Oud nieuws in de verjongingsketel, Lammas 2022

abortus

Het zal weinigen zijn ontgaan dat eind juni in de Verenigde Staten het recht op abortus is afgeschaft. Het hangt nu af van de VS-staat waarin men zich bevindt, of het afbreken van een ongewenste of gevaarlijke zwangerschap moet worden bestraft. Het besluit lijkt niet te steunen op veel kennis van zaken of duidelijke ideeën over de uitvoerbaarheid. Wel zorgt het voor veel onrust onder de bevolking. De meeste Amerikanen zijn vóór het recht op abortus. Dit besluit kon alleen worden genomen doordat belangrijke posities in het hooggerechtshof, maar ook in het onderwijs worden bekleed door ultraconservatieve christenen. Hierdoor hebben zij onevenredig veel invloed.

Op social media waarschuwden vrouwen elkaar voor het gebruik van een menstruatiekalender-app omdat het lange tijd uitblijven van de menstruatie als aanwijzing voor ‘criminaliteit’ zou kunnen worden opgevat. Er werden berichten geplaatst over plaatsen waar iemand goed zou kunnen “kamperen” als dat nodig mocht zijn, en ook weer waarschuwingen dat zulke zogenaamde codeberichten zó doorzichtig zijn dat rechercheurs en anti-abortusactivisten ze ook wel begrijpen. Heksen en paganisten deelden rituelen en andere teksten waarin met name Medusa een belangrijke rol speelde. Medusa symboliseert voor menigeen iets als ‘de Vrouw die door het patriarchaat wordt verkracht en vermoord’. Tegelijk bezit zij zelfs dood nog de kracht om vijanden te verstenen.

Perseus toont het hoofd van Medusa aan zijn vijanden om ze te verstenen. Zelf kijkt hij een andere kant op. Schilderij van Luca Giordano, ca. 1660. Collectie National Gallery, Londen

In contrast met Amerika dringt in onze streken in regeringskringen langzaam het besef door dat de keuze voor abortus niet een of andere gril is van iemand die tegen zichzelf moet worden beschermd, maar een lastig besluit waar een vrouw echt wel heel goed over heeft nagedacht op het moment dat ze daarom vraagt. Dus kort voordat in de VS werd besloten dat vrouwenrechten alleen interessant waren als ze konden fungeren als legitimatie voor militaire aanwezigheid in niet-westerse landen (vooral als die strategisch liggen of rijk zijn aan grondstoffen), werd in Nederland besloten dat de verplichte bedenktijd van vijf dagen kan vervallen. 

Het Nederlandse besluit is nog niet per direct van kracht: “Volgens het ministerie van Volksgezondheid gaat de wet waarschijnlijk in op 1 januari volgend jaar.” Hopelijk hoeft de volgende stap: abortus helemaal weg uit het Wetboek van Strafrecht, niet lang op zich te laten wachten. Organisaties zoals de Verenigde Naties wijzen erop dat de criminalisatie van abortus in strijd is met de mensenrechten.

antimoeders, activistes

In haar boek Caliban and the Witch stelde Silvia Federici dat het criminaliseren van abortus en anticonceptie opkwam ten tijde van de heksenvervolgingen tussen de vijftiende en achttiende eeuw, en daar niet los van kan worden gezien. Dit was eind juni te lezen in De Groene. Heksen “waren volgens haar vooral onafhankelijke vrouwen die hun rol in de ontwikkeling van het kapitalisme weigerden te vervullen: het baren en opvoeden van nieuwe arbeidskrachten. De heks was de antimoeder. Zij werd beschuldigd van het doden van kinderen en het impotent maken van mannen.”

Maar “heksen zijn in feite sterke, krachtige vrouwen die opkomen voor hun eigen plek in de samenleving en zichtbaar willen zijn,” verklaarde Bep Dijkhuizen begin juli in Met het Oog op Morgen.1 Zij was een van de vrouwen die vanaf het eind van de jaren ’70 feministische ‘heksennachten’ organiseerden in verschillende steden in Nederland; in haar geval in Nijmegen. Bij een heksennacht gingen vrouwen de straat op om te protesteren tegen het feit dat het voor vrouwen vaak niet veilig was om ’s avonds en ’s nachts alleen over straat te gaan. De protestmarsen sloten aan bij Take Back The Night-demonstraties uit de Verenigde Staten en vonden in meerdere landen plaats. 

Dit jaar werd de heksennacht nieuw leven ingeblazen door twee studentes en een oud-studente van de Radboud Universiteit die via de Instagramaccount ‘Catcalls of Nimma’ actievoeren tegen seksueel geweld en intimidatie. Met krijt schrijven zij op straat wat mensen op die plekken te horen hebben gekregen. Judith Holzmann is één van hen en zij was eveneens te horen in de uitzending.

De heksennacht van dit jaar verschilde op enkele punten van de oude heksennachten: omdat niet alleen vrouwen op straat kunnen worden lastiggevallen, maar ook mannen, queers en anderen, was het een protest tegen alle straatintimidatie. Je hoefde ook geen vrouw te zijn om deel te nemen: iedereen was welkom. Verder hadden de deelnemers geen fakkels en spuitbussen met verf bij zich, maar stoepkrijt om onderweg teksten en leuzen op straat te kalken. Er werd niet alleen gelopen en gekrijt: voorafgaand aan de avondmars was er een lezing met workshop over hoe je kunt reageren in bedreigende situaties, en na afloop een feest. En de datum ligt niet langer vast, want de Nijmeegse heksennacht van 2022 stond niet voor 19 mei maar voor 9 juli op de agenda.

vroedvrouwen

“Het is niet toevallig dat het absolute merendeel van de slachtoffers van de historische heksenjacht vrouwen waren, meestal zeer arm, alleenstaand en ouder dan 40. Vaak waren het natuurgenezers die als vroedvrouwen hielpen bij zwangerschap en bevalling. Ze vormden een bedreiging voor het nieuwe sociale weefsel van Europa, waarin Kerk, arbeid en gezin fundamenten moesten vormen. Hongersnood, ziekte of natuurrampen leidden steeds tot het valselijk beschuldigen van zij die niet pasten in het maatschappelijke ideaalbeeld.” schreven enkele vrouwen die pleiten voor rehabilitatie van de slachtoffers (verderop meer hierover).

In de Malleus maleficarum (Heksenhamer) werden als vormen van schadelijke toverij onder meer het onvruchtbaar maken en het veroorzaken van een miskraam of abortus bij mens of dier genoemd. Op basis hiervan zouden veel mensen hebben geloofd dat vroedvrouwen heksen waren. Die hadden immers kennis van kruiden die de vruchtbaarheid konden beïnvloeden, en mogelijk ook meer kennis van het lichaam. Toen men niet langer geloofde in hekserij, werd aangenomen dat de vervolgde vrouwen juist menslievende genezeressen en vroedvrouwen waren geweest, die door de opkomst van de universitair geschoolde (d.w.z. mannelijke) medici werden gezien als concurrentie die moest worden uitgeschakeld. 

Soms worden ‘vroedvrouw’ en ‘antimoeder’ gecombineerd in de gedachte dat deze heksen hoedsters van leven en dood waren, die bij zwangerschap en bevalling konden helpen, maar ook konden helpen ongewenste zwangerschappen te beëindigen. In heksenkruidenboeken uit de jaren ’80 of daaromtrent was wel eens informatie te vinden over het gebruik van abortus-opwekkende kruiden, al stond daar wel bij dat dit riskant en onzeker was en beter niet uitgeprobeerd kon worden.

heksenhausse

Er is momenteel “een hausse” aan theatervoorstellingen over onderdrukte vrouwenkracht die haar plaats in de samenleving terug opeist, las ik in de Theaterkrant. De heks-als-genezeres-en-vroedvrouw is ook daar terug te vinden. Zij was of is bijvoorbeeld te zien in Witch hunt van het Noord Nederlands Toneel, naar aanleiding van een ogenschijnlijk naïef kinderliedje over planten en kruiden, dat bij nader inzien het recept voor een abortusdrankje bleek te zijn, en in De heks van Almen door Theatermakers Achterhoek, over een vrouw die in 1472 als eerste in Nederland als heks op de brandstapel kwam vanwege haar kruidenkennis en werk als vroedvrouw… en haar relatie met de pastoor. 2

Ook de historische jeugdroman Het uur tussen hond en wolf van André Nuyens die dit jaar uitkwam (NB er bestaan meer boeken met deze titel), gaat over een vroedvrouw-genezeres en haar dochter die worden beschuldigd van hekserij, ditmaal in 1600.

eerherstel

De heksenhausse in de theaterwereld hangt mogelijk samen met het streven op diverse plaatsen in de wereld naar eerherstel voor degenen die daar ooit als heks zijn terechtgesteld. Dit jaar kreeg in Salem (Verenigde Staten) Elizabeth Johnson, de laatste die tijdens de beruchte processen aldaar als heks werd veroordeeld, officieel gratie. Zij was in 1693 ter dood veroordeeld. Dit vonnis is echter nooit uitgevoerd, en dit is waarschijnlijk de reden dat het eerherstel zo lang op zich liet wachten. Bijzonder aan Salem is dat de gouverneur van Massachusetts al in de zeventiende eeuw erkende dat onschuldige mensen het slachtoffer werden van de heksenvervolgingen. In 1702 werden de heksenprocessen onwettig verklaard, en in 1711 werden de namen van de vervolgden gezuiverd en kregen hun nakomelingen een som geld. In 1957 bood de staat Massachusetts nog eens officieel excuses aan. Hierbij kan hebben meegespeeld dat in 1953 het toneelstuk The Crucible van Arthur Miller op de planken kwam. 3

In andere gebieden waar mensen als heksen zijn vervolgd, zijn de officiële excuses, herdenkingsmonumenten en andere vormen van aandacht voor het historische onrecht vooral iets van de laatste decennia. Dit jaar werd in de Spaanse autonome regio Catalonië een resolutie aangenomen om de honderden (genoemde aantallen lopen uiteen van 700 tot meer dan 1000) personen die wegens hekserij zijn geëxecuteerd, in ere te herstellen door bijvoorbeeld straten naar ze te vernoemen. Op Internationale Vrouwendag (8 maart) bood de Schotse premier officieel excuses aan voor de duizenden gerechtelijke moorden op vermeende heksen in Schotland in de zestiende en zeventiende eeuw. 

In de Vlaamse gemeenten Menen en Gent is men bezig te onderzoeken hoe de plaatselijke vermoorde heksen herdacht kunnen worden, en er wordt gepleit voor een algemeen Vlaams pardon voor de slachtoffers van heksenjachten. 

In Nederland is in kasteel Cranendonck een tentoonstelling – pardon: een installatie over heksen ingericht, die in mei weer open ging. Niet lang daarvoor is op het kasteel een herdenkingsritueel gehouden voor vijf vrouwen uit de Peel die daar als heks zijn vervolgd. Er werd gezongen, gesproken, altaartjes ingericht en er is een digitaal condoleanceregister geopend. Belangstellenden kunnen daar een reactie achterlaten en digitale kaarsjes branden. 

Ankie Vrolings aan het werk aan het beeld van Entgen Luijten. foto © Ceramic Art. Ankie Vrolings

Bij kasteel Limbricht werd een beeld onthuld van de laatste persoon die in Nederland als heks zou zijn vervolgd: Entgen Luijten. Zij vond op verdachte wijze de dood in een kerker van het kasteel. De buste is in opdracht van de familie Luijten gemaakt door kunstenares Ankie Vrolings (zelf ook familie). Er wordt al langer geijverd voor een beeld van Engten bij het kasteel. Stichting Entgen Luijten had hiervoor echter een andere kunstenares op het oog. Onduidelijk is of dit evengoed doorgaat, of niet. 

Zo staat het beeld van Entgen nu bij Kasteel Limbricht. Ernaast staat een paaltje met een QR-code om mensen erover te informeren. foto © Ceramic Art. Ankie Vrolings

Er zijn veel mensen aan de slag gegaan met de geschiedenis van Entgen. Susan Smit schreef de roman De heks van Limbricht en zet zich samen met een groep andere vrouwen in voor officieel eerherstel voor Entgen en alle anderen die in Nederland als heks zijn vervolgd, om op die manier actie te ondernemen tegen de maatschappelijk verankerde vrouwenhaat; bij het kasteel werden ‘dinnershows’ georganiseerd; en er is een korte film, ‘De beul van Entgen Luytengemaakt, die op het Limburg Film Festival in première ging. 

Tenslotte heeft de Stichting Monografieën uit het Land van Sittard voor november dit jaar de publicatie Dossier Entgen Luijten ‘De heks van Limbricht’ gepland. Voor dit boek zijn de archiefstukken bestudeerd. Het blijkt dat er van begin af aan, d.w.z. vanaf 1903, nogal fantasievol met de geschiedenis van ‘de heks van Limbricht’ is omgegaan. “Een cruciale bevinding: Het was Entgen zèlf die  zich meldde bij de autoriteiten. Ze wilde van alle verdenkingen verlost worden…”

zondebokken

Net als in The Crucible van Arthur Miller, waarin de zeventiende-eeuwse vervolgingen een metafoor waren voor de Amerikaanse ‘heksenjacht’ op communisten onder senator McCarthy, worden heksenjachten uit het verleden nu gebruikt om iets te zeggen over het heden.

De regisseur van de film over Entgen Luijten vertelde eerder dat het onderwerp hem raakt omdat hij zich zorgen maakt over de toename van geweld tegen vrouwen. “[We willen] de huidige misstanden tegen vrouwen een context geven door een harde zelf-reflectie op onze eigen geschiedenis. We leven weliswaar niet meer in de middeleeuwen, maar vrouwen zijn nog steeds niet gelijk aan mannen.”

De wereld morgen publiceerde een hoofdstuk uit de dit jaar verschenen Nederlandse vertaling van Silvia Federici’s Witches, Witch-Hunting and Women, getiteld De vrouw als zondebok. Over heksen, brandstapels en onteigening. Hierin wordt betoogd “dat de heksenvervolging, net als de slavenhandel en de uitroeiing van de inheemse bevolking in de ‘Nieuwe Wereld’, op een kruispunt staat van een cluster van sociale processen die de weg hebben gebaand voor het ontstaan van de moderne kapitalistische wereld.” Journaliste Gerda Sterk las het boek en constateerde: “Je hoeft geen feministe te zijn om met interesse dit historisch verslag met verwijzingen naar vandaag te lezen. Gevoelig zijn voor onrechtvaardige behandelingen wereldwijd is genoeg.”

In de petitie om eerherstel te verlenen aan alle slachtoffers van heksenvervolgingen in Vlaanderen was te lezen: “Net omdat de heksenjacht bovenal een sociologisch mechanisme is – iets dat je dus niet kan wegdenken als een gril van een of andere primitieve cultuur – is erkenning en sensibilisering noodzakelijk. In het belang van gendergelijkheid, tolerantie en inclusie. Opdat we leren ons niet opnieuw te laten misleiden door ‘zuiverende’ zondebokmechanismen die een verdeel-en-heers-politiek dienen.”

excentrieke hoeden

“In elk tijdperk verschijnen er hysterische oproerkraaiers die de angsten en vooroordelen van het volk gebruiken om bepaalde groepen (…) tot zondebok te maken. De slachtoffers variëren: joden, immigranten, de regering, de EU, de buurman” schrijven Derek Wilson en Harry Cunningham in hun artikel over heksenjager Matthew Hopkins in de uitgave Spot op: De geschiedenis van Hekserij.

De verzameling bijdragen in dit ‘bookazine’ dat deze zomer in de winkels opdook, stort een wonderlijk mengsel van feiten en fabels over de lezer uit; zowel informatief en gedetailleerd als merkwaardig of slordig tot het punt van onbegrijpelijkheid. Wat bijvoorbeeld moeten we ons precies voorstellen bij deze zin: “[De Malleus Maleficarum] werd een succes, maar binnen een paar jaar had de katholieke kerk afstand genomen van dit boek, voornamelijk omdat het populair was geworden bij de seculiere religies die ze probeerde uit te roeien”? En wat te denken van de pagina’s ‘Op bezoek bij een genezeres’, waar de suggestie wordt gewekt dat men in het huis van een 17de-eeuwse genezeres gewoonlijk “gewaden die waren versierd met vreemde tekens en symbolen” kon vinden, of “excentrieke hoeden en andere opvallende accessoires”?

“Spot op” is natuurlijk een vertaling van de woordspeling ‘spot on’ (in de schijnwerpers / de spijker op de kop). Maar bij zoiets zou je haast denken dat de spot wordt gedreven met het goede wetenschappelijke onderzoek naar hekserij van de laatste decennia. Niettemin is het blad leuk om te lezen, al is het maar bij wijze van “blaadje bij de kapper”, zoals een vriendin het uitdrukte. Het laat namelijk zien waar mensen zoal aan kunnen denken bij het woord hekserij, en waarom dit voor velen nog altijd een ‘spannend’ onderwerp is. Er staan ook mooie plaatjes in. En wie het liever wat serieuzer en diepgravender heeft, kan er allerlei kwesties in vinden die interessant genoeg zijn om zelf eens nader uit te zoeken.

soort heks

Zowel heksen van de wicca als historici lezen sommige dingen die over hekserij worden geschreven met gekromde tenen, maar in de dagelijkse omgangstaal kan het woord ‘heks’ alle betekenissen, bijbetekenissen en associaties hebben die in Spot op … hekserij zijn te vinden, en nog meer. Presentatrice Selma van Dijk deed mee aan de Week zonder Afval en vertelde aan het Noordhollands Dagblad hoe ze op plastic verpakkingen bespaarde door zelf drie liter wasmiddel te maken van één stuk Marseillezeep: “Ik voelde me een soort moderne heks, stond ik te roeren in een grote soeppan vol met brouwsel.” Geen duistere demonen dus, geen kerkers en brandstapels, geen giftige appels, aparte hoeden, of abortusdrankjes, zelfs geen konijnenkeuteltjes en knekel met kandij voor deze ‘moderne heks’, maar schoon wasgoed en zorg om het milieu. Wat een positief heksbeeld!

voormoeder

“Bij een heks zie ik meteen een bezemsteel voor me, en een vrouw met een haakneus en een wrat (…) – dat, en de vrouwen die op de brandstapel belandden in de zestiende en zeventiende eeuw,” merkte Nienke Zoetbrood op in de documentaire die zij maakte over het geloof in hekserij in Friesland aan het eind van de negentiende eeuw. Begin juni was die te horen bij Het Spoor Terug De journaliste had ontdekt dat zij afstamde van Rikele Myt (Maria Nicola van der Heide), een vrouw die destijds als tsjoenster (tovenares, heks) bekend stond.

Volgens de verhalen had Rikele Myt een ‘kwade hand’: zoiets als het boze oog, maar dan met de schadelijke kracht niet in de blik maar in de aanraking. Als zij over de rug van een varken of geit streek, ging het beest dood. Een zekere Sander Hoeksma (of iemand anders) had ooit op een zwarte kat geschoten en het dier verwond aan zijn oog. De volgende dag miste Rikele Myt een oog. Dus toen wisten ze zeker dat zij een heks was.4

In het heidegebied van de Friese Wouden (waar Rikele Myt woonde) “wemelde” het zogezegd van de heksen en duivelbanners. Het was een streek waar heel arme mensen woonden, dikwijls nog in plaggenhutten. Straatverlichting, radio en televisie kwamen op veel plaatsen pas na de Tweede Wereldoorlog. Vóór die tijd konden mensen na zonsondergang weinig meer doen dan elkaar hun belevenissen en andere verhalen vertellen. Het waren vaak spookverhalen, waar ze volgens de sprekers in de documentaire werkelijk geloof aan hechtten. En ze geloofden dus ook in heksen. De programmamaakster kon het zich maar moeilijk voorstellen. 

Maar ook in de tijd van Myt zelf waren er mensen die ontkenden dat zij een heks zou zijn. Iemand heeft beschreven hoe zijn oma Myt verdedigde en zei dat zij wel ‘anders’ was maar geen heks, en dat ze meer goeds had gedaan dan de meesten beseften. Veel mensen vonden haar echter eng, en er waren er die haar het liefst iets zouden aandoen. Tegelijk had Myt ook wel voordeel van haar reputatie. Zo beweerden twee jongens dat zij appels van haar hadden willen stelen, maar door een betovering waren verhinderd de appels mee te nemen.

Myt zelf beweerde dat ze ooit de Duivel had ontmoet op de heide en dat hij eiste dat zij hem met beide ogen aankeek. Ongetwijfeld omdat via de blik macht over iemand kon worden uitgeoefend. Maar ze kòn hem niet recht aankijken, omdat ze scheel was. Daarop probeerde de Duivel haar dwingend aan te kijken, maar toen gingen zijn eigen ogen steeds scheler staan. Zo was Myts oogaandoening volgens haarzelf een bescherming die God haar had gegeven tegen de Duivel.

De verhalen over Rikele Myt zijn in de jaren zestig door Dam Jaarsma opgetekend. De mensen die ze vertelden, geloofden er misschien wel en misschien niet of misschien half-half in, maar ze waren er in elk geval mee opgegroeid. “Ik noem dat meestal geen ‘verhaal’. Het zijn herinneringen aan belevenissen (…) het is mondelinge geschiedenis,” zei hekserij-onderzoeker Willem de Blécourt in de uitzending.

systeem van twijfel

Een moeilijkheid met het onderzoek naar het geloof in hekserij is dat de folkloristen en anderen die hierover schreven, zelf meestal geen deel uitmaakten van de gemeenschap waarnaar zij onderzoek deden, vertelde dr. Will Pooley in juni in de podcast Religion off the Beaten Track.

Pooley houdt zich bezig met hekserij in Frankrijk in de moderne tijd. Om misverstanden bij de woorden ‘moderne hekserij’ te voorkomen legt hij uit dat zijn onderzoek niet gaat over wicca en de positieve aspecten van hekserij, waar anderen meer belangstelling voor hebben, maar over het idee dat sommige mensen anderen op geheimzinnige manieren schade kunnen toebrengen. In het noordwesten van Frankrijk werd dit vermogen vooral aan mannen toegeschreven, in het zuiden meer aan vrouwen. 

Het gaat bij deze hekserij eigenlijk altijd om conflicten binnen een kleine gemeenschap. De mensen die hier in de negentiende en twintigste eeuw onderzoek naar deden, waren buitenstaanders met een andere achtergrond en een andere belevingswereld dan degenen die ze bestudeerden. Dat maakt het lastig hun bevindingen te beoordelen. Een vraag in de trant van ‘gelooft u in hekserij’ of ‘kent u mensen met bijzondere krachten’ kon voor zo’n onderzoeker misschien een heldere vraag lijken waarop eenvoudig met ja of nee kon worden geantwoord, maar voor de ondervraagde was het bovenal een vraag over de verhouding tussen die ander en hem/haarzelf: waarom vraagt die dat? Wat moet ik zeggen, wat verwachten ze van me? – Hij denkt dat ik een achterlijke plattelander ben, hoe kan ik met zo iemand praten? – Zoekt ze een heks, wat wil ze met een heks; zoekt ze een onthekser, of is ze er zelf een?5

De folkloristen en etnografen die in de negentiende en twintigste eeuw de ideeën over hekserij van een streek of gemeenschap hebben opgetekend, gingen vaak te werk vanuit een bepaalde gedachte of ideologie die hun waarnemingen kleurde. ‘Losse eindjes’ werden weggewerkt om er een sluitend verhaal van te maken. De sociale aspecten van een hekserijconflict bleven buiten beschouwing en de houding van de onderzochte personen ten aanzien van hekserij werd beschreven als een geloof: het geloof in hekserij. Het idee van wat een geloof was, was gebaseerd op het christendom: met een strikte tweedeling tussen waarheid en leugen, God en de Duivel. Maar dat kwam vermoedelijk niet overeen met hoe de mensen de dingen zelf beleefden.

“Het feit dat we niet weten wat we niet weten, is met name bij dit onderwerp een serieus probleem.”
– dr Will Pooley

(Toch maar geen vieze surprise-foto)

Naar Pooleys idee gaat het bij hekserij niet zozeer om een geloof (belief), maar eerder om een systeem van twijfel. Het houdt geen vast standpunt in maar is ambivalent; er valt niet met volle overtuiging te zeggen: dit is waar, of: het is niet waar. De menselijke geest is gecompliceerd en er is meer mogelijk dan alleen geloof of ongeloof. Om dit toe te lichten verwees hij naar het begrip ‘alief’ dat is geïntroduceerd door de filosofe Tamar Szabó Gendler. Alief is een geloof-achtige geesteshouding die het gedrag beïnvloedt maar die niet gelijk staat aan overtuiging of geloof (belief). Het is wat maakt dat de klassieke Sinterklaassurprise ‘drol van ontbijtkoek’ een reactie van ‘gatverdamme’ oproept, ook als de ontvanger meteen door heeft dat het gewoon eetbare koek is. 

Het verduidelijkende voorbeeld van alief dat Pooley met name aanspreekt omdat het zo goed past bij het onderwerp hekserij, is dit: Je ziet een foto van een dierbare op een dartboard hangen. Iemand vraagt je, om daar pijltjes naar te gooien. De meeste mensen zullen dat niet willen doen. Ze geloven volstrekt niet in de magie van schade toebrengen via een foto, en toch voelt het “symbolisch gevaarlijk” om te doen. Ze believen er niet in maar ze alieven het. 6

Op de vraag of bij hekserij het verschil tussen de moderne, verstedelijkte en de premoderne cultuur van belang is, antwoordde Pooley met enige aarzeling dat het korte antwoord daarop ‘ja’ was, maar dat dit de zaak te simplistisch zwart-wit deed voorkomen. Met de populariteit van zaken als spiritisme, mesmerisme en occultisme rond de eeuwwisseling van 1900 ging stak ook in stedelijke gebieden de angst voor schadelijke magie op. De ideeën over het bereik van hekserij en hoe de werking verklaard kon worden, pasten zich ook steeds aan aan nieuwe ontwikkelingen. Men klaagde bijv. over een behekste auto i.p.v. een behekste koe, en vergeleek magie met iets als elektriciteit.

Wanneer stierven deze ideeën uit in Frankrijk, wilde de podcasthost weten (het is overigens de moeite waard de hele aflevering te beluisteren en niet alleen te lezen wat ik er hier uit naar voren haal). “Ik denk dat we dat moment nog niet hebben meegemaakt,” zei Pooley en noemde een geval uit 2016, toen een oudere vrouw in Brive-la-Gaillarde door familieleden werd aangevallen omdat zij een heks zou zijn.  

In een ouder interview haalde hij ditzelfde voorbeeld aan om erop te wijzen dat hekserij niet typisch iets van verre landen en immigranten is. In de media wordt er nogal eens over bericht alsof dat wel het geval zou zijn. Daarin klinkt een racistisch vooroordeel door, dat typerend was voor het koloniale tijdperk maar dus nog steeds bestaat. Ter illustratie noemde hij Hégésippe Jean Légitimus die in 1898 als zwarte socialistische vertegenwoordiger van Guadeloupe in de Franse regering kwam. De pulpbladen stonden toen vol met verhalen over hekserij op Guadeloupe, om Légitimus en andere socialisten in een kwaad daglicht te stellen.

heksengebied

De streek Berry, midden in Frankrijk, heeft de reputatie, een heksengebied te zijn. Hier kennen de meeste families nog altijd mondeling overgeleverde bezweringen en handelingen tegen bijvoorbeeld eczeem, en “pour couper le feu”, werd verteld in een uitzending van Invitation au voyage / Stadt Land Kunst die Arte in mei uitzond.

Couper le feu of ‘het vuur stillen’ is een manier om pijn weg te nemen van brandwonden en andere aandoeningen die met hitte te maken hebben zoals infecties of een zonnesteek, maar ook andere pijnen zoals buikpijn of migraine. De coupeur de feu (gewoonlijk een man die met de gave is geboren of die het van zijn vader geleerd) houdt zijn hand boven de aangedane plek, fluistert een spreuk en/of gebed en maakt gebaren om het ‘vuur’ uit de patiënt te trekken. Er zijn in heel Frankrijk zo’n 6000 vuurstillers actief en de methode is populair als pijnbestrijding na radiotherapeutische behandeling van kanker.

In deze streek vond in de zestiende eeuw een berucht heksenproces plaats. Tijdens de wijnoogst van 1582 vertoonde Bernard Girault, een jongen van twaalf of dertien jaar, vreemd gedrag dat te wijten zou zijn aan bezetenheid ten gevolge van hekserij. De jongen beweerde dat hij herhaaldelijk door twee mannen, Étienne Girault en Jean Tabourdet, was meegenomen naar heksensabbats op het Carroi de Marlou (in modern Frans: Carrefour du mauvais loup, Kruispunt van de boze wolf). Behalve die twee kwamen er nog heel veel andere mannen en vrouwen op de sabbats, zei hij. Op de sabbat dansten de mensen achterstevoren, brandden zwarte kaarsen, hadden seks, en vereerden het achterwerk van de duivel die daartoe de gedaante van een in het zwart geklede man aannam, hoewel hij ook dierengedaanten kon hebben. Ook kregen ze van de Duivel een giftig poeder. 

Gedurende de loop van de processen zijn er zo’n honderdzestig mensen van beschuldigd, deel te hebben genomen aan deze heksensabbats. Uiteindelijk werden vijf mannen gedwongen om geknield voor de poort van de kerk te verklaren dat ze hun godslastering en boze daden berouwden, waarna ze op het kruispunt werden opgehangen. Hun lichamen werden verbrand, is op internet te lezen.

In 1946 lieten twee mannen zich door deze geschiedenis inspireren om geld in te zamelen voor reparaties aan de kerk. Zij organiseerden een Heksenkermis. In de jaren ’70, toen magie, Atlantis, UFO’s en dergelijke in de mode kwamen, kwam ook de Berry weer in de belangstelling te staan. De plaatselijke bevolking was niet altijd even blij met dit imago van hun streek. Tegenwoordig worden heksen meer en meer positief gewaardeerd als vrije, rebelse heldinnen, vertelt de commentaarstem. Al deze ideeën komen samen in het feest dat op de eerste zaterdag van augustus plaatsvindt. Mensen van her en der komen verkleed als heksen, tovenaars, draken, spoken enz. samen bij wat nu het Creux de Marloup heet, om de Nuit des Sorciers (heksennacht – het woord voor heksen hier is mannelijk) te vieren. Het hoogtepunt van dit heksenfeest is een spektakel waarbij een (vrouwelijke) heks wordt gevangen en feestelijk verbrand. Waar het historische Carroi de Marlou precies lag, is onbekend. In het televisieprogramma liep de schrijfster en toerististengids Marie du Berry met een wichelroede door de velden om zo te bevestigen dat dit de juiste plaats was.

‘De Duivelspoel’, of ‘Het bos van Chanteloup’. Tekening/schildering van Maurice Sand uit 1844. Collectie Musée de la Vie romantique, Parijs

De folklore van de Berry kreeg al in de negentiende eeuw ook buiten de regio bekendheid door de boeken van George Sand. Zij woonde in die streek en verwerkte veel plaatselijke folklore in haar romans, met name La mare au diable (De duivelspoel). In samenwerking met haar zoon Maurice tekende ze locale volksverhalen op in Légendes rustiques. Zoals gebruikelijk in die tijd zijn de vertellingen in een literaire vorm gegoten.

weerwolven

Het programma op Arte ging niet in op de naam Carroi de Marlou, Kruispunt van de boze wolf. Maar er is van oudsher een connectie tussen de ideeën over heksen/tovenaars en die over (weer)wolven. 

Herodotus schreef rond 420 v.C. al over het volk van de Neuri, over wie werd beweerd dat elk jaar voor een paar dagen in wolven veranderden. Herodotus geloofde dat niet, maar dacht dat ze misschien goëtes (dodenbezweerders) waren. 7 Om zijn ideeën over heksen die in wolven of andere dieren konden veranderden kracht bij te zetten, verwees de Franse magistraat Nicolas Rémy (Remigius) naar Herodotus en andere klassieke auteurs, in zijn Daemonolatreia (Demonenverering) uit 1595. Dit heksenjagershandboek werd in verschillende volkstalen vertaald en werd uiteindelijk populairder dan de Malleus maleficarum.

Remigius schreef dat tal van heksen hadden bekend dat ze zich in een kat veranderden om zo huizen binnen te sluipen en de bewoners te vergiftigen. Ook vermeldde hij een verhaal dat hij hoogstpersoonlijk had gehoord, over een lelijke teef waar alle andere honden tegen tekeer gingen. Iemand gaf het beest een snee op haar snuit en kort daarna had een oude vrouw in het dorp een mysterieuze wond op haar gezicht. Volgens Remigius was het niet aannemelijk dat een mens zich in een wolf of ander dier kon veranderen, maar (let op, nu komt het) de Duivel kon zo’n verandering wel tot stand brengen.

De Franse jurist en heksenvervolger Henry Boguet vermeldde een verhaal over een kasteelheer die door een grote wolf werd aangevallen. De man verdedigde zich met zijn mes en kon een poot afsnijden. Toen hij later naar de poot in zijn tas keek, zag hij dat die een vrouwenhand was geworden, met een ring die hij herkende! De wolf bleek zijn eigen vrouw, die een deal met de Duivel had waarbij zij als wederdienst mensen moest aanvallen in de gedaante van een wolf.

Aita en de wolf

Er is vaak geschreven dat het idee van de weerwolf uit de oudheid stamt. De verhalen over mensen die tijdelijk in wolven of andere dieren veranderen, zouden zijn gebaseerd op oude initiatierituelen. Ken Dowden suggereert in zijn boek Death and the Maiden (1989) dat de Griekse mythen over meisjes die worden geofferd of zelfmoord plegen en dan in een dier veranderen, in mythische en dus overdreven vorm uitbeelden hoe een meisje als meisje moest ‘sterven’ voordat zij aan een nieuw leven als vrouw en moeder kon beginnen.

In de voorhistorische periode zou de overgangsperiode van de ene naar de andere status gepaard zijn gegaan met een initiatieritueel voor groepen van leeftijdsgenootjes. Tijdens deze statusloze periode vielen de meisjes buiten het maatschappelijke leven. Mogelijk deden zij dienst in een tempel van Artemis of een andere godheid. Ze werden daarbij aangeduid als de dieren die aan de godin waren gewijd. Voor jongens waren vergelijkbare initiatiegroepen waarbij de jongens bijvoorbeeld de ‘wolven’ konden zijn die de ‘vogels’ (meisjes) achterna zaten. De periode van afzondering werd afgerond met een groepshuwelijk, waarna de jonge vrouwen en mannen weer deel uitmaakten van de gemeenschap; nu echter als volwassenen.

Toen de kleine plaatsen opgingen in grotere stedelijke en regionale verbanden, zouden de inwijdingen meer individueel zijn geworden, met een periode van tempeldienst voor een selecte groep, en voor het gewone volk snelle inwijdingen voor de vorm, met een goedkoop schaaltje als souvenir.

Silvia Fogliazza noemde de initiatierituelen voor jongens in een artikel in Ancient History No.39 (jun/jul 2022). Griekse namen met –lycos, dat ‘wolf’ betekent, waren in dit verband betekenisvol, schreef ze. Dragers van die namen, zoals Autolycos, de grootvader van Odysseus, waren wellicht de inwijders, die als half mens, half dier werden voorgesteld. Zij ‘doodden’ de inwijdeling als jongen en wekten hem weer tot leven als man. De dierlijke wolvenhelft hield verband met de god van het dodenrijk.

Fogliazza besprak een aantal Etruskische afbeeldingen. Op één is een wolfmens te zien die uit een put komt en een man aanvalt – dit verwees waarschijnlijk naar een ons onbekende mythe – en er zijn meerdere afbeeldingen met Aita en Phersipnai, de Etruskische Hades en Persephone, heersers van de onderwereld. Aita draagt de kop van een wolfshuid als een muts over zijn hoofd. Het is duidelijk dat het beeld van de wolf te maken heeft met de dood.

De wolf, schreef Fogliazza, heeft een dubbele aard: het is een wild dier, maar tevens de voorouder van de gedomesticeerde hond. De wolf kan de schaapskudden aanvallen, maar de hond beschermt de kudden. Ze vermeldt de Franse uitdrukking entre chien et loup, tussen hond en wolf. Dit verwijst naar de avondschemering, de overgangsperiode tussen dag en nacht.

Ze vertelt een verhaal over herders op de berg Soracte die na een confrontatie met wolven die zich hadden verscholen in een grot, te maken kregen met een ziekte. Kennelijk hadden zij een taboe overtreden. Om dit te herstellen moesten zij in opdracht van een orakel een tijd ‘als wolven’ leven. Het verhaal was de oorsprongsmythe voor de priesters die Hirpi Sorani werden genoemd: wolven van de god Soranus. Soranus was een oude Italische god van de onderwereld. De Hirpi Sorani liepen eens per jaar driemaal blootsvoets door de smeulende resten van een houtvuur, bij wijze van tocht naar het dodenrijk en terug, om de gemeenschap ritueel rein en gezond te houden.

Ze noemt ook de Romeinse Lupercalia, het festival tijdens de dagen in februari die waren gewijd aan verering van de voorouders. Het ritueel begon bij de Lupercal, de grot waar Romulus en Remus, de stichters van de stad Rome, als babytjes gezoogd zouden zijn door een wolvin. Jongens die luperci werden genoemd brachten offers, waarna de priester hen met het bebloede offermes op hun voorhoofd aanraakte. Het bloed werd vervolgens weggewassen met een in melk gedrenkt plukje wol. Hierna moesten de jongens lachen en slechts gekleed in strookjes vel van de geofferde dieren door de straten van Rome rennen. Na deze rite waren de luperci Romeinse burgers geworden.

Romeinse tempel

In hetzelfde nummer van Ancient History stond een aantal artikelen over Romeins burgerschap. Een klein stukje met foto was gewijd aan de perfect bewaard gebleven kom van blauw Romeins glas, die begin dit jaar werd gevonden bij de opgraving van een Bataafse nederzetting in Nijmegen.

En dit brengt me tenslotte op het andere nieuws dat weinigen zal zijn ontgaan: de vondst van een Romeinse tempel in Herwen-Hemeling (gemeente Zevenaar). “Nog nooit eerder is in Nederland zo’n compleet complex gevonden met een tempelgebouw, votiefstenen en kuilen met resten van offers,” stond in het nieuwsbericht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De tempel lag vlak bij de limes, de grens van het Romeinse rijk en is door soldaten gebruikt. Er zijn votiefstenen gevonden, gewijd aan “Hercules Magusanus, oppergod Jupiter, Mercurius, de Junones, en de van oorsprong Egyptische godheid Serapis”, staat op de website van Museum het Valkhof in Nijmegen, waar t/m 30 september een tentoonstelling is van topstukken uit de opgraving. 

De Neder-Germaanse limes is afgelopen zomer op de Unesco-Werelderfgoedlijst geplaatst. Het is wel jammer, schreef Jasper de Bruin op de website van het Leidse Rijksmuseum voor Oudheden, dat de recente ontdekking net te laat kwam om nog te worden opgenomen in de erkenning van het werelderfgoed. Hij plaatst de vondst van Herwen-Hemeling in zijn artikel in een groter verband en vermeldt andere Romeinse heiligdommen, die in Nederland, Engeland en Duitsland zijn aangetroffen.

Melusine bezocht de tentoonstelling in Museum het Valkhof op een zaterdag. Ze vertelde me dat het er verrassend rustig was. Speciaal voor de kinderen was er een leuke en leerzame ‘Romeinenwerkplaats’. Een man die als vrijwilliger betrokken was bij de opgraving, vertelde daar over de diverse soorten aardewerk die er waren gemaakt. Romeinse soldaten hielden zich namelijk niet alleen bezig met vechten; de meeste tijd waren zij ambachtslieden. Het maken van dakpannen was een specialiteit van het leger en de dakpannen werden gemerkt met een stempel. In Herwen-Hemeling zijn zulke stempels gevonden. Hij vertelde dat je aan potscherven van alles kon aflezen: waar de klei vandaan kwam, of het lang of kort was gebakken, en of het een met de hand gevormd of op de draaischijf gemaakt gebruiksvoorwerp was, of een chique, gegoten en geglazuurd pronkstuk. Melusine vond de tentoonstelling echt een aanrader. De tentoonstellingsfoto’s bij dit artikel zijn van haar hand.

Noten

1 Bij het schrijven van dit stuk kon het fragment niet worden afgespeeld. Als dat zo blijft: hier is de hele uitzending te vinden. Het item over de heksennacht begint rond 34’30.

2 Over dit laatste werd twee jaar geleden al bericht;  waarschijnlijk kon de opvoering toen geen doorgang vinden vanwege corona. Een Facebookvriend uitte destijds bedenkingen bij het verhaal van het toneelstuk, omdat niet duidelijk werd welke historische documenten deze geschiedenis vermeldden.
Van ‘De hoofdige boer’ van A.C.W. Staring, waarvan nu op de website van het theatergezelschap enkele versregels worden aangehaald en dat ik daarom opzocht om te zien of dat wellicht een bron was of ernaar verwees, werd ik niet veel wijzer. Het is een humoristisch gedicht over een koppige boer die de pasgebouwde brug maar dubieuze nieuwlichterij vindt, en net als zijn voorvaderen het water blijft oversteken door de modderige voorde – en blijft geloven in de kracht van kruiden en hekserij, valt tussen de regels door te lezen.
Maar in een boekbespreking op Historiek las ik dat de heks van Almen volgens Ruud Borman, in Toverij & Toveressen, “het meest genoemde en aangehaalde slachtoffer in de literatuur van de heksenvervolgingen in Nederland” is, maar dat er verder over haar weinig bekend is. Zelf bezit ik dat boekje niet, maar wie het naadje van de kous wil weten, vindt daarin misschien aanknopingspunten.

3 Het schijnt dat het overdrachtelijke gebruik van het woord ‘heksenjacht’ is terug te voeren op het succes van dit toneelstuk.

4 Het is een bekend thema: de heks die in een andere gedaante (dikwijls die van een zwarte kat, haas of ander dier) wordt verwond, en vervolgens in mensengedaante als heks wordt ontmaskerd door die wond.
Mijn opa vertelde mij lang geleden ook zo’n verhaal. Het ging over een jongeman die op een nacht bij volle maan in het bos dertien zwarte katten zag, en zijn mes ernaartoe gooide waardoor hij één kat aan een achterpoot verwondde. De volgende dag ontmoette hij een aantrekkelijke jongedame die hinkte, en met wie hij trouwde en nog lang en gelukkig getrouwd bleef – al was het wel wat vreemd dat ze bij volle maan altijd ’s nachts weg was…
Het merkwaardige hieraan was dat mijn oma jaren later, toen het verhaal weer eens ter sprake kwam, zei: “O ja, dat was [een bepaald iemand]. Die woonde [ergens].” En ze gebaarde met haar hand in de richting van waar het zich zou hebben afgespeeld. Ik was te verbaasd om te noteren welke naam en locatie ze noemde.

5 Pooley verwijst in het gesprek onder meer naar Jeanne Favret-Saada, die onderzoek deed naar hekserij in de Bocage en merkte dat zij door de vragen die ze stelde, zelf deel ging uitmaken van het complex van sociale verhoudingen en verdenkingen rond hekserij.

6 Het is mij niet bekend of er een Nederlandse vertaling bestaat voor het begrip alief. ‘Bijgeloof’ lijkt me niet geschikt. Het woord bijgeloof suggereert nog altijd een geloof, naast het het hoofdgeloof. Dit weerspiegelt die ‘christelijke’ zienswijze waar Pooley het over heeft. Zelf weet ik geen goed woord te bedenken waarin de aardigheid van A-lief versus B-lief (“B zeggen maar A doen”) behouden blijft.

7 Daniel Ogden: Magic, Witchcraft, and Ghosts in the Greek and Roman Worlds: A Sourcebook (p.175)

Over Medeia

Een belangrijke, niet-christelijke basis van onze zgn. westerse beschaving is het oude, deels imaginaire, Griekenland. Medeia is een naam uit de Griekse mythen, waar zij echter werd beschreven als een sinistere snuiter uit het barbaarse Oosten. De spanning die voortkomt uit een denken in tegenstellingen, zoals erbij horen / een buitenstaander zijn, is in Medeia’s beleving een drijvende kracht in ‘de oude religie’. Uit de nalatenschap van de klassieke oudheid stamt ook het ideaal van de Kunst als toegang tot een andere dan de alledaagse werkelijkheid. Medeia schrijft sinds 2010 voor Wiccan Rede.
Dit bericht is geplaatst in Nieuws met de tags , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.