Geschreven door: Ishtar
Sinds de mens op aarde rondloopt, prikkelt de sterrenhemel de verbeelding. We lezen er het verstrijken der tijd aan af, hij maakt het makkelijker om te navigeren over land en zee, we hangen er verhalen aan op en plaatsen er onze doden en goden. Op deze plek rakel ik verhalen en mythen op, uit de losse pols en associatief. In de hoop dat dit mensen inspireert om zelf ook op zoek te gaan naar dergelijke verhalen en hun eigen associaties.
Aan de nachtelijke hemel is er één ster die altijd stilstaat: de Poolster, in deze tijd Polaris. De andere sterren cirkelen daar langzaam omheen, en de planeten doorkruisen dat enorme roterende wiel.
De planeten cirkelen net als de aarde om de zon. Hierdoor ziet het er vanaf aarde uit alsof ze samen met de zon als een brede band om onze horizon golven, soms iets erboven, dan weer eronder, elkaar inhalend, met elkaar dansend. Het lint om het middel van de Vrouwe waarvan de aarde de baarmoeder is.
Van de aarde naar de poolster in het noorden, en ook de andere kant op, naar het zuiden (voor ons noordelijke aardbewoners de onderwereld), loopt een net niet tastbare maar zeer ervaarbare paal. De poolpaal. Aanmeerpaal. Scheepsmast. Spijker die de hemel hooghoudt. Fallus die de Sterrevrouwe aantrekt en wil binnendringen. Axis Mundi.
De zodiak en de planeten centreren rond de aardse evenaar, deze krachten beïnvloeden tijd en ruimte, onze persoonlijke levenssfeer. De sterren in de ruimte tussen de zodiak en de poolster vormen de astrale wereld, ons onbewuste. De poolas en de poolsterren zijn het gebied van het eeuwige en het heilige, het rijk van de goden, het gebied van het eerste ontstaan. De cyclus van de poolsterren, de tijd waarin elk van hen wordt aangewezen door de poolas, duurt zo’n 25.868 jaar, dit wordt het Platonische jaar genoemd. De maan veroorzaakt schommelingen in de poolas, nutaties, zo’n 1400 schommelingen in een poolcyclus. Dit veroorzaakt een golfpatroon, de Ouroboros, de slang die zichzelf in de staart bijt.
Afb. – De cyclus van de poolas langs de poolsterren
Omdat de wereldas iets schuin hangt, is om de zoveel jaar een andere ster de poolster.
Het zijn er maar een paar, de elkaar aflossende poolsterren. De constellaties waarin zij wonen hebben een speciale betekenis in mythen wereldwijd. Samen vormen ze een ketel waarvan de rand wordt gevormd door de zichzelf bijtende slang. Hierin roert de Vrouwe met de wereldas, alsof het leven daar, uit de oerpap die uit de oerkut druipt, ontroerd moet worden, uit moet vloeien om later, elders, te stollen tot vaste vormen zoals onze aarde met al haar bewoners. Of misschien is dat kosmische poolgebied wel de kosmische kut waaruit eeuwig leven vloeit, een eindeloze golf vruchtwater, oerzee, met daarin al het leven dat vorm kreeg.
Ooit, in de tijd dat de eerste scheppingsmythen op kleischrift werden gesteld en in steen gegraveerd, toen was Thuban de poolster. Een ster in de constellatie die nu Draco heet. De slangendraak die om de wereldas richting aarde spiraalt. Die ons heeft uitgeademd, maar ook weer zal inademen. Draco was in de tijd van de Sumeriërs Tiamat, de oereenheid die gespleten moest worden om vanuit de Al-omvattende eenheid in beweging te komen. De moeder die losgelaten moet worden opdat de kinderen zelfstandig verder kunnen. Die opgedeeld moet worden om schepping mogelijk te maken. Die open moet scheuren om geboren te worden. Die in toom gehouden moet worden, omdat anders haar chaos onze orde zal verzwelgen. Sint Joris die de draak verslaat, Maria met haar voet op de slang, de Minoïsche Schone met de slangen in haar hand – zomaar wat voorbeelden van de echo van Tiamat, de noodzaak tot het verbreken van de eenheid om verder te kunnen.
Als wij kijken naar de poolster, zien wij de oerknal. Wat wij zien aan de hemel is allang voorbij, duizenden jaren zelfs. En tegelijkertijd is het nooit voorbij, de kosmos danst dóór, in eindeloze cycli. In mijn dromen strek ik me uit, lig met mijn hoofd in het poolgebied en mijn voeten ver onder de onderwereld. En ik kijk vanaf aarde terug naar waar we vandaan komen. Wij kunnen zien waaruit we voortkomen, het stof van de sterren van ooit.