December is een maand vol feestelijkheden, niet alleen binnen het paganisme maar in heel de westerse samenleving. Zodra de vuurwerkdampen zijn opgetrokken en de boom het huis uit is, is het echter ineens heel kaal. Welke symbolen kan ik op mijn altaar zetten? Wat betekent deze periode eigenlijk?
Er zijn perioden waarin het leven in een stroomversnelling lijkt. De gebeurtenissen rijen zich aaneen, er is van alles om naar uit te kijken, en in december kun je dan ook nog meedrijven op de stroom omdat de hele maatschappij feest viert. Alle etalages staan vol met symbolen die voor een groot deel paganistisch zijn, en er is een algemeen gevoel van feestvieren. Of dat nu kerst is of midwinter, en of mensen nu religieus zijn of niet, de meesten vieren wel iets gezamenlijk met familie of vrienden. Veel mensen hebben deze periode vrij van hun werk, sommigen gaan een weekje weg, en tot besluit van alle festiviteiten is daar Oud en Nieuw, met vuurwerk, oliebollen en voor de liefhebbers het nieuwjaarsconcert op tv. Maar dan. Begin januari ruim je alle versiering op, en ineens is het kaal, leeg. De bloemisten proberen je zover te krijgen dat je je huis volzet met kamerplanten, maar wellicht is de portemonnee ook leeg. En ook kamerplanten kunnen de kater niet wegwerken.
Wat is dat toch, dat maakt dat we blij zijn met een deel van de cyclus, maar veel minder met een ander deel van diezelfde cyclus? Je leert de dag alleen maar kennen doordat het ook wel eens nacht is, en van mooi weer geniet je des te meer als het ook wel eens minder fraai is. Net zoals dat je weet wat gezondheid waard is als je ziek bent geweest of pijn hebt gehad. Maar is deze periode van het jaar dan alleen maar een periode die we moeten doorstaan, afwachtend tot het weer voorjaar wordt? Ja, als we twee maanden winterslaap zouden kunnen houden, dan konden we de hele kale periode overslaan. Maar nu we wakker zijn, is het juist het beste om erin te duiken, om erop uit te gaan om te zien wat de natuur ons te vertellen heeft over de winter. En wie weet, vinden we dan ook nog symbolen die we op ons altaar of onze seizoenstafel kunnen zetten.
Volg mij op een wandeling in een bos. Het is niet ver van huis, een paar straten lopen. Misschien is het ook niet een echt bos, maar een stukje gebied zonder bestemming, waar toevallig al tientallen jaren bomen staan. De grond is bedekt met de dode bladeren van vorig jaar, die nat zijn en al deels vergaan. De bomen zijn kaal, behalve een paar naaldbomen, een enkele hulst, en wat eikenbomen waar nog geelbruine bladeren aan hangen. Hoewel je ze niet meer kunt herkennen aan het blad, valt je op dat de stammen anders zijn. Er zijn bomen met een gladde stam, met vooral horizontale takken. Er zijn er met een hele ruige stam, met als het ware verticale ribbels, die een beetje op een vlechtwerk lijken. De eiken hebben ook ruige stammen, maar met weer een ander patroon. En als je omhoog kijkt naar een stam met weer een heel ander ruw patroon, zie je dat dit een naaldboom is. Er zijn ook heel wat jonge boompjes. Een aantal staat in een kring om een oudere boom, alsof het zijn kinderen zijn die hand-in-hand een rondedans doen. Rondom sommige bomen voel je onder je voeten de resten van de vruchten die tussen de bladeren verborgen liggen. Lege doppen van beukenoten, eikels die niet allemaal onbeschadigd zijn, hier en daar een denneappel.
Op de paden is de bodem veel minder bedekt met bladeren, en voelt het anders aan onder je voeten. Iets verderop zie je een akker liggen. Zwarte aarde, al geploegd voor als het nieuwe seizoen begint. Aan de rand van het stukje bos zie je ook wat tuinen en een grasveld. In het bos kom je stukken tegen waar sprieten van zo’n twintig centimeter omhoog steken. Zijn dit bosbessenstruikjes? Iets verderop een veel dichter begroeid stuk met wat hogere en dikkere sprieten. Aan de knopjes bovenop lees je af dat dit hele jonge kastanjebomen zouden kunnen zijn. Verderop liggen enkele complete boomstammen op de grond. Omgevallen of omgezaagde berken. De stam heeft gladde gedeelten, maar ook opmerkelijk ruwe stukken en op sommige plaatsen lijkt de bast opengebarsten. Een boom die er al wat langer lijkt te liggen, heeft zwammen over de hele lengte van de stam. Een rij kleine oranje zwammetjes, enkele elfenbankjes en nog een serie wat grotere oranjebruine zwammen. Van twee bomen liggen er de onderste meters van de stam met een kluit wortels eraan. Die wortels hebben een heel eigen structuur van zwarte of donkerbruine vezelige ‘haren’ bij de ene boom. Bij de andere vallen aan de onderkant van de kluit vooral een paar ‘druipende’ bruinzwarte structuren op waarin je met wat moeite paddestoelen herkent.
Tussen de bladeren op de grond groeien ook nog wat paddestoelen. En als je ergens wat blad wegschuift met je voet, komen daar twee witte zwammetjes tevoorschijn die beide bestaan uit drie sprietjes met een gezamenlijke voet. Ze zijn zo wit, dat ze bijna licht lijken te geven. Overal op het dode hout en dode blad blijkt leven te zijn, als je het zo eens nagaat. Echt dood hout vind je ook, vermolmd en deels uiteengevallen. Er zijn stukken wit hout, waar de vezels uit elkaar geplozen lijken, en meer roodachtig hout. Net als de bladeren is dit onderweg naar een stadium waarin de elementen waaruit het is opgebouwd weer uiteen zullen vallen, om opnieuw tot grondstof te dienen als het leven weer terugkomt. En dat zal het doen, dat kun je zien aan de knoppen aan de uiteinden van de takken. En aan een enkel plantje dat nu alweer uitloopt, omdat het blijkbaar beter bestand is tegen de kou dan de andere planten. Niet alle leven is verdwenen of onzichtbaar. Boven je hoofd hoor je de vogels, verschillende soorten vogels.
De dag is kort, en het is bedekt weer. Maar soms is er ineens wat meer licht, omdat de zon even door de wolken breekt. Het zeer beperkte kleurenscala van bruinen, van donkere aardetinten, wordt dan ineens aangevuld met opvallende stukjes kleur. Ergens staat een blad overeind tussen wat dode grassprieten, en licht felrood op. Aan de boomvoet is het mos felgroen, een heel andere kleur dan dat van het sterretjesmos dat er donkergroen naast groeit op de grond. Een boomstam is goed zichtbaar in het licht, en het valt je op dat tussen de min of meer gladde bast een rechtopstaande ovaal zit die meer reliëf heeft, bijna het lijstje van een miniatuurschilderij. Wat ook opvalt, als je zo om je heen kijkt, is dat het reliëf van de bosbodem zoveel duidelijker zichtbaar is dan ’s zomers. Er is een klein heuveltje, er zijn enkele gleuven in de grond die als greppels gegraven kunnen zijn, of toevallig zo ontstaan. En zomaar tussen de dode bladeren onder de bomen liggen soms takken in rijtjes, alsof ze een afscheiding vormen. Aan de rand van het bos, naast de akker, is werkelijk een wal gemaakt van takken, ondoordringbaar verstrengeld tot een muurtje. Het hek dat erachter staat is kapot. Er staan nog palen, maar lang niet overal zit meer gaas tussen. Wandelaars met honden maken er dankbaar gebruik van om een ander deel van het bos te bereiken.
Op een open plek blijk je aan het begin te staan van een bomenlaan. Aan weerskanten staan rijen grote, oude bomen statig een oprijlaan te vormen naar niets in het bijzonder. Eén boom trekt je aandacht. De stam is afgerond op een veel lagere hoogte dan de bomen ernaast, en de hele stam lijkt een sculptuur, gemaakt door een artiest uit de Art Nouveau-periode. Het lichtgroen van het mos doet erg denken aan het kopergroen van sommige Jugendstilkunst. Het zal geen toeval zijn dat natuur lijkt op kunst. Die kunst is juist gemaakt door artiesten die zich door de natuur lieten inspireren! Een mooi besluit van de wandeling.
Wat kunnen we leren van deze wandeling, van wat we in de natuur gezien hebben? De schaal is misschien anders, het is allemaal wat minder uitbundig, maar er is wel degelijk leven. In deze periode zijn vooral structuren zichtbaar. Het landschap zelf vertoont zich; van de bomen zien we de stammen en hoe de takken daaraan groeien: horizontaal, verticaal of schuin omhoog. Er is kreupelhout en er zijn kronkelige takken van struiken. Sommige structuren zijn op zichzelf het bestuderen waard. Er is kleur, maar daarvan is een beperkter palet beschikbaar dan in andere jaargetijden. Als het gaat sneeuwen, ziet de wereld er helemaal anders uit.
Hoe kun je dit vormgeven op je altaar, of op de seizoenstafel die door veel mensen ook ‘altaar’ wordt genoemd? Je kunt besluiten om ook hier alleen de basisonderdelen neer te zetten die er anders ook staan, de symbolen van de elementen bijvoorbeeld. Een andere mogelijkheid is om iets van de structuur van het bos zelf mee te nemen in de vorm van een stuk boomschors, of – als je er een vindt en kans ziet die heelhuids mee te nemen naar huis – een bladskelet. Dat kan genoeg zijn. Een andere optie is om stenen neer te leggen, kiezelstenen of halfedelstenen. Kale rots is immers ook een stuk natuur dat de basis voorstelt, de aarde zelf. En dat past bij de symboliek van aarde, van winter, van skelet en basis. En misschien wil je in deze periode stilstaan bij het concept ’tijd’ in het algemeen, bij oneindigheid en bij de cycli van de seizoenen, van de maan en in je eigen leven. Een kalender zou hierbij passen. Maar ga voordat je je altaar versiert zelf naar buiten, om met eigen ogen te kijken wat deze periode voor jou betekent. En ga over een paar weken weer, om het verschil te zien. Want stilletjes verandert er wel degelijk van alles, ook al zou je er zonder goed kijken aan voorbij kunnen lopen. ‘In der Beschränkung zeigt sich der Meister’ – ‘in de beperking toont zich de meester’ – luidt het spreekwoord. En dat geldt ook voor de natuur!
(Eerder geplaatst in Wiccan Rede in de editie Imbolc 2008).