Amulet
In december stond in Nature een artikel over een oud object. Samengevat en zonder de slagen om de arm die in de wetenschap essentieel zijn, maar een artikel zonder academische pretentie minder leesbaar maken: het ging om een amulet in de vorm van een zilveren plaatje dat gevouwen en opgerold in een loden omhulsel met versiering van andere metalen had gezeten. Het amulet kwam uit Jerash in Jordanië. Deze stad werd in 749 verwoest door een aardbeving. Pas in de 19de eeuw kwamen er weer mensen wonen. In 2014 groeven Deense archeologen een huis uit 749 op en daarin vonden ze dit amulet, dat dus minstens uit de achtste eeuw dateert.
Al in de oudheid werden magische teksten op papyrus of op dunne plaatjes (lamellae) van goud, zilver of lood geschreven en dan opgevouwen of opgerold. Vaak kunnen dergelijke metalen plaatjes niet opengerold en uitgevouwen worden, omdat ze dan breken. De schrijvers van het artikel hadden echter een manier gevonden om het plaatje te scannen en ‘digitaal te ontvouwen’ en te bestuderen. Er stonden 17 regels op, die leken op een tekst in Arabisch schrift, maar dat niet waren. Daarbij waren er tekens die niet op Arabisch of op enig ander schrift leken, en daarom als magische karakters werden geduid.
Pseudo-Arabisch schrift werd eveneens gebruikt voor magische doeleinden, niet alleen door moslims, maar ook door joden en christenen. Het is onbekend welk geloof de eigenaresse of eigenaar van het amulet aanhing, staat in het artikel in Nature. Teamleidster dr. Rubina Raja zei tegen de Daily Mail dat het amulet mogelijk was gemaakt door een Joodse magiër voor een Arabier. Waarop ze die veronderstelling baseerde, stond er niet bij.
Beschermtekens
Bij recent onderzoek in de Tower of London ontdekten archeologen tientallen magische tekens die het gebouw en zijn bewoners moesten beschermen tegen blikseminslag, hekserij en andere gevaren. Er was een soort ruitpatroon dat een net voorstelt om demonen te vangen, een zigzag die als dubbele V voor Virgo Virginum (Maagd der Maagden) of andersom als de M van Maria gelezen kon worden, en een wielachtig symbool dat volgens het artikel in de Independent ‘hexfoil’ (hexafoil?) of ’triskele’ wordt genoemd (dat is niet hetzelfde – M), waarin de kennelijk erg rechtlijnige demonen in een cirkel vast zouden komen te zitten. Ook waren er rituele brandplekken in het houtwerk aangebracht, en dierenbotten, stukjes leer en kapotte voorwerpen in een schoorsteen verborgen. De beschermingstekens dateren uit een periode van halverwege de 16de tot begin 18de eeuw.
Oude angst
De zestiende-eeuwse angst voor hekserij was geen volkomen nieuw verschijnsel, maar kwam voort uit veel oudere opvattingen. Historiek besprak het boek Heksenhoer, sterf! Magie, ketterij en hekserij vroeger en nu van Ugo Janssens. Janssens noemt onder meer de Soemerische wetgeving ten aanzien van tovenarij, zoals die was vastgelegd op kleitabletten en een stenen zuil. Als de volgorde van onderwerpen in de recensie overeenkomt met die in het boek, volgt daarop een bespreking van visies op magie in Bijbel en Koran, komen vervolgens verhalen uit de klassieke oudheid aan bod, en springt de auteur dan naar de zestiende eeuw.
Een ander artikel in Historiek besteedde aandacht aan Johannes Wier, die vijfhonderd jaar geleden in Grave werd geboren. In Grave ging dit feit geruisloos voorbij, maar in Tecklenburg in Duitsland (waar hij overleed) was een herdenking georganiseerd.
Wier was een van de weinigen die zich openlijk uitspraken tegen de heksenvervolgingen. Hij geloofde niet in magie, ook niet de magie van de kerk. Hij liet zien dat het amulet dat een pastoor een meisje had omgehangen, zonder gevaar afgenomen kon worden. Toen ze het openmaakten, bleek er alleen een onbeschreven stukje vergeeld papier in te zitten. Volgens Wier waren mensen die zeiden duivelse stemmen te horen en naar heksensabbats te kunnen vliegen, geestesziek. Wier wordt beschouwd als een voorloper op het gebied van psychiatrie en mensenrechten.
Depressie
In december, en opnieuw in januari was bij de VPRO/BOS de driedelige documentaire Sunny Side of Spirit te zien over de omgang met psychische problemen in andere culturen. Zijn psychische problemen overal hetzelfde of komt bijvoorbeeld depressiviteit niet voor in Afrika? Documentairemaakster Sunny Bergman had ooit een West-Afrikaanse vriend die dat laatste beweerde. In Ghana sprak ze met mensen die niet goed wisten hoe ze het woord in hun eigen taal (Ewe) moesten vertalen. Was depressie niet zoiets als heel moe? Of hetzelfde als stress? Ze kenden wel het woord ‘didi’ dat werd vertaald als “je ziel is naar beneden gezakt”.
Op een debatavond in De Balie spraken enkele deskundigen over de documentaire. Er werd gezegd dat depressie wel een westers woord (afgeleid van het Latijnse deprimere = neerdrukken), maar geen typisch westers verschijnsel is. Depressie komt minstens zoveel voor in Afrika, maar het wordt er anders benoemd, bijvoorbeeld als zielsverlies, of een gevolg van hekserij. In het Westen zijn mensen erg bezig met altijd maar gelukkig willen zijn en daardoor is hier disproportioneel veel aandacht voor depressie.
De panelleden maakten duidelijk dat er altijd een culturele component is in hoe we psychiatrische aandoeningen benoemen, classificeren en duiden. Ook de behandelmethoden zijn in verschillende culturen verschillend. In Nederland worden mensen bij een depressie aangespoord professionele hulp te zoeken, over zichzelf na te denken en eventueel medicatie te gebruiken. De familie wordt op afstand gehouden, o.a. door privacyprotocollen. Maar in Ghana vindt men dat iemand zich dan juist niet in zichzelf moet terugtrekken. Iedereen is moreel verplicht zich om anderen te bekommeren, zelfs als die geen familie zijn. Professionele hulp en medicijnen zijn vaak niet voorhanden.
Wintipriesteres Marian Markelo vertelde dat het wintigeloof rituelen kent voor wanneer iemands ziel verzwakt is, om de ziel terug te halen en te versterken zodat de persoon zich weer op een sociale manier kan gaan gedragen. Ondersteuning vanuit de familie is daarbij belangrijk. In genezingsrituelen wordt aandacht besteed aan lichamelijke, spirituele en sociale aspecten. De winticultuur wordt collectivistisch genoemd, maar er is ruimte voor het individu; er is een balans tussen ‘ik’ en ‘wij’.
Voorouders
In de eerste aflevering van de documentaire, die in Ghana was gefilmd, kwam een man voor met problemen die in de voice-over als depressie en alcoholisme werden benoemd. Hij had geen kinderen en ging gebukt onder het stigma dat dat met zich meebracht. Gesprekken met familieleden en kerkbezoek (met zang en dans) hielpen hem wel, maar om de spirituele oorzaak van zijn problemen en een oplossing ervoor te vinden bezocht hij een traditionele genezer. Deze orakelpriester zag dat de man thuis “de familiezetel” had, wat betekende dat hij was gevraagd als dorpshoofd. Omdat hij niet op dat verzoek was ingegaan, waren de voorouders ontstemd. De remedie was dat hij ofwel die taak op zich zou nemen, ofwel de zetel ceremonieel overdragen aan een ander.
Dit trok mijn aandacht omdat ik jaren geleden in het Tijdschrift voor Psychiatrie (waarschijnlijk het themanummer over transculturele psychiatrie, waarvan nu een aantal artikelen online staat – maar niet het stukje dat ik me herinner) iets soortgelijks las. Als ik het me goed herinner ging dat over een vrouw die dromen van slangen en kwade apen had, die ze zelf in verband bracht met “de stoel” die zij had. Navraag bij mensen uit haar culturele gemeenschap leerde dat dat inderdaad iets was waarvan men wist. Er is toen gezorgd dat de vrouw naar haar geboorteplaats terug kon gaan om de stoel (en dus de functie) aan iemand anders over te dragen.
Scepsis
Binnen de context van de candomblé-religie in Brazilië wordt veel menselijk gedrag toegeschreven aan de invloed van orixa’s: geesten of goden die bezit kunnen nemen van de mensen. Dit kwam aan bod in de derde aflevering van Sunny Side of Spirit. Mentale problemen worden behandeld met medicijnen en psychotherapie, maar soms is dat niet genoeg en dan gaat men naar een candomblé-tempel om de spirituele kant van de zaak aan te pakken. Daar kan men zien welke orixa iemand heeft, en weet men wat er in dat geval gedaan moet worden. Een probleem kan zo een wegwijzer naar de candomblé zijn, naar een andere manier van leven.
De orixa van Sunny was Oxóssi, de jager, dat was iedereen in één oogopslag duidelijk. Dat betekende dat ze van het bos hield, heel vrij was en haar eigen gang ging. “Dus ik ben deze zwarte man?” vroeg ze bij een beeldje van de jagergod. “Je geest, niet jij,” corrigeerde haar gids/tolk. Hoewel ze oprecht geïnteresseerd was, liep Sunny (tot grote frustratie van haar tolk) bij het willen begrijpen van de spirituele wereld op tegen de grenzen van haar rationele referentiekader. Candomblé-onderzoeker Mattijs van de Port kampte met een verwant probleem, vertelde hij in De Balie: “Ik maak dingen mee die ik niet goed in mijn wereldbeeld kan onderbrengen, en dus laat ik ze maar een beetje daar staan, want als ik dat toelaat dan moet ik mijn hele wereldbeeld overhoop gooien en ik weet dat dat bijvoorbeeld op de universiteit niet gewaardeerd wordt.”
In Thailand (tweede aflevering) liep Sunny mee in een lange en massale processie of pelgrimstocht waarbij de godin Mazu (‘moeder-voorouder’) in een behoorlijk tempo in een draagstoel werd rondgedragen. Sunny had moeite met de gedachte dat de route, die niet bij voorbaat vast lag maar via GPS was te volgen, werd bepaald door de godin. “Mijn scepsis staat me niet toe om echt te geloven dat het beeldje Mazu in de draagstoel de stoet leidt. Het zijn toch gewoon de dragers…”
Voodoo
Van Afrika bezuiden de Sahara tot in het Midden-Oosten zijn honderden ‘culten’, legde prof. Joop de Jong in het Balie-debat uit, die sterk op elkaar lijken. Door de slavenhandel zijn deze Afrikaanse religies ook in de Amerika’s beland, waar ze zich vermengden met plaatselijke religies en vaak ook het katholicisme van de machthebbers. In Brazilië ontstonden zo candomblé en umbanda, op Cuba santería, in Suriname winti, op de Antillen brua en op Haïti vodou.
Haïti was al langer een arm land, maar na de aardbeving van 2010 was de toestand rampzalig. Wereldwijd zijn toen hulpacties gestart om het land er weer bovenop te helpen. Inmiddels raakt het geld op, schreef Trouw begin januari. Voodoo (ik volg hier de spelling van Trouw) moet nu in de wederopbouw een belangrijke rol gaan spelen. Tot voor kort was voodoo vooral de religie van het volk en wilden de machthebbers officieel niet met die ‘duivelse’ zaken worden geassocieerd. Maar nu heeft de president houngan (voodoopriester) Erol Josué benoemd tot directeur van een belangrijke organisatie, het Nationaal Bureau voor Volkenkunde. Dit lijkt te wijzen op een ommekeer in de mentaliteit. “Voodoo moet Haïti redden” kopte Trouw.
Maar de Verenigde Staten hebben op Haïti een geschiedenis van bezetting en interventie en ook nu komen de meeste hulporganisaties uit de VS. Amerikaanse hulpverleners zijn overwegend evangelische christenen, die fel gekampt zijn tegen voodoo. Volgens de voodoo kun je prima in voodoo geloven en naar de christelijke kerk gaan, maar volgens de pinkstergemeenten gaat dat niet samen. Veel Haïtianen voelen zich nu gedwongen “de duivel af te zweren” in de hoop op financiële ondersteuning. Maar daarmee raken ze in een identiteitscrisis, zegt Erol Josué, want voodoo ligt aan de basis van de onafhankelijkheid van Haïti en hoort dus bij het Haïtiaan-zijn.
De Haïtiaanse onafhankelijkheidsstrijd van Frankrijk en de bevrijding van de slaven werd in 1791 ingezet met een voodooritueel in het heilige woud Bois Caïman. De Nederlandse kinderboekenschrijver en psycholoog Richard Meijer heeft persoonlijk contact met houngan Raymond Zaza, oprichter en beheerder van een monument ter herinnering aan dat ritueel. Het monument is verwoest, en door de hongersnood en droogte is er geen geld om het te herstellen. Bovendien is houngan Zaza ernstig ziek. Hulp via de website Help Zaza blijft welkom.
Zuïsme
Op IJsland houden ze ook niet erg van een opgedrongen christendom. Hoewel ongeveer de helft van de bevolking zich christen noemt, hangen de meeste mensen geen ‘traditionele christelijke opvattingen’ aan. Dit bleek uit een onderzoek van de IJslandse humanistische organisatie Siðmennt. In de Lutherse staatskerk zijn homohuwelijken sinds 2010 mogelijk en in oktober vorig jaar heeft de bisschop van IJsland, Agnes M. Sigurðardóttir, gezegd dat hierover in de kerk geen controverse was en dat het evangelie mededogen en liefde predikte. Dit leek te betekenen dat priesters niet mogen weigeren een homohuwelijk te sluiten.
Wel is het zo dat op IJsland ieders geloofsovertuiging wordt geregistreerd. Er gaat dan automatisch een deel van de belasting die iemand betaalt naar de desbetreffende religieuze organisatie. Zo’n 80% van de bevolking staat ingeschreven bij de Lutherse staatskerk. Ongeveer 5% bij de Asatrú. Het deel van de belasting van mensen die nergens staan ingeschreven, gaat naar de staat.
Als protest hiertegen is vanuit de IJslandse Piratenpartij de oude Sumerische religie van het zuïsme nieuw leven ingeroepen. Het zuïsme stond al sinds 2013 in de lijst van religieuze organisaties, maar dreigde te worden geschrapt als registratiemogelijkheid wegens inactiviteit. Daarop stroomden echter de aanmeldingen binnen en had het zuïsme binnen twee weken ruim drieduizend aanhangers, bijna 1% van de IJslandse bevolking. De beoefening van het zuïsme lijkt vooral te bestaan uit het zingen van Sumerische poëzie en de gedachte dat de goden zich de afgelopen vijfduizend jaar niet met andermans zaken hebben bemoeid, en daar ook nu geen belangstelling voor hebben.
Op hun website bepleiten de zuïsten “freedom of religion, and from religion” voor iedereen. Hun voornaamste doel is de scheiding van kerk en staat. Ze willen dat geloofsovertuigingen niet meer worden geregistreerd en dat financiële of andere bevoorrechting van religie wordt afgeschaft. De religieuze belasting die het zuïsme ontvangt, willen ze terugbetalen aan de leden. Volgens sommige mensen zou het zuïsme niet onder die belastingregeling mogen vallen omdat het “geen echte religie” is, maar een protestbeweging en een manier om belastinggeld terug te krijgen, maar dat werpt lastige vragen op: wanneer is iets een echte religie, hoe zou je de echtheid van iemands geloof kunnen controleren? De organisatie belooft zichzelf op te heffen als de doelstellingen zijn verwezenlijkt.
De Vantrú, waarvan de naam doet vermoeden dat ze de Vanir vereren, zijn, afgaand op wat ik van hun Facebookpagina kan begrijpen, ondubbelzinnige atheïsten.
Vertaalfout?
Hoe controversieel zou op IJsland de theorie van Prof. Ziony Zevit zijn? Deze religiewetenschapper stelt dat in het bijbelverhaal over de schepping van de mensen een vertaalfout zit. God zou Eva niet uit een rib van Adam hebben geschapen, maar uit diens penis, of preciezer gezegd een bot uit de penis, schreef de Mirror in december. Het verhaal zou een mythische verklaring zijn voor het feit dat de mens, anders dan tal van andere zoogdieren (waaronder primaten als de gorilla en chimpansee), geen penisbot heeft.
Anderen hebben de rib van Adam in verband gebracht met een Sumerisch verhaal over Enki, die acht planten had opgegeten en daarom werd vervloekt door de godin Ninhursag, die die planten had geschapen. Om de vloek weer op te laten heffen moest Enki opsommen welk lichaamsdeel pijn deed, waarop Ninhursag een godheid schiep die de pijn kon wegnemen. Voor de pijn in zijn rib werd de godin Ninti geschapen. Het woord ti in spijkerschrift betekent ‘leven’ en met het teken voor ‘vlees’ erbij betekent het ‘rib’. Ninti is dus de Vrouwe van de Rib of de Vrouwe van het Leven. De naam Eva uit het bijbelverhaal betekent ‘leven’.
Vertaling?
Net zoals het graf van Alexander de Grote vroeger zowat elke komkommertijd wel ergens zou zijn gevonden, is in de loop der jaren heel wat keren verkondigd dat iemand erin was geslaagd de schijf van Phaistos te ontcijferen. Op den duur houd je het niet meer bij. In december berichtte de Greek Reporter dat dr. Gareth Owens nu toch echt de sleutel in handen zei te hebben.
De Schijf van Phaistos is een aardewerken schijf van ongeveer 16 cm doorsnee, aan beide zijden voorzien van een spiraal van gestempelde pictogrammen. De schijf werd in 1908 door een Italiaanse archeoloog gevonden bij opgravingen van het Minoïsche paleis van Phaistos op Kreta, en zou dateren uit de 17de eeuw v.C. Over het algemeen wordt aangenomen dat de tekens een tekst vormen, die van buiten naar binnen loopt. Er is ook een theorie dat het een bordspel zou zijn geweest, en er zijn mensen die denken dat het hele object nep is.
Gareth Owens bestudeert de schijf al lange tijd. Hij denkt dat het om een echte tekst gaat, en is tot de conclusie gekomen dat het een hymne aan de godin Astarte is. Dit nieuws was niet zo formidabel als het leek. Vorig jaar was het grote nieuws dat het een gebed tot de Moeder zou zijn, waarmee de Minoïsche moedergodin van de vruchtbaarheid zou zijn bedoeld. Nu heeft Owens zijn interpretatie lichtjes gewijzigd: het gaat niet om een “zwangere moeder” maar om een “zwangere godin”, te weten de liefdesgodin Astarte. Of de tekst aan de ene kant is gericht tot de moedergodin en aan de andere kant tot Astarte. Ik word niet helemaal wijs uit de berichtgeving. Er is in elk geval geen sprake van dat hij de hele schijf zou kunnen lezen.
Mystificatie
Misschien is de Phaistosschijf een vervalsing, misschien ook niet. De oeroude Keltische volksverhalen die James Macpherson halverwege de achttiende eeuw zou hebben opgetekend uit de mond van Schotse plattelandsbewoners en vertaald uit een oud manuscript in het Gaelic, waren zonder twijfel een mystificatie. Rond 1900 was iedereen het er wel over eens dat Macpherson in de Highlands “hooguit wat volksliederen had genoteerd, die hij vervolgens had aangevuld met verhalen uit de Ierse literatuur. En met wat hij uit zijn rijk gevulde duim kon zuigen,” schreef Herman Clerinx in Geschiedenis Magazine (nov./dec. 2015).
Maar lang voor het zover was, had het boek The Works of Ossian, the Son of Fingal een ware Keltenhausse ontketend in heel Europa. De In de tijd van het classicisme ervoer men het als een verademing dat kennelijk de Grieken en Romeinen niet de enigen waren die tot zoiets beschaafds als poëzie in staat waren geweest. Volgens een gezaghebbende geleerde uit die tijd was het werk van de bard Ossian nog beter dan dat van Homerus.
De gedachte dat waardevolle oude poëzie bewaard was gebleven in orale volkstradities, gaf een aanzet tot het opschrijven en bestuderen van volksverhalen en –gebruiken (zoals bijvoorbeeld de gebroeders Grimm deden), en daarmee ook aan de beweging van de Romantiek. Clerinx vindt het jammer dat Ossian in vergetelheid is geraakt nadat bekend werd dat Macphersons boek een mystificatie was. Het boek heeft immers een grote invloed gehad op de geschiedenis en cultuur van Europa.
Sprookjes
Behalve met vervalsingen en mystificaties hebben oudheidkundigen nogal eens te maken met ‘goropiseren’, schreef Jona Lendering in zijn blog Mainzer Beobachter. Goropiseren is het verklaren van woorden of namen aan de hand van zelfbedachte etymologieën. Dat gebeurt vrij veel, maar is natuurlijk niet wetenschappelijk. Het Romeinenmuseum in Xanten (Duitsland) is daarom voorzichtiger geworden met het gelijkstellen van de godin Hludana, die op een votiefsteen wordt genoemd, met Vrouw Holle.
Dat is begrijpelijk, maar wel jammer, want het was zo’n mooi verhaal: Vrouw Holle, bekend uit de sprookjes van Grimm, en als ‘Holda striga’ (de heks Holda) uit middeleeuwse teksten, die uiteindelijk zou teruggaan op een Keltisch-Germaanse weergodin. “Ik sluit niet uit dat het klopt, maar het bewijsmateriaal is erg dun”, schrijft Lendering.
Debatten over de oer-herkomst van volkssprookjes gaan ondertussen volop door. Half januari schreef BBC News over een onderzoek waarbij methoden uit de erfelijkheidsleer waren toegepast op sprookjes. “Dit maakt het mogelijk, het verleden te reconstrueren als er geen tastbare bewijzen zijn.” Door dit te combineren met ideeën over taalverwantschappen en een vergelijking van volksverhalen uit verschillende culturen, kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat veel sprookjes duizenden jaren oud moesten zijn. Niet slechts een paar eeuwen oud, zoals meestal werd gedacht.
Repelsteeltje-achtige verhalen gaan volgens de onderzoekers terug op een oerversie van zo’n 4000 jaar oud, en verhalen over een smid die zijn ziel in ruil voor bovennatuurlijke vermogens aan de Dood of een of andere duivel verkoopt, op een verhaal van ongeveer 6000 jaar geleden uit het gebied ten noorden van de Zwarte Zee.
Antropoloog Jamie Tehrani, een van de onderzoekers, is al langer met dit onderwerp bezig. In 2013 onderzocht hij onder meer de verwantschap van de Europese sprookjes van Roodkapje en de wolf en de zeven geitjes met een Oostaziatisch sprookje over de tijger-grootmoeder.
Pannekoek
Dat verzonnen tradities soms gewoon leuk kunnen zijn, bleek in Rotterdam en Groningen, waar op 29 november het feest van Sint Pannekoek werd gevierd. Deze feestdag werd voor het eerst genoemd in 1986 in Jan, Jans en de Kinderen. In een aflevering van die strip had Catootje geen zin in boontjes en verzon opa dat het een oude traditie was om op 29 november pannekoeken (toen nog zonder tussen-n) te bakken. Daarbij hoorde het hele gezin de kostwinner bij thuiskomst te verwelkomen met de woorden “Een vrolijke en gezegende Sint Pannekoek!” waarbij iedereen een pannekoek op het hoofd draagt.
Studenten zijn ooit begonnen hier een werkelijk bestaande traditie van te maken. Ter gelegenheid van het dertigjarig jubileum van het feest bedacht striptekenaar Jan Kruis de voorgeschiedenis van Sint Pannekoek: De traditie zou in de twaalfde eeuw zijn ontstaan in een klooster aan de Rotte, waar nu Kralingen ligt. De jonge monnik Gerrit legde op zijn verjaardag zijn enige (en warme) pannekoek op het kale hoofd van de oude abt, omdat die zo’n koud hoofd had. Een engel verscheen en wierp een hemelse pannekoek op het hoofd van Gerrit. Uit solidariteit legden de andere monniken hun eigen pannekoeken ook op hun hoofd. Ter herinnering aan dit wonder deelde het klooster op de verjaardag van Gerrit voortaan altijd pannekoeken uit aan de armen. In 1899 werd Gerrit heilig verklaard en heette voortaan Sint Pannekoek. Jan Kruis las het verhaal zelf voor in een videoboodschap die op 29 november werd afgespeeld voor de feestvierders in Rotterdam en Groningen.
De “echte neptraditie” heeft inmiddels verschillende vormen aangenomen. In een kerk in Rotterdam boden vrijwilligers een pannekoekenmaaltijd aan. De opbrengst van de vrijwillige bijdragen die hiervoor werden gevraagd, ging naar een actie van de voedselbank om sinterklaascadeautjes te kopen voor kinderen uit arme gezinnen. Diverse media en websites riepen op tot het opsturen van Sint Pannekoek-selfies.
Hoera Medeia, alweer nieuwtjes! Ik ga meteen lezen. Bedankt voor je verzamel- en uitwerkwerk ?