Terloops – want het gesprek ging feitelijk over iets anders – vroeg ik aan een bevriende heks of zij goed was in weermagie. Ze fronste en antwoordde dat zij het weer niet wilde beïnvloeden, omdat alles in dat systeem met elkaar samenhangt, “en je weet: de vleugelslag van een vlinder…”
Een vlinder in Brazilië…
Dat wist ik inderdaad, dat wil zeggen: ik had in de loop der jaren wel eens iets opgevangen over ‘het vlindereffect’. Dat was toch de gedachte dat een beweging zo teer en minimaal als het gefladder van een vlinder in Brazilië de aanzet kon vormen tot een tornado in Texas? Waarbij ik me altijd afvroeg: waarom een vlinder in Brazilië? Het was uiteraard bij wijze van spreken. Het was een theorie uit de Verenigde Staten, vandaar ongetwijfeld die tornado’s. Maar waarom juist een vlinder in Brazilië? Stond dat land bekend om zijn vlinders, of zo? En hoe liepen die luchtstromingen van Brazilië naar de VS eigenlijk? Had het iets met de vlindertrek van de monarchvlinder te maken? Ik had me die dingen afgevraagd, maar me er verder nooit in verdiept. Nu ik er weer aan werd herinnerd, werd het toch eens tijd om uit te zoeken hoe het precies zat met die stormverwekkende vlinder.
De wiskundige en meteoroloog Edward N. Lorenz ontdekte in 1961 dat iets ogenschijnlijk onbeduidends in een geheel van op elkaar inwerkende krachten na verloop van tijd een aanmerkelijk verschil zou kunnen maken. Hij werkte toen aan een computersimulatie op basis van statistische gegevens, om het weer over een periode van twee maanden te kunnen voorspellen. Op een dag herhaalde hij een eerdere simulatie, en ging even een kop koffie halen terwijl de computer doorrekende. Toen Lorenz terugkwam, zag hij dat er iets heel anders uitkwam dan de eerste keer. Hij ontdekte dat het verschil vermoedelijk viel terug te voeren op het feit dat hij, toen hij voor de tweede keer de gegevens van de gehanteerde twaalf variabelen (temperatuur, windsnelheid e.d.) had ingevoerd, één getal had afgerond, van .506127 naar .506.
Begin 1963 publiceerde Lorenz een artikel over zijn ontdekking, met de titel ‘Deterministic Nonperiodic Flow’. Hij beschreef hierin hoe hij, om zijn veronderstelling te testen, niet de aardatmosfeer als uitgangspunt had genomen maar een container gevuld met gas, met slechts drie variabelen. Zelfs in dit sterk vereenvoudigde model bleken processen gevoelig voor kleine verschillen aan het begin. Dat zo’n miniem verschil kon uitgroeien tot een groot verschil in het vervolg, betekende dat de tot dan toe gangbare natuurwetenschappelijke opvatting, dat verschillende gebeurtenissen noodzakelijkerwijs en met de precisie van een mechanisch uurwerk1 voortvloeiden uit de opbouw van de kosmos, waarin een bepaald dit altijd en eeuwig tot een bepaald dat moest leiden, op losse schroeven kwam te staan.
Het was niet zo dat er ineens niks meer voorspelbaar was of dat in het weer van alles en nog wat tot willekeurig wat zou kunnen leiden. Maar het besef begon door te dringen dat er in de natuur processen zijn die weliswaar geheel en al verlopen volgens bekende natuurwetten, maar toch op de lange duur onvoorspelbaar zijn. De nieuwe zienswijze die voortkwam uit Lorenz’ onderzoekingen, zou bekend worden als ‘chaostheorie’ en kreeg vooral vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw bekendheid. De vergelijking van de natuur met een mechanische, voorspelbare klok werd vervangen door die met een levend wezen.
Zeemeeuw wordt vlinder
Buiten de meteorologie werd aanvankelijk weinig aandacht geschonken aan ‘Deterministic Nonperiodic Flow’, of aan een ander artikel van Lorenz uit 1963, ‘The predictability of hydrodynamic flow’. In dat laatste reageerde hij op een mede-meteoroloog die had gesteld dat als Lorenz’ theorie juist was, één enkele vleugelslag van een zeemeeuw genoeg zou zijn om het weer definitief een andere loop te laten nemen. Lorenz schreef dat de meningen daarover nog altijd verdeeld waren, maar dat er recente aanwijzingen waren ten gunste van de meeuw.2
Pas toen hij eind 1972 een lezing zou geven voor de American Associaton for the Advancement of Science (AAAS), kwam de vlinder in beeld. De organisatoren wilden een pakkende titel voor de lezing. Lorenz was tijdelijk het land uit en onbereikbaar, dus ze moesten zelf iets verzinnen. Ze dachten dat iets met alliteratie het altijd wel goed deed en bedachten: ‘Does the flap of a butterfly’s wings in Brazil set off a tornado in Texas?’ Robert C. Hilborn zocht de ontstaansgeschiedenis van deze metafoor uit.
Een van de organisatoren zei dat een vlinder hem aantrekkelijker leek dan een zeemeeuw, maar dat het ook best een “sea gull in Senegal” had kunnen zijn. Hij kon zich niet herinneren of er iets speciaals was waarom voor een vlinder werd gekozen. Een ander noemde alleen Storm van George R. Stewart (een boek uit 1941) als mogelijke invloed. Daarin komt geen vlinder voor, maar wel de zin: “He thought of his old professor’s saying: A Chinaman sneezing in Shen-si may set men to shoveling snow in New York City.”3
Hilborn wist te achterhalen dat het idee van de sterke gevoeligheid voor beginvoorwaarden bij weersvoorspellingen al was genoemd in een recensie uit 1898 van een Frans boek over thermodynamica. De recensent merkte daarin op dat de vlucht van een sprinkhaan in Montana het pad van een storm kon doen afwijken van Philadelphia naar New York. Maar uiteindelijk bleek dat er in een AAAS-artikel van Joseph Smagorinsky uit 1969 sprake was geweest van een vlinder. Waarschijnlijk was dat de vlinder die onbewust meespeelde bij het bedenken van een de titel voor Lorenz’ lezing in 1972.
Nog een vlinder
Niemand van degenen bij wie Robert C. Hilborn hiernaar informeerde, zei zich te herinneren dat de vlinder was gekozen met het verhaal ‘A Sound of Thunder’ van de science-fictionschrijver Ray Bradbury in gedachten. Toch is dat een associatie die veel mensen hebben. Ook mijn gedachten fladderen van de vlinder in Brazilië steevast naar de vlinder in ‘A Sound of Thunder’, dat ik (in vertaling) had gelezen lang voordat ik over de chaostheorie hoorde.
In dit verhaal, dat voor het eerst werd gepubliceerd in 1952, reist een rijke man voor een wel heel bijzondere jachtsafari met een tijdmachine naar de tijd van de dinosauriërs. De tijdreisorganisatie heeft diverse veiligheidsmaatregelen getroffen om te voorkomen dat de loop van de geschiedenis wordt veranderd. Tijdreizigers worden vooraf gedesinfecteerd, en in het verleden gaan zij over een speciaal aangelegd pad dat boven de grond zweeft. Voor deze safari heeft een verkenner tevoren uitgezocht welke dinosaurus op het punt zal hebben gestaan dood te gaan, zodat het niet uitmaakt als die, in plaats van op natuurlijke wijze te sterven, wordt neergeschoten. Voor lezers die het verhaal (of de gelijknamige film uit 2005, die overigens afwijkt van het verhaal) nog niet kennen, zal ik proberen geen spoilers te geven, maar ik denk dat ik niet meer verklap dan ik al heb gedaan door dit verhaal in verband met het ‘vlindereffect’ te noemen, als ik zeg dat een minieme gebeurtenis miljoenen jaren later dramatisch zal blijken uit te pakken…
“A little error here would multiply in sixty million years, all out of proportion. Of course maybe our theory is wrong. Maybe Time can’t be changed by us. Or maybe it can be changed only in little subtle ways. A dead mouse here makes an insect imbalance there, a population disproportion later, a bad harvest further on, a depression, mass starvation, and finally, a change in social temperament in farflung countries. Something much more subtle, like that. Perhaps only a soft breath, a whisper, a hair, pollen on the air, such a slight, slight change that unless you looked close you wouldn’t see it. Who knows? Who really can say he knows? We don’t know. We’re guessing. But until we do know for certain whether our messing around in Time can make a big roar or a little rustle in history, we’re being careful. This Machine, this Path, your clothing and bodies, were sterilized, as you know, before the journey. We wear these oxygen helmets so we can’t introduce our bacteria into an ancient atmosphere.”
– uit: Ray Bradbury: ‘A Sound of Thunder’
Heksen en het weer
Heksen hebben altijd de reputatie gehad, het weer te kunnen beïnvloeden. In veel gevallen was dat een negatieve reputatie: volgens de Britse koning James (1566 – 1625)4 die het boek Daemonologie schreef om weerwoord te bieden aan mensen die twijfelden aan het bestaan of de macht van heksen, hadden heksen geprobeerd hem te vermoorden door stormen af te sturen op het schip waarop hij, pasgetrouwd met Anna van Denemarken, met zijn bruid terugvoer naar Schotland. Ten tijde van de grote heksenvervolgingen was er in Europa een kleine ijstijd, en velen waren ervan overtuigd dat het slechte weer in die periode door heksen werd veroorzaakt.
De reputatie was echter niet louter negatief, want wie zoveel macht heeft dat ze slecht weer kan oproepen, kan vast en zeker ook goed weer oproepen. Schippers en zeelieden gingen graag naar een toveres of tovenaar die ze een goede wind mee kon geven of die een ongewenste wind kon vangen en vastzetten, ongeveer zoals koning Æolus in de Grieks-Romeinse mythen ervoor zorgde dat helden zoals Odysseus of Jason met een gunstige wind naar huis konden varen.5 Er zijn altijd mensen geweest tot wie men zich wendde voor magische beïnvloeding van het weer, of die zich daar zelf op toelegden.
Was het slechte weer in de tijd van de heksenvervolgingen dan werkelijk een bedoeld of onbedoeld gevolg van getover? Dat zal geen verstandig mens willen beweren. Men weet niet precies hoe de kleine ijstijd ontstond, maar mogelijk hield het verband met stof in de atmosfeer door vulkaanuitbarstingen elders op aarde – overigens een goed voorbeeld van hoe op het oog ongerelateerde gebeurtenissen met elkaar kunnen samenhangen. En de huidige klimaatverandering, zou die dan deels zijn veroorzaakt door magische onzorgvuldigheid? Het is onwaarschijnlijk dat mijn gesprekspartner zoiets wilde suggereren. Maar ik denk wel dat ze weermagie juist met het oog op die klimaatverandering een erg groot risico vond.
De vervelende buurman
Maar als ‘een vlinder een storm kan veroorzaken’, en als het daarom beter is om het weer op zijn beloop te laten, zonder magische inmenging waarvan je de implicaties niet kunt overzien, geldt dat dan niet voor alle magie? Als een wiccaheks een vervelende buurman heeft, zo leerde ik ooit, zal zij hem als het even kan niet vervloeken. “Doe wat je wilt, als het niemand schaadt” is immers het advies, en vervloeken geldt als schaden. Wat ze wèl kan doen, zei men, is haar magie erop richten dat hij ergens anders een fantastisch mooi huis ontdekt en snel daarheen verhuist, waardoor de heks geen last meer van hem heeft.
Maar stel je voor dat hij in dat mooie huis naast iemand komt te wonen die net zo’n rotzak is als hijzelf, en die nog meer ellendelingen kent, en dat ze allemaal goeie maatjes worden en een criminele bende oprichten. Waar blijf je dan met je “als het niemand schaadt”? Misschien zou de buurman, als hij niet verhuisde, op zeker moment wel een vriendin krijgen waardoor hij geleidelijk aan steeds aardiger en socialer zou worden, maar vervalt die mogelijkheid als hij verhuist, omdat hij haar dan nooit zal tegenkomen.
Of stel je voor dat er in plaats van de vervelende vent een leuk jong stel met kinderen naast je komt te wonen. En dan blijkt de buurman voor zijn wietplantage op zolder eigenhandig allerlei ondeugdelijke elektriciteitsleidingen te hebben aangelegd, waardoor er op een nacht brand uitbreekt waarbij beide ouders, die inmiddels op zolder hun slaapkamer hebben ingericht, omkomen. Terwijl de vervelende buurman, dronken en stoned in slaap gevallen met harde muziek aan, zèlf in de brand zou zijn omgekomen als hij daar was blijven wonen.
Maar in dit scenario is er magie gebruikt en is hij verhuisd. Omdat de ouders er niet meer zijn, de grootouders al enige tijd niet meer leven, en er niemand te vinden is die drie kinderen tegelijk wil opnemen, worden de kinderen in verschillende pleeggezinnen geplaatst, waar ze getraumatiseerd opgroeien. In de puberteit sluit de een zich aan bij een knokploeg en belandt tenslotte in de gevangenis; een ander gaat drugs dealen en wordt op den duur doodgeschoten; en de derde blijft weliswaar op het rechte pad en krijgt een goede baan, vindt een lieve partner en krijgt schatten van kinderen, maar is zijn hele leven zo diepongelukkig dat hij uiteindelijk te veel gaat drinken, zelfmoord pleegt en partner en kinderen getraumatiseerd en in armoede achterlaat… Wat een ellende!
Het toverboek
Toen ik klein was, zocht ik eens overal in huis naar het toverboek. Het leek me namelijk heel aannemelijk dat ergens in ons huis een oud toverboek verstopt moest zijn. Een groot dik boek met een bobbelige zwarte buitenkant zag er veelbelovend uit, maar dat bleek een oud fotoalbum. Een kleiner boek met vergeeld papier en een verschoten rode rug met sporen van gouden opdruk zag er minder spannend, maar in elk geval passend oud uit. Eenmaal geopend bleek dat echter een sprookjesboek, dat mijn vader als kind voor zijn verjaardag had gekregen. Het toverboek bleef onvindbaar, dus ging ik maar in het sprookjesboek lezen.
Ik las een verhaal over een jongeman die ergens in het geheimzinnige Oosten een reusachtige lepel had gekocht, die echter uit een klooster blijkt te zijn gestolen. De monniken beloven hem goud of edelstenen of wat hij maar wil, als hij de lepel aan ze teruggeeft. Hij heeft gehoord dat die monniken de toverkunst beheersen, en wil dat ze hem als beloning leren toveren.
Zij raden hem dat sterk af, maar hij houdt voet bij stuk: beloofd is beloofd! Dan giet een monnik een vloeistof in de lepel, “die op gewoon water leek. ‘Als gij toveren wilt leren, zo sprak hij, moet gij uw gezicht hierin dopen.’ De jongen gehoorzaamde en toen gaf de monnik hem een lange vreemde les in het toveren. Dank zij de wonderbare vloeistof kon de jongen alles direct begrijpen en onthouden.” Hij krijgt een toverstaf, stapt weer op zijn kameel en tovert zichzelf in een oogwenk naar zijn vriend, waar het toevallig juist hard sneeuwt. Omdat hij daar niet op gekleed is en het koud heeft, tovert hij wat sneeuw in brand. Om extra indruk te maken op zijn vriend, wekt hij vervolgens een sneeuwpop tot leven.
Hij bezoekt een goochelvoorstelling en brengt die in de war met zijn echte toverkunsten. Als slotstuk van de show laat hij het goudstukken regenen. Alle aanwezigen proberen zoveel mogelijk voor zichzelf te verzamelen, en er ontstaan nare vechtpartijen. Dan komt iemand in paniek de zaal inrennen: overal in de stad is brand uitgebroken doordat er een brandende sneeuwpop rondzwerft! De mensen keren zich tegen de tovenaar en breken zijn staf, waardoor hij niets meer in orde kan toveren…
En dan is hij ineens weer in het klooster en tilt hij zijn gezicht uit de vloeistof. Het blijkt dat hij alleen maar een visioen heeft gezien van wat er kon gebeuren als hij zou leren toveren. “Hij begreep nu wat de monnik bedoeld had, toen hij toveren voor hem even gevaarlijk noemde als vergif of vuur.” En bij nader inzien ziet hij er toch maar vanaf. Als kind vond ik dat besluit behoorlijk teleurstellend. Al vond ik die sneeuwpop die letterlijk als een lopend vuurtje door de stad ging, grappig gevonden.
En dan was er nog iets over degene die van alles schijnbaar uit het niets tevoorschijn kon toveren. In mijn herinnering maakte dit deel uit van het sprookje over de wonderlepel, maar bij nalezing bleek dat niet het geval. Mogelijk heb ik het in diezelfde periode ergens anders gelezen,6 en de verhalen in mijn herinnering samengevoegd. Of zou ik dat gedeelte er zelf bij hebben gedroomd?
Daarin kwamen de tovenaar en zijn vrienden er na een tijdje achter dat alle zomaar tevoorschijn getoverde dingen niet werkelijk vanuit het niets in het bestaan werden geroepen, maar slechts door magische verplaatsing ergens anders vandaan werden gehaald. Voor de grap een groot rotsblok op het marktplein toveren, betekende dat verderop in de bergen een deel van een rots plotseling verdween, waardoor andere stukken rots losraakten en een steenlawine veroorzaakten. Gelukkig was daar toevallig niemand in de buurt, maar het had anders kunnen lopen! En lekker eten tevoorschijn toveren kwam erop neer dat mensen ergens anders ineens aan een lege tafel zaten, wat natuurlijk niet erg eerlijk was.
Dat leverde mijn jeugdige zoektocht naar een toverboek mij op: de waarschuwing dat toveren geen onschuldig amusement of vrijblijvende wensvervulling kon zijn, omdat het altijd plaatsvond in een groter verband waar het consequenties had. En net als die jongen met die lepel begreep ik de les: opgepast! Maar anders dan hij, dacht ik dat het mogelijk moest zijn om op een goede manier te toveren. Net zoals vuur – waar die monnik magie mee vergeleek – onder bepaalde omstandigheden zeker gevaarlijk was, maar dat nog geen reden vormde om er absoluut nooit ook maar iets mee te maken te willen hebben. Zelfs mijn overbezorgde oma liet mij tenslotte zelf een lucifer afstrijken om een kaars aan te steken. Als ik maar voorzichtig was.
Vragen of dwingen
Het bezwaar tegen weermagie van mijn recente gesprekspartner bleek trouwens voornamelijk te gelden voor magie die het weer wil dwingen af te wijken van het natuurlijke verloop. Een vriendelijk verzoek om het verlangde weer vond zij nog wel acceptabel. De definitieve beslissing over het wel of niet uitkomen van de wens, en daarmee de verantwoordelijkheid voor eventuele globale gevolgen, wordt daarmee overgelaten aan hogere machten, die (hopelijk) een beter zicht hebben op eventuele consequenties. Dat is wel zo bescheiden. Maar toen ik hier later nog eens over nadacht, vroeg ik me af of het daarmee ook per se de beste benadering is; mijn indruk is dat hogere machten niet altijd oog hebben voor wat wij mensen voor goed en wenselijk houden. Wat nu als er een stormgod is die wel voelt voor flink veel extreem weer?
En is het verschil tussen afdwingen en verzoeken in de praktijk niet vooral een kwestie van bewoordingen? Als je je verbaal richt tot goden, voorouders, elementalen, of wie of wat dan ook, maakt het vaak wel uit wat voor woorden je kiest. Het maakt verschil of je een bevelende toon aanslaat en met sancties dreigt, of beleefd te kennen geeft wat je graag zou zien gebeuren. Als echter het zwaartepunt van iemands magie niet zozeer is gelegen in de spreuk (het gesprokene), maar vooral in uitbeelding, visualisatie, of het overbrengen van een bepaald gevoel via ‘afstemming’, of iets in die trant – hoe maak je dan verschil tussen bijvoorbeeld “regen, houd op! Nu!” en “geachte regen, zou u zo vriendelijk willen zijn nu eventjes op te houden” of “verheven goden, als het geen problemen veroorzaakt in het grote geheel, mag deze regenbui dan ophouden”? Er zijn genoeg magische rituelen (of ritueeltjes) die zonder tekst werken. Is op hout kloppen om onheil af te weren, vragen of dwingen? Als een tante gaat ‘duimen’ om haar neefje te doen slagen voor zijn rij-examen, is dat dan afdwingen of vragen?
Return of the butterfly
Terug naar die vlinder die een orkaan veroorzaakt. Werkt een kleine, onschuldige handeling op den duur beslist grootschalig negatief uit? Vaak wordt de vlindermetafoor juist aangehaald om je moed in te spreken en te vertellen dat wat jij doet ertoe doet, hoe klein en onbeduidend je jezelf misschien ook vindt: “Alles verandert door een enkele vlinder.” De gedachte is dat zelfs de kleinste goede daad uiteindelijk bijdraagt aan een betere wereld. Niet dat zoiets als je stem verheffen tegen een kleine misstand wel eens kan uitmonden in burgeroorlog, gevolgd door een staatsgreep “onder leiding van een energieke kolonel.”7 Terwijl dat laatste beeld toch meer overeen komt met het drama van de lieflijke vlindervleugel die aan het begin staat van een vreselijke storm!
Stiekem wordt in de bemoedigende redenering ook nog eens het verschil tussen ‘kan gebeuren’ en ‘zal gebeuren’ weggemoffeld. “Wil je jouw invloed op de toekomst gebruiken om de wereld mooier te maken? Gebruik dan het vlindereffect in je voordeel, zet de juiste veranderingen in gang. Jij kunt de wereld van je dromen vormgeven door in de wereld te stoppen wat je er zelf graag uit zou halen”, valt te lezen op de hierboven aangehaalde wereldverbeterwebsite. Succes gegarandeerd? Het staat er niet met zoveel woorden, maar de suggestie is dat jouw daden zeker succes zullen hebben, al is het misschien minder spectaculair dan je hoopt en zul je er zelf misschien nooit iets van merken.
Gaat dit nog wel over de vlinder van Lorenz? De titel van de lezing in 1972 was een vraag: Kan de vleugelslag van een vlinder in Brazilië een tornado teweegbrengen in Texas? Het pleit lijkt inmiddels, ruim een halve eeuw later, wel zo’n beetje beslecht ten gunste van de vlinder. Maar het gaat in die theorie nu juist over de moeilijkheid dingen op de lange termijn te voorzien, omdat een kleinigheid aan het begin al zoveel verschil blijkt te kunnen maken voor het vervolg. Je weet niet of die vlinder aan het begin staat van ontwikkelingen die uitmonden in een orkaan. Het zou kunnen. Maar het zou ook kunnen dat de vlindervleugelslag verhindert dat er een orkaan ontstaat. Het op elkaar ingrijpen van ketens van oorzaak en gevolg is zo gecompliceerd dat de uitkomst nooit volledig voorspeld kan worden. Kan een vlinder een orkaan veroorzaken? “Zelfs nu nog weet ik niet wat het antwoord is”, zei Lorenz in 2008.
Patience
Dat één handeling aan het begin van een reeks gebeurtenissen ingrijpende invloed kan hebben op het verloop, blijkt trouwens al uit het spelletje patience. Regelmatig speel ik dat op een iPad (het heet daar Solitaire) en het aardige is dat ik daar, anders dan met een echt spel kaarten, eenvoudig een paar stappen terug kan gaan als ik niet uitkom. Het is zelfs mogelijk om hetzelfde partijtje van begin af aan opnieuw te spelen. Wat daar dan ‘hetzelfde’ aan is, is hoe de kaarten in het stapeltje zitten als ik begin. Het verloopt namelijk volstrekt verschillend wanneer ik, kort nadat ik ben begonnen, bijvoorbeeld niet hartenboer op klavervrouw leg, maar ruitenboer. Het vervolg is dan zo anders dat het de tweede keer niet langer een variant op de eerste keer lijkt, maar een heel ander partijtje. Of het verschil altijd zo groot is, of vaak of soms, weet ik niet want ik speel patience om te ontspannen, niet om statistieken bij te houden. Meestal begin ik gewoon een heel nieuw partijtje, met de kaarten opnieuw geschud.
In het echte leven is het niet mogelijk om ‘de kaarten opnieuw te schudden’ en als het ware een heel nieuw partijtje te beginnen. In plaats van te kiezen tussen hartenboer en ruitenboer om daar eventeel later op terug te komen, moet je besluiten of je in een bepaalde situatie magie wilt gebruiken of niet. Als de zaken vervolgens anders lopen dan je had gehoopt, kun je niet een paar stappen teruggaan of helemaal overnieuw beginnen. Je kunt hooguit, wanneer zich later een vergelijkbare situatie voordoet, een andere keus maken. Op grond waarvan kies je er in de praktijk voor dit te doen en niet dat? Waarom laat je een bepaalde mogelijkheid op het ene moment voorbij gaan, maar op een ander moment niet? Laat je je leiden door een bepaalde theorie, of hangt het van het moment af?
Beeldspraak
Wat betekent de chaostheorie voor de heksenpraktijk, en in het bijzonder voor magie met betrekking tot het weer? Zodra een nieuwe wetenschappelijke ontwikkeling bekend raakt bij het grote publiek, zijn er mensen die daarin de lang gezochte verklaring vinden van hoe magie werkt, of die uitroepen dat die lui van de wetenschap nou eindelijk ook eens door krijgen wat ‘wij’ al eeuwen wisten. Zelf voel ik nooit zo’n dringende behoefte om magie – of liefde, of schoonheid, of zulke zaken – natuurwetenschappelijk verklaard of gelegitimeerd te hebben. Als ik een liedje zing om een dierbare te beschermen, interesseert het me niet bijster of en nog minder hoe zoiets dan precies zou moeten werken; waar het mij om gaat, is dat die persoon veilig is.
In ruim een halve eeuw is Lorenz’ vlinder uitgegroeid van een meteorologische theorie tot een morele les. Om te waarschuwen of te inspireren, naar believen. Maar het blijft een metafoor. Dat wil zeggen: beeldspraak om iets anders, meestal een abstract idee dat als zodanig lastig te bevatten is, te verduidelijken. De moeilijkheid is dat de beelden in zo’n geval toegankelijker zijn dan het idee.
Je ziet het helemaal voor je, en gaat vanuit dat beeld, en vanuit bepaalde details of aspecten ervan, verder redeneren en gevolgtrekkingen maken die voor je het weet al niet meer van toepassing zijn op het eigenlijke idee. Zo gingen mijn gedachten, toen ik voor het eerst over het vlindereffect hoorde, onmiddellijk aan de haal met de Braziliaanse herkomst van de vlinder. Terwijl die later alleen maar gekozen bleek omdat de woorden butterfly en Brazil zo leuk allitereren. Ook de vlinder zelf was kennelijk vrij willekeurig gekozen, en niet bedoeld om poëtisch aan te duiden dat het ging om een voorval dat zich ‘ontpopt’ tot iets anders.
Het beeld van de vlinder die het ontstaan van een storm in gang zet of voorkomt, toont niets aan, maar illustreert iets. Je kunt er best aan refereren om te verduidelijken dat magische (en niet-magische) handelingen zich niet in een vacuüm afspelen, maar deel uitmaken van een complex van op elkaar inwerkende gebeurtenissen. En om te zeggen dat het daarom belangrijk is om goed na te denken over wat je wilt doen, om ongewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk te voorkomen. Maar een science-fictionverhaal of een sprookje kan diezelfde boodschap overbrengen. En de chaostheorie houdt, naar ik begrijp, ook in dat je hooguit op korte termijn kunt voorzien hoe iets zich – waarschijnlijk – zal ontwikkelen. Of het verstandiger is om iets wel of om het juist niet te doen, valt niet wiskundig te berekenen. Kennis van het vlindereffect biedt geen praktisch of moreel houvast.
Maar als beeldspraak is die vlinder prachtig, of het nou de vlinder van Lorenz is of die van Bradbury, of voor mijn part de vlinder als symbool voor de ziel – de ziel van de mens, die “tot vrijheid veroordeeld” (Sartre) zelf keuzes moet maken.
Noten
1 Net zoals de verschillende aantallen slagen die een ouderwetse klok laat horen: één slag voor één uur, één slag voor half twee, twee slagen voor twee uur, één slag voor half drie, drie slagen voor drie uur… voortkomen uit de bouw en de werking van de klok en niets anders. De klok hoeft niet voor elk uur of halfuur apart telkens weer van een god, mens of ander wezen een nieuwe opdracht of een zetje te krijgen. Evenmin hoeft de klok zelf te beschikken over een denkend bewustzijn dat hem eraan herinnert dat een half uur na vijf slagen één slag moet klinken, en weer een half uur later zes slagen. Alle verschillende gebeurtenissen (klokslagen) zitten al ingebouwd in het mechaniek.
Als je weet hoe de klok werkt, kun je voorspellen dat er vier slagen aankomen, wanneer er iets minder dan een uur daarvoor drie klonken, en je weet ook dat acht uur na die vier slagen een hele serie van maar liefst twaalf slagen ten gehore zal worden gebracht.
De kosmos als klok vormde een belangrijke metafoor in het mechanische wereldbeeld dat in zwang raakte tijdens de Wetenschappelijke Revolutie van de zestiende tot achttiende eeuw. In de filosofie van het deïsme werd God vergeleken met een horlogemaker.
2 “The controversy has not yet been settled, but the most recent evidence seems to favor the gull.” Geciteerd in: Robert C. Hilborn: ‘Sea gulls, butterflies, and grasshoppers: A brief history of the butterfly effect in nonlinear dynamics’.
3 “Hij herinnerde zich dat zijn professor altijd zei: Een niezende Chinees in Shaanxi kan mensen in New York City aan het sneeuwscheppen zetten.” Vooral de Engelse zin zit vol hatsjie-ige alliteratie.
4 Hij was James VI in Schotland en James I in Engeland en Ierland, om het eenvoudig te houden… Hij is met name bekend van een Bijbelvertaling die voor het Engelse taalgebied ongeveer de positie inneemt als in het Nederlandse de Statenbijbel, en die dan ook wordt aangeduid als de King James Version.
5 Bij Odysseus mislukte dat, omdat zijn bemanning de zak waarin alle ongunstige winden tijdelijk waren opgesloten, voor een zak met kostbaarheden hield, en hem stiekem openmaakte terwijl Odysseus sliep. Uiteraard vlogen alle winden er onmiddellijk uit. In een vliegende storm werd het schip teruggeblazen naar het eiland van Æolus, maar die voelde er niets voor om hem nog eens te helpen. – Odyssee, boek 10 (κ)
6 Als iemand het verhaal herkent en weet waar ik het kan hebben gelezen, hoor ik het graag!
7 In het lied van Drs. P. gaat het vanzelfsprekend niet om een echte misstand, maar om een overdreven letterlijke interpretatie van de toenmalige radioreclameslogan “op de markt is uw gulden een daalder waard”.