Vanuit het buitenland werd mij een vraag voorgelegd, die ongeveer neerkwam op het volgende: De Natuur staat centraal in de religie van de wicca, maar in Nederland is toch vrijwel geen ongerepte natuur te vinden? Hoe kunnen jullie Haar onder die omstandigheden werkelijk ervaren? Is het eigenlijk wel mogelijk om een heks te zijn als je niet midden in een bos woont?
Nu wil ik niet schrijven namens ‘de wicca in Nederland’. Dat kan ik ook niet. Ik hoor wel eens wat, maar ik ken lang niet iedereen en ik heb uiteraard geen zicht op wat elke ingewijde doet, laat staan denkt. Evenmin kan ik schrijven namens Nederlandse heksen en pagans in het algemeen. Op Facebook doe ik wel allerlei indrukken op, maar in mijn persoonlijke (niet-virtuele) vriendenkring doet het merendeel van de heksen in verband met hun beleving of beoefening van wicca weinig tot niets met social media. Wat op social media te zien is, is dus beslist niet alles wat er speelt. Daarnaast is niet iedereen er happig op, enquêtes of andere vragen te beantwoorden om zich aldus in kaart te laten brengen. Hekserij is en blijft voor een groot deel occult: aan het oog onttrokken, buiten beeld.
Het ligt voor de hand dat de omgeving waarin wicca, hekserij, magie, paganisme wordt beoefend en beleefd, van invloed is op de manier waarop dat gebeurt. Is er iets herkenbaars aan te wijzen waarin de Nederlandse of Belgische natuur, of een ontbreken daarvan, zich hier uitdrukt in deze levensbeschouwingen en praktijken? Onderscheidt bijvoorbeeld wicca in Nederland en Vlaanderen zich door een andere verhouding tot de natuur van wicca in Engeland, of elders? De enige algemene uitspraak die ik met enige stelligheid durf te doen, is dat er een grote variatie bestaat in praktijken en opvattingen, waarbij de natuur met of zonder hoofdletter, of het idee van wicca als religie, niet voor iedereen een even grote rol speelt.
Het lijkt me interessant als lezers van Wiccan Rede Online willen vertellen hoe zij de vraag zouden beantwoorden. Als het een niet zo lang antwoord is, kan dat (zolang dit Imbolcnummer het meest recente nummer is) in een reactie hieronder. Houd er rekening mee dat het soms lang duurt voordat je reactie zichtbaar wordt. Langere en latere antwoorden kunnen worden gemaild naar redactie@wiccanrede.org om in een volgend nummer te worden gepubliceerd. Zie daarvoor de richtlijnen.
Meteen nadat ik de vraag ontving, heb ik iets teruggeschreven. Maar ik bleef er over nadenken, en ik vond de kwestie interessant genoeg om in Wiccan Rede Online aan de orde te stellen.
Wat is natuur nog in dit land?
In het verleden heb ik wel eens een wenkbrauw opgetrokken toen op televisie een heks te zien was die zich voor een ritueel “in de natuur” begaf naar een nogal armetierig boompje in een stadsplantsoen. En nog eerder, toen ik als dorpse tiener correspondeerde met heksen die me verzekerden dat iemand in Amsterdam een uitstekend contact had met een boom in haar straat, was ik sceptisch, want naar mijn gevoel waren de bomen in de hoofdstad niet magischer dan de lantarenpalen. Dat was hoe ik er toen over dacht.
Toen ik nu mijn gedachten liet gaan over de vraag, werd ik herinnerd aan de schampere dichtregels “(…) wat is natuur nog in dit land? / Een stukje bos, ter grootte van een krant, / Een heuvel met wat villaatjes ertegen” uit wat waarschijnlijk het beroemdste gedicht is van J.C. Bloem: dat over de Amsterdamse Dapperstraat. Het dateert uit 1945. In de eerste acht regels van dit sonnet worden natuur en stad tegenover elkaar geplaatst. En anders dan men misschien zou verwachten, spreekt de dichter provocatief zijn voorkeur uit voor de “grauwe, stedelijke wegen”. De natuur, voor zover daar in het verstedelijkte Nederland sprake van kan zijn, is – zo lijkt hij te zeggen – sowieso het best te genieten als zij is getemd en ingekapseld in een door de mens gedomineerde omgeving: “de in kaden vastgeklonken waterkant, / de wolken (…) omrand / door zolderramen”.
Het klinkt als een oer-Hollands “doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg” in reactie op de extatische epifanieën van het Hogere die gevoelige zielen vanaf de tijd van de Romantiek ervoeren bij de aanblik van woeste wouden, uitgestrekte heidevelden, hoge bergen, imposante watervallen of de eindeloze oceaan. Kom kom, niet van dat geëxalteerde alstublieft! Aan ons lijf geen polonaise!
Wind en water
Op het moment dat ik dit schrijf hebben verscheidene gebieden in Europa, ook in Nederland en België, te kampen met wateroverlast. Overstroomde gebieden leveren bijzondere natuurfoto’s op, die op Facebook door heksen en anderen worden voorzien van waarderende likes en hartjes. Toch denk ik dat er genoeg pagans zijn die, geconfronteerd met zulk natuurgeweld, stiekem of openlijk wensen dat het water zich wat meer binnen de begrenzingen van een “in kaden vastgeklonken waterkant” zou bewegen. Een bevriende heks vroeg zich af of er met de rivier in haar omgeving wellicht een oude godin verbonden was, en of die er dan door middel van rituelen toe kon worden bewogen, zich een beetje in te houden. Overstromingen bieden een indrukwekkend schouwspel, maar bij voorkeur op de foto en niet zo dicht bij je eigen deur dat er zandzakken aan te pas moeten komen.
De stormen die eerder in het jaar over het land raasden, boden een overweldigend vertoon van natuurkrachten. Afgewaaide takken kunnen na afloop worden verzameld als cadeautjes van de storm: natuurlijk materiaal, verkregen zonder gebruik van ijzer. Nu is het niet heel waarschijnlijk, en ook niet nodig, dat je de boom of enorme tak die precies op jouw fiets is gevallen en het frame heeft verfrommeld, als magisch geschenk verwelkomt. Maar storm is onmiskenbaar een manifestatie van de natuur.
Waar in het land je ook bent, de natuur is altijd te ervaren in het weer. Of in de veranderende seizoenen, al is het maar in het korten en lengen van de dagen. Er is altijd wel een mogelijkheid om naar de lucht te kijken, waar behalve vliegtuigen en satellieten ook regelmatig wolken, ochtend- en avondrood, vogels, en niet te vergeten de maan en sterren te zien zijn. Maar er is meer specifieke natuur te vinden voor wie in Nederland woont. Sommige heksen wonen misschien niet midden in, maar wel in de buurt van een bos, waar ze regelmatig naartoe gaan. Sommigen brengen een bezoek aan zee.
Zelf houd ik het graag bij onze eigen achtertuin, die niet overmatig gecultiveerd is, maar ook niet heel wild, en die elk jaar weer nieuwe verrassingen brengt met opkomende plantjes die niemand daar heeft gezaaid of geplant. Tenminste niemand van de menselijke bewoners. De tuin wordt ook gebruikt door tal van dierlijke bezoekers. In haar gedaante van vogels en egels krijgt Vrouwe Natuur hier regelmatig offertjes in de vorm van voer en water, en vruchten die we ongeplukt laten.
Er zijn in Nederland heidevelden, duinen, uiterwaarden, plassen, rivieren, heuvels, zandverstuivingen, noem maar op. Er is weinig tot geen landschap dat sinds oertijden onveranderd is gebleven (waar wel?), maar er is van alles aan Nederlandse natuurbeleving te bedenken en ja, als je oplet is óók in een aangeharkt en volstrekt onspectaculair stadsplantsoentje of een boomloze straat nog wilde natuur te vinden: mussen misschien, of muggen, mieren, spinnen, korstmossen, muurvarentjes, ‘onkruid’ dat zich niet heeft laten wegwerken, rupsen, paddenstoelen, wormen en schimmels in de grond…
Alles is veel voor wie niet veel verwacht
In het gedicht over de Dapperstraat krijgen we na de wending na de eerste acht regels een soort orakeltekst te horen: “Alles is veel voor wie niet veel verwacht. / Het leven houdt zijn wonderen verborgen / Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.” Daar ontpopt de burgerlijke stadscultuur zich als niet minder geschikt voor bijzondere ervaringen dan de vrije natuur. De enige voorwaarde lijkt te zijn, ervoor open te staan en geen hooggespannen verwachtingen te koesteren van overweldigend grootse openbaringen.
In het gedicht wordt er verder niet op ingegaan hoe de wonderen van het leven zich dan zo onverwacht vertonen, hoe hun ‘hoge staat’ er dan uitziet. Misschien kan dat ook niet. Mystiek laat zich gewoonlijk niet bevredigend in woorden vangen. Bloem vertelt alleen iets over de omstandigheden waaronder hij1 tot dit besef kwam: “Dit heb ik bij mijzelve overdacht, / verregend, op een miezerige morgen, / domweg gelukkig, in de Dapperstraat.”
Wie ooit tijdens een wandeling zonder paraplu of regenkleding is overvallen door een zware regenbui, zal de ervaring herkennen dat op zeker moment alles: je haar en gezicht, je kleren tot je onderbroek aan toe, je schoenen, sokken, voetzolen… alles zo compleet doorweekt is dat het verschil in natheid tussen jouzelf en de wereld om je heen geheel is weggevallen. Je begint te lachen en springt baldadig in een plas: de regen kan jou niet meer deren, want je bent zelf opgenomen in de regenbui, je bent een deel van de regen geworden!
Know this Mystery
De “tevredenen” van de wereld kijken met genoegen naar de natuur, zonder op zoek te willen naar wat boven hun gezapige leventje uit stijgt, lijkt Bloem in de eerste regel te zeggen. De “legen” daarentegen trekken er op uit, omdat zij wel voelen dat ze iets missen, en verwachten vervulling te vinden in de Natuur, buiten zichzelf en de vertrouwde sociaal-culturele omgeving, buiten hun ‘comfort zone’ zoals tegenwoordig wordt gezegd. Maar dat alles is niets voor de dichter. Hij neemt geen genoegen met het leven zoals het is, maar verwacht er ook niet veel van. Door die houding blijkt hij ontvankelijk voor de openbaring van het wonderbaarlijke in het alledaagse.
In de ‘Charge of the Goddess’ wordt de godin van de wicca aangeduid als de ziel van de natuur, die het universum leven schenkt; uit wie alles voortkomt en tot wie alles onvermijdelijk zal terugkeren. Er zijn verschillende varianten van de Charge in gebruik. In de versie van Doreen Valiente verklaart de godin: “And thou who thinkest to seek for me, know thy seeking and yearning shall avail thee not, unless thou knowest this mystery: that if that which thou seekest thou findest not within thee, thou wilt never find it without thee. For behold, I have been with thee from the beginning…” (En gij die meent mij te zoeken, weet uw zoeken en verlangen vergeefs, tenzij ge dit mysterie onderkent: dat indien gij hetgeen gij zoekt, niet buiten uzelf vindt, gij het nimmer in uzelf zult vinden. Want voorwaar, ik ben al bij u vanaf het begin…)
Om de godin, het wezen van de natuur, te leren kennen, moet iemand de zelfkennis hebben om te weten dat mens en natuur niet twee afzonderlijke gegevens zijn, maar deel uitmaken van elkaar. Dit niet alleen te kunnen bedenken, maar het ook ten diepste te ervaren, is een mystieke realisatie die in principe voor iedereen, overal is weggelegd. Zelfs midden in de stad, ver van wat doorgaans ‘de natuur’ wordt genoemd. Maar een mystieke ervaring is geen absolute voorwaarde om te weten dat mensen deel uitmaken van de natuur, en dat de natuur ook in de mens te vinden is.
Haar vereelte handen
Op dit punt moest ik denken aan een ander bekend gedicht uit de Nederlandse literatuur. Het is van Johannes Andreas dèr Mouw, die dichtte onder de naam Adwaita. Het woord adwaita is een begrip uit het Sanskriet dat non-dualiteit, niet-tweeheid betekent: de onverdeelde eenheid van al het zijnde; mogelijk zelfs van het zijnde met het niet-zijnde.
Het gedicht dat ik bedoel heeft geen eigen titel. Het begint onomwonden met de mystieke uitspraak: “’k ben Brahman.” Brahman is de naam die in het hindoeïsme wordt gegeven aan de transcendente goddelijke realiteit van het universum. Adwaita (de dichter) erkent in dat korte zinnetje dat er uiteindelijk geen verschil gemaakt kan worden tussen hemzelf en de kosmos, of, zoals dit vaak wordt verwoord, tussen de waterdruppels en de oceaan. “We are all made of stardust” fungeert op social media als een moderne uitdrukking van deze, of een hieraan sterk verwante, gedachte.
Onmiddellijk daarna constateert Adwaita droogjes: “Maar we zitten zonder meid.” En zonder hulp in de huishouding blijkt hij, in al zijn mystieke goddelijkheid, in de praktijk toch maar een wat klungelige man. Vol bewondering kijkt hij toe hoe een niet nader aangeduide “zij” – vermoedelijk zijn echtgenote – al die schijnbaar vanzelfsprekende dingen als huishouden en koken wèl voor elkaar krijgt en voor hem zorgt.
Mogelijk dacht Dèr Mouw hierbij tevens aan Shakti, de actief werkende energie die de contemplatieve transcendentie van brahman aanvult. De godin van de wicca kan als shakti worden opgevat, en “zij” uit het gedicht is tot op zekere hoogte zo te lezen: de Natuur (traditioneel vrouwelijk en materieel/lichamelijk voorgesteld) krijgt dingen voor elkaar die de Mens (traditioneel mannelijk voorgesteld en geassocieerd met het Hogere en geestelijke) niet tot stand kan brengen. Het menselijke, geestelijke, mannelijke werd in het Nederland van 1919 (de tijd van dit gedicht) hoger aangeslagen dan het natuurlijke, lichamelijke en vrouwelijke. Maar het contemplatieve kan niet zonder het actieve, lijkt Adwaita te zeggen; het eeuwige niet zonder het veranderlijke, geest niet zonder materie, mens niet zonder natuur. De natuur heeft de mens voortgebracht en zorgt voor hem. De mens is niet apart te zien van de natuur.
“Zij” in het gedicht voldoet niet aan gangbare ideeën over schoonheid: ze heeft kloven in haar vingers van het harde werk. De natuur is ook niet één en al vogelgezang, lieflijke bloesems en kabbelende beekjes. Maar laten we die allegorische Natuur hier even terzijde leggen en het lezen als de beschrijving van een echte vrouw. Ondanks de sporen die jaren van huishoudelijke arbeid hebben achtergelaten, of precies daardoor, herkent de dichter die Brahman is, in haar de belichaamde vervulling van een realiteit die in wezen niet verschilt van zijn kunstzinnige en geestelijke ideaal: “Dan voel ik éénzelfde adoratie branden / voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen.”
Daarheen, en weer terug
Zelfs in de meest verstedelijkte gebieden of binnenshuis is het dus mogelijk om de natuur te ervaren: in het weer, het water, in zichzelf, of in de eenheid van het al. Mensen komen voort uit de natuur en zullen tot de natuur terugkeren. Mystici worden één met de ziel van de natuur, maar moeten dan weer terugkeren naar de dagelijkse realiteit van het huishouden en de havermout. Het heeft weinig zin om in het gewone leven alles als Natuur te benoemen, zonder onderscheid te maken tussen boorplatform en bloedsomloop en grutto en geldautomaat. Bloem zal, na doorweekt de wonderen van het bestaan te hebben aanschouwd, zich ook wel hebben afgedroogd en droge sokken aangetrokken.
Maar goed, je hebt dus de natuur opgezocht, of de natuur heeft jou opgezocht, en misschien heb je bij jezelf gedacht dat er eigenlijk geen sprake is van opzoeken, omdat de natuur overal altijd al was en is en zal zijn. Het was wellicht een indringende, maar hoe dan ook betekenisvolle ervaring. Mogelijk heb je niet één zo’n ervaring gehad maar meerdere, of wellicht was het een geleidelijk ontstaan besef. Maar dat is waar je bent aanbeland. En dan? Wàt betekent het precies, wat betekent het voor jou? Wat doe je ermee?
Zoek je als een middeleeuwer naar de moraal van het verhaal, de goddelijke boodschap die in de natuur verscholen ligt?2 Of laat je, ongeveer zoals iemand uit de Romantiek, de indrukken diep inwerken op je gevoel en probeer je dat gevoel vast te leggen in een muziekstuk, schilderij, of foto? Verklaar je jezelf verlicht en begin je een carrière als guru? Adopteer je een boom? Neem je voortaan je eigen tas en potjes mee bij het boodschappen-doen, om geen plastic tasjes en verpakkingen te gebruiken? Verzamel je veren, stenen of takken om thuis op je altaar uit te stallen, of er iets creatiefs en/of magisch mee te doen? Gooi je alle tegels uit de tuin en ga je je eigen groente verbouwen? Schrijf je een gedicht over het wonder van een sneeuwklokje, of een verhandeling over hoe de klimaatverandering ons dwingt tot een andere economie? Ga je ’s winters minder gebruik maken van de verwarming en ’s zomers van de airconditioning zodat je lichaam zich kan aanpassen aan de seizoenstemperatuur, en je daardoor minder behoefte hebt aan verwarming of verkoeling? Schrijf je je in als lid of donateur bij een natuurbeschermingsorganisatie, volg je een cursus natuureducatie, ga je kruidenwandelingen organiseren? Of, of, of – niet alle opties vind ik aanbevelenswaardig en sommige lijken mij zinniger dan andere, maar de mogelijkheden zijn eindeloos.
Daarheen en weer terug was in de Nederlandse vertaling van De Hobbit de titel die Bilbo gaf aan zijn memoires. Het verhaal van Tolkiens boek breng ik niet direct in verband met het zoeken naar de natuur in Nederland, maar ik heb de woorden ‘daarheen en weer terug’ altijd een sprekende uitdrukking en metafoor gevonden voor de zoektocht naar … vul maar in. Denk bijvoorbeeld aan Plato’s grotmythe: uit het donker omhoog naar het licht, maar vervolgens weer terug. Of Mohammeds hidjra vanuit Mekka naar Medina, en later weer terug. Of de ‘queeste’ van een ridder van koning Arthur of de held uit een sprookje of mythe. Sprookjes sluiten af met “en ze leefden nog lang en gelukkig”, en dat was het dan, klaar. En nu lekker slapen. Maar alleen sprookjes kennen zo’n vlotte en nette afsluiting. Nadat de moeilijkheden zijn overwonnen, de lastige opdrachten tot een goed einde gebracht, de zoektocht ten einde gekomen, kan het leven immers niet meer zijn als voorheen. Er moet een nieuw evenwicht worden gevonden waarin het beleefde een plaats kan vinden, en misschien is dat wel de moeilijkste opdracht.
Naschrift
Hing de vraag in de lucht? Na het schrijven van bovenstaand artikel vernam ik dat studenten van de Universiteit Leiden bezig waren met een onderzoek naar de betekenis die de natuur heeft binnen het hedendaagse paganisme. Zij verwachtten hiermee bezig te zijn tot eind januari. Het leek mij daarom niet zinvol, hier een link naar hun vragenlijst op te nemen. Wel ben ik benieuwd of lezers van Wiccan Rede Online aan het onderzoek hebben meegewerkt, en of ze daarover iets zouden willen vertellen.
Noten
[1] Hijzelf, of de ik-persoon uit het gedicht. Het is bij literair werk van belang om de ‘ik’ uit een tekst niet zonder meer gelijk te stellen aan de auteur. Maar voor mijn betoog hier is het onderscheid niet echt relevant.
[2] Via https://ghurabalbayn.wordpress.com/2023/10/10/christelijke-filosofie-in-het-negende-eeuwse-irak/ zijn enkele grappige blogposts te vinden over middeleeuwse godsbewijzen aan de hand van al dan niet vermeende observaties van de natuur.