Voedsel (voor de ziel)
Wie niet kan koken, kan ook niet heksen. Dat was waarschijnlijk de achtergrond van de vragenlijst die ik als tiener las in het Groot Heksenboek van Peter Haining. Je kon nagaan of jijzelf een heks was door antwoord te geven op een lange lijst vragen. Twee ervan hadden betrekking op voedsel: Houd je van koken?, en Lust je graag thee? Die laatste vraag was misschien toegevoegd omdat hekserij, althans wicca, uit Engeland komt, waar iedereen immers thee drinkt, met een wolkje melk. Maar de vraag naar koken heeft waarschijnlijk te maken met de kookpot, sinds de schilderijen van Breugel een van de vaste kenmerken van de heks. De kookpot is het alchemistische instrument van de heks. Erin gaan ingrediënten, eruit komen toverdrankjes. De heks zet energie om in iets anders. Maar van oorsprong was de ketel natuurlijk helemaal niet zo speciaal. Iedereen kookte er zijn potje in. Denk aan een ‘(Irish) stew’, een hutsepot, een eenpansmaaltijd. Na de Middeleeuwen was dat een pan op de haard in het woonvertrek. In de late Middeleeuwen zag het er zo uit:
Geen keuken was compleet zonder een groot vuur in de schoorsteenmantel waarboven een verstelbare haak hing met een grote metalen kookpot of ketel daaraan: naarmate men meer of minder hitte onder de pot wilde, kon men hem lager of hoger boven het vuur hangen. Bij een ketel moet men zich geen voorwerp met een schenktuit voorstellen, zoals tegenwoordig, maar gewoon een ronde pan van metaal. Daarin werd niet gebakken maar gekookt, en wel in ruim vocht.
Bron: De keuken van de late Middeleeuwen. Een kookboek uit de Lage Landen (1998). R. Jansen-Sieben, Johanna Maria van Winter
De achterliggende gedachte bij ‘voedsel’ als Lammas-thema was het idee van de vernietiging van leven in de staat waarin het wordt aangetroffen (bijvoorbeeld planten die ergens groeien maar worden afgesneden, dieren die worden geslacht) om via transformatie (koken, spijsvertering) bij te dragen aan het in stand houden van het leven (in de persoon van degene die het opeet). Maar daar zit nog een andere transformatie achter: de voedselkringloop.
Voedsel is gestolde energie. Zolang de zon schijnt, maken planten voedsel aan in hun groene delen door middel van fotosynthese. Ze nemen via de wortels mineralen op uit de aarde, en zetten met de zonne-energie bladgroen om in suikers. Planten zelf gebruiken die suikers zelf als brandstof en bouwstof, of slaan ze op voor toekomstig gebruik, bijvoorbeeld in hun zaden. Groene planten zijn niet afhankelijk van anderen om hun voedsel aan te maken. Alle andere wezens zijn afhankelijk van planten om aan voedsel te komen. In zee zijn het algen (fytoplankton) die bladgroenkorrels in hun cellen hebben.
Er zijn wezens die planten eten, en er zijn wezens die planteneters eten. Je kunt je een hele voedselketen voorstellen van dieren die dieren eten, maar uiteindelijk is die hele keten van vleeseters afhankelijk van plantaardig voedsel. Via bacteriën en schimmels worden tenslotte de resten – afval, dood materiaal – weer afgebroken tot de afzonderlijke onderdelen, de mineralen. Zo wordt de voedselkringloop gevormd door producenten (de groene planten), consumenten (degenen die direct of indirect planten eten) en reducenten (die het materiaal weer terugbrengen tot de onderdelen). Dat planten energie bevatten wordt ook duidelijk als je kijkt naar fossiele brandstoffen: bruinkool, steenkool, aardolie en aardgas zijn immers ontstaan uit plantenresten.
Je zou wicca een landbouwreligie kunnen noemen: de belangrijkste jaarfeesten houden verband met zaaien en oogsten, met de vruchtbaarheid van land en vee en mensen. Imbolc is het feest van de geboorte van lammeren, maar ook van de eerste planten die weer beschikbaar zijn om een verse maaltijd mee te bereiden als de wintervoorraden op raken. Beltane viert de vruchtbaarheid, en Lughnasadh is het feest van de oogst van het graan. Tegen Samhain is alle oogst van het land. Of het hier praktijk was om levende wezens te offeren, weten we niet zeker. Julius Caesar heeft het daar wel over in zijn ‘De Bello Gallico’, maar hij was de vijand, en wat hij schreef over de ‘barbaarse’ Germanen, was misschien niet waar maar alleen propaganda. Aan de andere kant zijn er veenlijken gevonden. In de Andes is het nog gebruikelijk om een lama te offeren aan Pachamama. Uiteraard de beste lama, want aan de goden offer je het beste wat je hebt.
Landbouw kwam na de ontdekking dat je graan ook kunt verbouwen. Oermensen hadden een jager-/verzamelaarcultuur. Waarschijnlijk hebben vormen van landbouw lang bestaan naast jagen en verzamelen. Jagers en verzamelaars moeten reizen, omdat in de omgeving waar ze langer jagen het wild verdwijnt. Het wordt gevangen of het vlucht naar veiliger contreien. Planten die steeds worden geplukt, komen niet zo snel weer terug. Als de wortelstok wordt opgegraven, kan die plant in het voorjaar niet meer uitlopen. De eerste landbouwers maakten gebruik van een stuk land dat ze hadden vrijgemaakt zolang er voedingsstoffen in zaten. Was de grond uitgeput, dan moesten ze een nieuw stuk land ontginnen. Pas later kwam het gebruik om mest toe te voegen aan een al gebruikt stuk land. Daarvoor was het houden van vee noodzakelijk.
Lange tijd leefde iedereen op dezelfde manier, vaak ook samen in grote, lange huizen, waar ook plaats was voor het vee, en had min of meer dezelfde kennis. Pas later ontstonden de specialisaties: er kwamen beroepskrijgers, -priesters, -smeden. Naarmate de landbouw belangrijker werd, en mensen in dorpen er een moestuin op na hielden, zal de kennis over wilde planten langzamerhand verdwenen zijn, al wisten onze (over)grootmoeders zo’n honderd jaar geleden nog van allerlei ‘huismiddeltjes’. Het was juist de heks die meer wist van allerlei gewassen die in het wild gevonden konden worden, naast alles wat de tuin te bieden had. Zij, of hij, wist welke wilde planten kunnen dienen als geneesmiddel, maar ook dat heel veel planten – soms dezelfde planten – ook eetbaar zijn en een waardevolle aanvulling konden bieden op wat een tuin opbracht. Ook nu nog kun je de natuur in om voedsel te vinden, en onder de naam ‘wildplukken’ is dat zelfs trendy.
Voor een religie die met ‘het land’ te maken heeft, met de omgeving waarin je leeft en de vruchtbaarheid en het welzijn daarvan, is het goed om daadwerkelijk te proeven van wat het land te bieden heeft. Door zelf voedsel te kweken, ook al is het op heel bescheiden schaal op de vensterbank of het balkon, kun je in contact komen met de energie van je eigen omgeving. In je buurt wildplukken en de oogst opeten is een andere manier om dat te doen. Juist in deze tijd – begin augustus – zijn de bramen rijp. Officieel is het verboden om ze in het wild te plukken en kun je een fikse boete krijgen. De meeste boswachters doen er niet moeilijk over als je een bescheiden hoeveelheid meeneemt. Als kind was ik gewend dat we als gezin bramen gingen plukken in het duin, en daar echt emmers vol van mee naar huis namen waar we bramensap van maakten, en gelei en bramenjam. Dat was ontzettend lekker, beter dan wat je in de winkel kon vinden. En hoeveel veel gezinnen emmers vol bramen plukten, bleef er genoeg over voor de dieren. Het bramenplukseizoen duurde ook maar kort. Je mocht niet langer dan een maand plukken. Wil je nu gaan plukken, lees je dan even in (waar je liever niet plukt bijvoorbeeld, en waarom), bijvoorbeeld met dit artikel of deze website met tips.
Allerlei religies en culturen hebben voorschriften voor wat je moet eten, wat je niet mag eten, wanneer je wel of niet mag eten, en wat je in combinatie zou moeten eten of juist. Vasten; geen rundvlees of juist geen varkensvlees, geen garnalen of schelpdieren; ‘heet’ of ‘koud’ eten al naar gelang je type; enzovoorts. In wicca zijn geen voorschriften. Geen algemeen geldende voorschriften tenminste, want er zijn wel degelijk groepen die voorschrijven dat je de hele dag vast voor een ritueel of een inwijding. Veel heksen interpreteren de Wiccan Rede als een oproep om geen vlees te te eten of helemaal over te stappen op een veganistisch eetpatroon: onder ‘niemand’ in ‘Doe wat je wilt, mits het niemand schaadt’ verstaan zij ook dieren. Anderen eten juist wel varkensvlees bij Samhain, omdat dat, net als appels, bij dat feest hoort omdat het vanouds een slachtfeest / oogstfeest is. Maar we leven nu in andere tijden, en wat destijds belangrijk was (en wat mensen nodig hadden met hoe ze leefden en het soort werk dat ze deden), hoeft geen leidraad te zijn voor nu. Verschil is misschien dat mensen destijds vooral vlees aten tijdens hoogtijdagen. Acht keer per jaar tijdens de jaarfeesten een stukje vlees, dat zou voor mensen van nu al een flinke teruggang zijn in vleesconsumptie. De Wiccan Rede zet aan tot nadenken over wat je doet en laat. Oorspronkelijk alleen over magisch werk, maar nu gebruiken veel heksen het als leefregel. Ze bekijken dus ook de ecologische voetafdruk van hun eten, en eten bij voorkeur van het seizoen en uit eigen land om die ‘footprint’ te verkleinen.
Het enige is dat men eten niet te veel als vanzelfsprekend mag beschouwen en er slordig mee om mag springen. Voedsel weg gooien bv. Eten is belangrijk en daar mag men best wel bij stil blijven staan.
Erg kritisch zijn over wat men eet is een luxe die enkel maar in welvaartslanden wordt beoefend.*
Je kunt van het koken een magische handeling maken, en het brouwen van een genezend drankje verschilt niet zo heel erg van het maken van een ingewikkelde saus. Je hebt er vakkennis en intentie voor nodig, en timing.
Er zijn heksen die op een spirituele manier hun maaltijden bereiden, omdat immers het voedsel komt van Moeder Aarde en je er zorgvuldig mee om moet gaan en dat is ook beter voor degenen die het voedsel eten. Die ideeën zijn niet typisch wicca: je zult ze elders ook wel vinden, en in wicca lang niet bij iedereen. En soms alleen als het gaat om voedsel dat je meeneemt naar een ritueel. Net als in heel veel culturen en religies is het wijden en delen van voedsel en drank een onderdeel van wicca, de ‘cakes & wine’. Na een ritueel is er meestal een feest met eten en drinken, en soms met gezang van een bard, zoals elk verhaal van Asterix en Obelix eindigt 🙂
‘Keukenheksen’ maken de prachtigste taarten met producten van het seizoen. En waar sommigen altijd de voorkeur geven aan wijn, of juist bier (cakes & ale) tijdens een ritueel, laten anderen zich leiden door het jaargetijde, en drinken melk of koffielikeur, cider, mede, vlierbloemen- of vlierbessenwijn, kruidenbitter, of wat ze dan ook maar associëren met het betreffende feest. Voor velen hoort er alcohol in de rituele drank (‘spiritualiën’ bevat niet voor niets het woord ‘spirit’), maar ieder maakt daar een eigen keuze in. Voor veganisten is honing taboe, en daarmee ook mede, een geliefde drank voor anderen.
Bij mijn weten voor de wicca veel vlees van versgeslachte dieren, wijn, champagne van een goed merk Moet & Chandon, Bolinger. Luxueuze taarten en als fruit muskaatdruiven. Voedsel moet tot de verbeelding spreken. En niet alleen nootjes en worteltjes en komkommer. Voor de velen die bij ons landbouwfeesten hebben meegemaakt weten wat wij bedoelen met goed voedsel. Dus niet van: alsjeblieft Godin hier een smakeloze vegetarische schotel. We zagen Haar toen huilend weglopen.*
Er is geestverruimend voedsel: paddo’s, ayahuasca(thee), en psychotrope stoffen in het algemeen. Maar ook al zijn er heksen die daar gebruik van maken, die middelen horen eerder thuis bij de sjamaan dan bij de (hedendaagse) heks.
Over zo’n onderwerp waar je dagelijks mee te maken hebt, dat noodzakelijk is voor je voortbestaan maar ook erg bepalend voor je identiteit, is natuurlijk veel meer te zeggen. Een aantal mensen hebben dat al gedaan:
*De twee citaten hierboven komen uit een discussie op Facebook. In een aantal artikelen in dit nummer wordt nog veel meer gezegd over voedsel. Ik wens je veel leesplezier, een mooie zomer en een goede oogst!
Jana.
P.S. Het thema voor het volgende nummer is ‘Ontmoetingen’. Ontmoetingen van gelijkgestemden (hoe kom je in contact met andere heksen? hoe ging dat vroeger?), ontmoetingen tussen verschillende (sub)culturen, ontmoetingen tussen mens en dier, ontmoetingen met andere wezens (boomgeesten, elfen, overledenen, goden, geesten, …).