiding wordt uitgelegd dat planten die “dankzij hun farmaceutische toepassingen al bekend zijn bij een breed publiek (…) zijn weggelaten.” Daarbij doelen de schrijvers op planten waaruit medicijnen tegen kanker, hartklachten e.d. worden gewonnen, zoals de venijnboom (Taxus baccata) en het vingerhoedskruid (Digitalis purpurea). Planten die bekend zijn als veelgebruikte huismiddeltjes, zoals valkruid (Arnica montana), rode zonnehoed (Echinacea purpurea) en goudsbloem (Calendula officinalis) staan er namelijk wel in.
Wie voor zichzelf kruidenmiddelen wil maken, vindt in dit boek enkele algemene aanwijzingen en waarschuwingen. Bij vierentwintig van de besproken planten wordt een eenvoudig recept gegeven. Cichoreikoffie wordt aanbevolen om de darmflora te stimuleren, bijvoorbeeld na een antibioticakuur. En het is gemakkelijk zelf te maken, als je tenminste bereid bent je cichoreiplanten uit te graven, want je hebt daarvan de wortels nodig. Anders is het recept voor calendula-lippenbalsem misschien geschikter. Of weegbreebalsem (tegen jeukende insectenbeten), of meidoornwijn (om de bloedsomloop te verbeteren), of knoflook-oxymel (ontstekingsremmende honingazijn) of brandnetelsoep…
Het boek heet uitdrukkelijk geen medisch, maar een botanisch handboek. Dat wil zeggen dat er bijvoorbeeld geen overzicht van ziekten en ongemakken in staat. De planten worden in alfabetische volgorde volgens hun botanische (Latijnse) naam besproken. Achterin staat een alfabetisch register met de Nederlandse namen. De botanische beschrijving van de planten is vrij summier. Elke plant is afgebeeld en de illustraties zijn een lust voor het oog, maar als je geneeskruiden zou willen determineren, heb je aan dit boek niet genoeg. De meeste informatie betreft het geneeskundige gebruik van de planten, en is opgesplitst in een deel ‘traditionele toepassingen’ en een deel ‘medische ontdekkingen’. In dat laatste gaat het regelmatig over antioxidanten, isoflavonen en andere inhoudsstoffen (achterin staat een verklarende woordenlijst), en over wetenschappelijk onderzoek naar toepassingen bij ziekten als diabetes, depressie, kanker en Alzheimer. Tussen de regels wordt duidelijk dat de medische en farmaceutische wereld zeer geïnteresseerd is in het traditionele gebruik van geneeskruiden om op basis daarvan medicijnen te ontwikkelen, maar dat het meeste onderzoek nog gaande is of zelfs nog moet beginnen.
Voor de geïnteresseerde plantenliefhebber hoeft dat natuurlijk geen bezwaar te zijn. Het fraai vormgegeven boek staat vol boeiende weetjes. Er worden niet alleen planten besproken waarvan het geneeskrachtige gebruik in Europa al vrij lang bekend is; ook kruiden uit andere tradities, zoals ayurveda en de traditionele Chinese geneeskunde komen aan bod. Diverse planten die mensen als sierplant in de tuin hebben, blijken een ‘verhaal’ te hebben als medicinale plant. Af en toe citeren de schrijvers indicaties uit oude kruidenboeken. Sommige daarvan zijn opmerkelijk. Over de sombere vederdistel (Cirsium heterophyllum) schreef men bijvoorbeeld dat die, ingenomen in wijn, iemand “zo vrolijk als een krekel” kan maken, en over het madeliefje (Bellis perennis) dat het een “vorstelijke remedie voor oude arbeiders, vooral tuinmannen” is.
Hoewel bij veel planten wordt vermeld op wat voor bodem ze het best gedijen, hoeveel zon ze nodig hebben, of ze mooi staan in een border e.d., zijn ze niet allemaal geschikt voor een gemiddelde Nederlandse tuin of vensterbank. Een aantal is bekender als specerij dan als geneeskruid. Het is leuk om bij het koken niet alleen uit te gaan van de smaak van de keukenkruiden en specerijen, maar ook rekening te kunnen houden met de medicinale werking. De illustraties geven bovendien een indruk van hoe zulke kruiden, die gewoonlijk als gedroogde blaadjes, zaadjes of poeder worden verkocht, er als plant uitzien. Sommige daarvan kunnen trouwens best in eigen tuin worden gekweekt.
Andere planten doen het hier dan weer bijna té goed! “Waarschijnlijk hebben deze planten het juist aan hun ‘onkruidachtige’ eigenschappen te danken dat ze als geneesmiddel werden gebruikt (…) Ze groeien snel, passen zich makkelijk aan en zijn bijna het hele jaar door beschikbaar”, is te lezen in een van de acht korte, informatieve artikeltjes die tussen de plantenbeschrijvingen door zijn geplaatst. Terecht wordt opgemerkt dat niet iedereen zulk ‘onkruid’ in de tuin zal willen zaaien. Aan kleefkruid (Galium aparine) worden zoveel nuttige, reinigende eigenschappen toegeschreven dat ik het ooit zelf in de tuin wilde hebben, toen ik het zaad ontdekte in een verwaarloosd gemeenteperkje. Maar het groeide zo enthousiast dwars door en over al mijn andere kruiden heen, dat ik het jaar daarop maar weer al het kleefkruid heb weggehaald voordat het zaad kon zetten. Maar kennis van de medicinale waarde van zulke planten maakt ook “het wieden van ons tuintje veel interessanter” meldt het boek, en dat is zeker waar.