Er was veel aandacht voor bomen en hun ‘sociale netwerken’ in de afgelopen periode. Zoveel dat ik besloot er maar een thema-aflevering van ‘Oud nieuws’ van te maken.
Koortsboom
Een magische handeling die overal ter wereld lijkt voor te komen, is het ophangen van lapjes aan takken van een boom, spijlers van een hek, of iets anders waaraan wat kan worden vastgeknoopt1 in de buurt van een bijzondere plek, om gezondheid of iets anders wenselijks af te smeken. Bekend zijn de zogenaamde koortsbomen. Door het achterlaten van een stukje stof dat door een zieke bij zich is gedragen, bijvoorbeeld een zakdoek of haarlint of een reepje van het hemd, kan men de ziekte aan zo’n boom overdragen, is het idee, zodat de zieke zal genezen. (De boom zelf wordt daar niet ziek van.)
In Overasselt staan bij de ruïne van een kapel bomen die de reputatie hebben koortsbomen te zijn. De oorspronkelijke koortsboom op die plek is een eik, die er vanaf 1903 staat. Toen die zo groot werd dat mensen niet goed meer bij de takken konden, is er een jonge eik bij geplant. In deze dagen, tijdens de coronapandemie, fungeren struiken in de nabijheid als hulpkoortsboom, was in oktober te lezen in Trouw. Behalve de traditionele stukjes stof hangen er tegenwoordig ook mondkapjes. Soms worden er wensen op geschreven zoals “Voor iedereen veel geluk en gezondheid!” Volgens neerlandicus Stan Hollaardt hoort bij het gebruik dat je zo’n lapje ’s nachts ophangt, en bij het weglopen niet meer omkijkt.
Klaagboom
Performance-kunstenares Marina Abramovic stelt voor deze tijd een enigszins vergelijkbaar ritueel voor. Bij haar zijn het niet zozeer lichamelijke ziekten die bij een boom kunnen worden gedeponeerd, maar de psychische problemen die voortkomen uit de coronapandemie, de lockdowns en de overige maatregelen. Zij is ervan overtuigd dat bomen een eigen soort intelligentie en gevoel hebben, en goede luisteraars zijn.
Ze was er ooit getuige van hoe Indianen in het Amazonegebied naar een sequoia gingen om ervoor te dansen. Het was zo’n krachtige emotionele gebeurtenis dat zij iets vergelijkbaars wilde bedenken voor haar ‘Abramovic Method’ (“een verkenning van het aanwezig-zijn in tijd en ruimte met oefeningen gericht op ademhaling, beweging, roerloosheid en concentratie”).
Vertel een boom waar je last van hebt en wat jou dwars zit, adviseert zij, en je zult je verfrist en vol nieuwe energie voelen. Een Welshe rugbyspeler die de oefening uitprobeerde, verzuchtte tegen een boom dat hij zo graag naar het theater en naar muziekoptredens ging, maar dat dat nu door covid-19 onmogelijk was. Hij was diep geroerd door het feit dat ‘zijn’ boom – met een beetje grijzige pluizige schors die leek op zijn eigen baard: “het voelt als een lang uit het oog verloren familielid” – schijnbaar in antwoord op zijn klacht lichtjes heen en weer begon te zwaaien, alsof hij hem wilde sussen met een wiegeliedje.
Abramovic geeft nog enkele tips: Kies een boom uit die jou gevoelsmatig aanspreekt. Het hoeft geen grote, mooie of anderszins indrukwekkende boom te zijn. Begin niet meteen de boom te knuffelen of aan te raken, maar voel eerst de energie. Leg dan je klachten aan de boom voor. Blijf er minstens een kwartier.
In een reactie maakte iemand zich kwaad over het willen opdoen van nieuwe energie uit het contact met een boom: “Dat is VAMPIRISME en daarom zeggen wijze mensen doe dat niet maar voor en na het knuffelen enz moet je de bomen eren, ze bedanken voor hun aanwezigheid en AAN HEN GEVEN want zij hebben het stukken moeilijker dan mensen…”
Beatleboom
Ook Sir Paul McCartney praat regelmatig tegen een boom waarmee hij een speciale band voelt. Hij klaagt er niet tegen, maar zegt ‘m eenvoudig gedag. Het gaat om een zilverspar die hij ooit kreeg van zijn in 2001 overleden Beatles-bandgenoot George Harrison, en die bij de ingang van zijn landgoed staat.
In Nederlandse media werd het voorgesteld alsof McCartney ervan overtuigd was dat de geest van Harrison daadwerkelijk zijn intrek had genomen in de boom. In het Engelstalige interview waarop het bericht was gebaseerd, maakte het een minder letterlijke indruk. Het gesprek ging er op zeker moment over dat John Lennon, als hij nog had geleefd, dit jaar 80 zou zijn geworden. McCartney merkte op dat hij nog vaak aan Lennon terugdacht, “en met George is het net zo”, waarna hij vertelde over de zilverspar: telkens wanneer hij die zag staan, werd hij herinnerd aan Harrison, die hem de boom had gegeven. Zo was het geschenk in zijn ogen meer en meer de gever gaan belichamen: “Voor mij is George in die boom gaan zitten; ik hoop dat hij dat goed vindt.” Als hij er nu langs komt, groet hij de spar: “Hi George!”
Coen Verbraak opende een uitzending van Met het oog op morgen met het nieuwtje over Paul McCartneys gesprekken met de zilverspar, en besloot: “Je kunt om zo’n bericht lachen, maar ook een ex-Beatle heeft natuurlijk gewoon recht op een sparring partner”.
Kerst(?)boom
De kerstbomen die traditiegetrouw met Driekoningen op straat werden gezet, zetten sommigen aan het denken. Iemand vroeg zich af of dit ‘wegdoen’ een symbolische afwijzing van het Oosters-orthodoxe kerstfeest kon zijn, dat rond die tijd wordt gevierd. Een ander, of het niet verkieslijker was die kerstbomen te verbranden dan ze bij het grofvuil te zetten. Wat dat laatste betreft: in veel gemeenten kan de kerstboom mee met het gft-afval.
Conflicten tussen Oosters en Westers christendom lijken niet via kerstbomen te worden uitgeleefd, maar gespannen verhoudingen tussen ‘Oost’ en ‘West’ zijn zeker terug te vinden in de geschiedenis van de yolka, de Russische nieuwjaarsboom die geen kerstboom mag heten. De historische achtergrond van deze traditie is onduidelijk. Men heeft het over een Russische heidense oorsprong, maar ook over tsaar Peter de Grote (Zaankanters kennen hem wel) die rond 1700 het Westeuropese gebruik zou hebben overgenomen om het jaar te laten beginnen op 1 januari, en ter gelegenheid daarvan versieringen op te hangen met winters groen. Het kerstboomgebruik wordt tevens toegeschreven aan de invloed van de Pruisische echtgenote van tsaar Nicolaas I, in de negentiende eeuw.
Na de Russische Revolutie is de yolka een tijd in de ban gedaan. Het versieren van een boom werd gezien als een onwetenschappelijk bijgeloof en burgerlijk gebruik van Duitse (vijandelijke) herkomst. Maar in de jaren ’30 wist iemand Stalin ervan te overtuigen dat een nieuwjaarsboom een goede atheïstische manier was om de Sovjetjeugd een winters pleziertje te gunnen. Zo werd de yolka opnieuw, liefst met een rode Kremlinster in top, het middelpunt van winterse gezelligheid, compleet met spelletjes, feestelijk eten en verhalen over Grootvader Vorst en het Sneeuwmeisje. Emigrerende Russische Joden namen de traditie mee naar hun nieuwe thuislanden, om daar voortdurend te worden geconfronteerd met de vraag waarom ze een christelijk feest vierden…
Volgens de Tuinscheurkalender 2021 is het in huis halen van kerstgroen in de winter bedoeld om de boomgeesten een warm onderdak te bieden. De boom moet op 6 januari wel weer naar buiten, want anders brengt het ongeluk en wordt het te laat lente.
De kerstboom is ook wel in verband gebracht met Attis, het sterfelijke liefje van de grote moedergodin Cybele. De Romeinen hadden de Attiscultus overgenomen uit Klein-Azië. De mythe over Attis verhaalt dat hij de godin ontrouw wordt, waarop zij hem dit zodanig kwalijk neemt, dat hij in een toestand van waanzin of wroeging zichzelf op medisch onverantwoorde wijze castreert. Hij overlijdt aan de gevolgen en de godin vangt zijn levensgeest in een pijnboom of spar om te zorgen dat hij niet helemaal dood gaat. In de lente wordt Attis herboren als zoon van de godin.
Schildersbomen
In samenwerking met de 50-jarige Bomenstichting organiseerde het Dordrechts Museum de tentoonstelling ‘Diepgeworteld – Bomen in de Nederlandse schilderkunst’ (volgens de planning nog t/m 5 april te zien). Hierbij verscheen een speciale publicatie (te koop in de museumwinkel of te bestellen bij de Bomenstichting). Daarin zijn afbeeldingen te vinden van een aantal schilderijen van de tentoonstelling, en uiteenlopende artikelen “over de boom in de kunst en in de natuur”.
In een drieluik wordt aandacht besteed aan de eik, “de koning van het woud”, die voor een grote biodiversiteit zorgt, naar de hemel reikt, bij onweer vaker dan andere bomen door de bliksem wordt getroffen, en stevig hout levert. De boom werd daarom van oudsher geassocieerd met een hemelse oppergod als Taranis, Dagda of Jupiter, die de bliksem hanteerde en patroon van de gastvrijheid was. Onder eiken werd vergaderd en rechtgesproken. In Nederland zijn geen oude rechtseiken meer te vinden, maar in Engeland zijn er nog vijf.
De eiken bij Wolfheze werden in de jaren veertig van de negentiende eeuw door de Oosterbeekse landschapsschilders romantisch ‘Wodanseiken’ genoemd. In een eerdere aflevering van ‘Oud nieuws’ maakte ik hier al melding van. Deze schilders zouden nachtelijke bijeenkomsten onder de eiken hebben gehouden. “Dat is goed mogelijk, omdat in die tijd ook het moderne druïdisme opkwam met bijeenkomsten tijdens volle maan. Van [Jacob] Cremer is in ieder geval een aquarel bekend, getiteld ‘Wolkenspel bij maanlicht’ uit 1870’, schrijft Maja Kooistra.
Rode bomen
Enkele schilderijen uit de tentoonstelling in het Dordrechts Museum komen in het magazine Diepgeworteld aan bod. Onder andere Maannacht IV van Jan Sluijters. Dit werk weet “op indringende wijze het gevoel over te brengen van een zinderend nachtlandschap”. De manier waarop de rode boomstammen omgeven lijken te zijn door een blauw schijnsel riep bij mij de associatie op met een oefening die zou moeten helpen om aura’s of energievelden te leren zien, waarbij men met een soort dromerige blik net naast een boomstam kijkt.2
Het schilderij van Sluijters is uit 1912. Kort daarvoor (1908-1910) schilderde Piet Mondriaan zijn beroemde Avond; de rode boom. Dit werk wordt besproken in het artikel ‘Mondriaans boomfeest bij maanlicht’. Marcel van Oort vertelt daarin dat Mondriaan toen hij dit schilderde zeer geïnteresseerd was in mystiek, en op zoek was naar een manier om in de kunst een spirituele waarheid uit te drukken zonder de wereld van de zintuigen achter zich te laten. Het is bekend dat veel artiesten en intellectuelen in die jaren belangstelling hadden voor theosofie, antroposofie en dergelijk gedachtengoed. Avond, nacht, maan en sterren waren geliefde thema’s, net als bomen. Het is misschien niet eens zo heel vergezocht om in Sluijters’ Maannacht IV een suggestie van boomaura’s te zien.
Bomenspel
Socioloog en schrijver Ruben Jacobs vertelt in het artikel ‘Luchtvertalers’ – Hoe kunst ons navigeert door de ecologische crisis over een kruising tussen theater en spel, genaamd Forest, waarin men zich in gedachten verplaatst naar een wereld waarin alle bomen ophouden zuurstof te produceren zodra één boom wordt bedreigd. Omdat dit het leven van de mensen in gevaar brengt, hebben die de bomen heilig verklaard, en het kappen of beschadigen van een boom wordt voortaan als moord beschouwd. Deelnemers aan het spel moeten in deze imaginaire wereld een andere levenswijze zien te vinden, waarin niet de mens maar de boom centraal staat.
Je kunt betwijfelen of het inwisselen van de ene dominante levensvorm voor een andere de oplossing is, maar Jacobs meent dat de boom in deze ‘mooie perspectiefkanteling’ gezien moet worden als metafoor voor het hele ecosysteem. Net als de coronacrisis laat Forest volgens hem zien dat de mens met zijn maatschappelijke structuren niet buiten of boven de natuur staat, maar deel uitmaakt van een geheel van verbanden en interacties.
Cultuur berust uiteindelijk op een onderlaag van mythen, verhalen, metaforen en rituelen, stelt Jacobs in navolging van futuroloog Sohail Inayatullah. Om diepgaande culturele transformatie te bewerkstelligen, moet je reiken tot de diepste laag van een cultuur, die bestaat uit mythen, verhalen, metaforen en rituelen. Kunstenaars zijn bij uitstek degenen die met deze laag werken.
Meer bomen
Boeiend zijn ook de teksten over knotbomen (die in de kunst vaak de levensboom symboliseren, of het jonge leven dat opnieuw ontspruit uit een schijnbaar dode stronk), markeringsbomen (bijvoorbeeld als grensaanduiding, die niet stiekem verplaatst kan worden zoals een grenssteen, of als herkenningspunt voor schepen), kroezebomen en kindertjesbomen (waar vroeger, toen de mensen voor nageslacht afhankelijk waren van ooievaars, groene kolen en dergelijke, de kindertjes vandaan kwamen).
Een fraai schilderij van Matthijs Maris, genaamd De oorsprong (Bosgezicht te Oosterbeek), wordt aangegrepen om iets te vertellen over de ‘Ondergrondse mysteries’ van het wood wide web. Dit netwerk van schimmeldraden verbindt bomen en planten via hun wortels met elkaar tot een echte gemeenschap. Via het schimmelnetwerk worden voedingsstoffen getransporteerd van oudere naar jongere bomen die in de schaduw staan en daardoor zelf nog onvoldoende voeding kunnen aanmaken door fotosynthese, of in de winter door naaldbomen naar loofbomen en ’s zomers andersom. Maar het is niet één en al liefdevolle zorg. Ook boomziekten en zwammen die een boom aantasten kunnen zich via het netwerk verspreiden.
Wood wide web
In november besteedden diverse kranten3 aandacht aan Entangled Life, het boek van Merlin Sheldrake (een zoon van Rupert Sheldrake), dat in Nederlandse vertaling verscheen als Verweven leven. In een interview vertelt Merlin Sheldrake dat zo’n 90% van alle planten afhankelijk is van schimmelnetwerken. Hij wijst erop dat de schimmels in het wood wide web geen volstrekt passieve doorgevers van informatie zijn (zoals de www-metafoor lijkt te impliceren), maar actief wegen zoeken, verbindingen aangaan en sturend optreden.
Merlin Sheldrake is zijn hele leven al geïnteresseerd in schimmels, paddestoelen en alles wat daarmee verband houdt. Als kind wilde hij weten hoe herfstbladeren composteerden. Als tiener bestudeerde hij korstmossen op grafstenen (korstmossen zijn algen en schimmels in symbiose, of schimmels, bacteriën en gisten). Als student was hij geïntrigeerd door de met folie afgedekte bakken die de vriend van een huisgenote altijd in de keuken achterliet. Het bleek te gaan om het maken van wijn. Vervolgens probeerde hij of hij zelf zoiets kon doen met appelsap en bakkersgist, en het resultaat vond op een feestje gretig aftrek.
Hij observeert het onderwerp van zijn interesse dus niet alleen afstandelijk, maar gaat er actief mee aan de slag. Hij probeert zich in te leven in schimmels en slijmzwammen, en filosofeert over vragen als: kun je deze levensvormen intelligent noemen? Als een mier de ‘zombieschimmel’ Ophiocordyceps bij zich draagt waardoor zijn gedrag zodanig verandert dat de schimmel zijn sporen optimaal kan verspreiden, is het dan nog wel een mier, of is het een door de schimmel bezeten mier, een schimmel in mierenkleren, of is het nog iets anders, waarin de afzonderlijke organismen van schimmel en mier zijn opgegaan? Hoe zinvol is de notie van individualiteit? Als het gedrag van een mens onder invloed van LSD (gebaseerd op een verwant van de ‘zombieschimmel’) verandert, is dat dan vergelijkbaar met het veranderde gedrag van zo’n mier? Wat gebeurt er precies als iemand zich door gebruik van paddo’s opgenomen voelt in het grote geheel? Kan het zijn dat de schimmels ons iets willen laten zien?
De tekeningen voor zijn boek zijn gemaakt met inkt van de inktzwam en het boek is opgedragen aan “the fungi from which I have learned”.
Stadsbomen
In Dordrecht zijn niet alleen bomen op schilderijen in het museum te bewonderen, maar ook markante bomen in de stad. Tegelijk met het magazine over de tentoonstelling ‘Diepgeworteld’ is het gidsje Langs monumentale bomen in Dordrecht uitgegeven. Stadsbomen hebben het zwaarder dan bomen in een bos, omdat ze meestal geïsoleerd staan en zo de connecties van een wood wide web moeten missen. Bomen die in principe honderden jaren oud kunnen worden, worden in een stad vaak niet ouder dan een jaar of veertig (las ik in Diepgeworteld). Toch zijn in Dordrecht nog 77 bomen te vinden die als ‘monumentaal’ zijn aangemerkt. Dat betekent dat ze minstens 80 jaar oud zijn en nog wel een tijdje door kunnen, en daarbij iets bijzonders hebben zoals beeldbepalend zijn, of verband houden met een historische gebeurtenis.
In het gidsje, dat als drukwerk verkrijgbaar is maar ook als pdf op internet staat, worden 29 van deze bomen genoemd. Ze staan op een kaartje aangegeven, maar er is niet expliciet een wandel- of fietsroute bij uitgestippeld. Bij een aantal staat zowel op een bordje bij de boom als in het gidsje een QR-code waarmee een luisterfragment kan worden opgeroepen. Voor wie (liever) geen smartphone gebruikt staat ook deze audiotour op internet.
Sprekend bos
In december zond het radioprogramma Vroege Vogels een tweedelig reisverslag uit van biologe en ontdekkingsreizigster Arita Baaijens over haar laatste bezoek aan Bosavi, het tropische woud op een vulkaan in Papoea Nieuw Guinea. De documentaire heette ‘Het bos dat spreekt’.
Eerder schreef zij in een artikel voor Happinez (nu op haar eigen website) over het ‘bezielde bos’:
“Bosavi is zo’n schemerwereld waarin dingen voortdurend van vorm en plaats veranderen. Nu zie je het niet, dan weer wel. Ook natuurwezens wisselen van gedaante. (…) Tijdens mijn verblijf hoger op de vulkaan doodde een jager tegen de regels in een zeldzame vogel. Eenmaal thuis kreeg de man een ongeluk. Er zat voor hem niets anders op dan het hele eind terug te lopen om de vertoornde geest te pacificeren met een offer. De man in kwestie was bekeerd tot het christendom, maar daar hadden de masalei blijkbaar lak aan. Het sterke geloof in natuurgeesten is volgens mij de redding van het regenwoud. Taboes voorkomen dat mensen het bos plunderen en natuurlijke rijkdom te gelde maken.”
In de radiodocumentaire vertelt ze dat de schemerwereld van het bos, waar je niet verder dan een meter of twee vooruit kan kijken, haar in het begin een claustrofobisch gevoel gaf. Van haar Papoeagids, de vogelkenner Albert Dalilomé, begreep ze dat het geen kwestie van kijken was, maar van luisteren. Er ging een wereld voor haar open.
Ze wilde graag geluidsopnames maken van de vogels in het bos, maar aanvankelijk lukte dat maar niet. Ze begon zich af te vragen of dit wilde zeggen dat ze eerst maar eens op de inheemse manier moest leren luisteren; de verhalen leren kennen, leren wat het bos te vertellen heeft. Bepaalde vogels in Bosavi maken volgens de lokale wijsheid niet zomaar geluiden, maar vertellen iets. Bijvoorbeeld dat het tijd is om op te staan of naar huis te gaan, of welke dieren een jager zal treffen. Of ze brengen een groet van een dierbare overledene. Dit weerhoudt de mensen er overigens niet van zo’n vogel te vangen om op te eten.
Zo eenvoudig is het trouwens niet om alle verhalen te leren. Toen ze bij een eerder bezoek steeds maar bleef doorvragen naar de verhalen over de vulkaankrater – waar volgens de Papoea’s een oude vrouw in huist die alles in Bosavi heeft geschapen, en waar volgens biologen allerlei bijzondere soorten leven omdat het een afgezonderd gebied is waar de evolutie 250.000 jaar ongestoord haar gang heeft kunnen gaan – werd haar beoogde informant (de broer van chief Sigalo), boos. Hij kon die geheime verhalen toch niet zomaar vertellen! Dan zouden er vreselijke dingen gebeuren. Een verhaal moet onder de juiste omstandigheden, in de passende omgeving worden verteld. En als je iets wilt krijgen (zoals een verhaal), moet je altijd ook iets teruggeven. Dat wilden soldaten, missionarissen, cameraploegen en andere buitenstaanders tot zijn ergernis maar niet begrijpen.
Natuurbehoud
Het concept ‘conservation’ (natuurbehoud) waar buitenlandse natuurbeschermers het altijd maar over hadden, stelde de mensen in Bosavi voor raadsels. Wat er gewoon is, hoeft immers niet beschermd te worden. Op de vraag “wat is natuur voor jullie?” kreeg Baaijens antwoorden over “dingen die leven, die bewegen (…) nature beings, natuurwezens, masalei (…) dingen die kunnen handelen als je iets verkeerd hebt gedaan”. Ze begon te beseffen dat het idee dat zij, als westerse bioloog, over ‘natuur’ had, ging over een verzameling te beschrijven objecten. In Bosavi maakt het bos deel uit van het mens-zijn en dat levert een heel ander wereldbeeld op.
In het tweede deel van de reportage wordt duidelijk dat er wel degelijk gevaar dreigt voor het bos. Maleisische houtkappers willen graag dat de Papoea’s “een paar bomen” afstaan. Een vrouwelijke chief, chief Jessica, zag de kaalslag en heeft daar een stokje voor gestoken, maar hierdoor zijn er nu ook geen voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg gekomen. Sommige jongeren zijn daar ontevreden over en willen eigenlijk wel stukken bos verkopen.
Volgens Arita Baaijens is de natuur in Bosavi echter geen passief, weerloos iets, maar een handelende factor. Dingen die niet gaan zoals mensen willen, kunnen worden opgevat als protest van de natuur tegen menselijke overtredingen die de harmonie hebben verstoord. Zij had graag willen afdalen in de vulkaankrater om de natuur te bestuderen, maar dat bleek door aardverschuivingen niet mogelijk. Ook de verhalen die bij de krater hoorden, kreeg ze daardoor niet te horen. “Hoewel ik ècht heel teleurgesteld ben dat ik niet naar beneden kan, (…) zie ik ook wel de schoonheid in van het feit dat de krater mij op m’n plek heeft gezet. Iets wat een mysterie is, moet misschien wel een mysterie blijven.”
Ter afsluiting een tot nadenken stemmende observatie van Arita uit haar gesprek met Sinan Can over Bosavi. Hij had begrepen dat in Papoea Nieuw Guinea maar liefst 823 talen worden gesproken en zij reageerde: “Heel interessant hè: waar veel talen zijn, is de biodiversiteit heel groot. (…) Als talen verdwijnen, verdwijnt ook de biodiversiteit.”
Noten
[1] Verwant, maar m.i. niet helemaal hetzelfde is het relatief nieuwe gebruik van liefdesparen om hangsloten aan bruggen te hangen. Bij de zgn. liefdessloten gaat het om het bevestigen, d.w.z. vast maken, van de (dikwijls door de omgeving van de geliefden niet geaccepteerde) liefde, om die te kunnen behouden. De sleutel wordt in het water onder de brug gegooid om het definitief te maken. Ik weet niet of het water daarbij nog een rol speelt als ‘heilige’ plaats. Bij de lapjes gaat het erom, een ziekte of ander probleem kwijt te raken door het over te dragen aan / onder de hoede te brengen van de boom(nimf), bron(nimf) of heilige van die plek. Wanneer het lapje vergaat of de knoop losraakt, verdwijnt de ziekte of is het probleem opgelost. Zie ook S. van Roode: ‘The Magic of Tying’.
[2] Liefst zonder afleidende achtergrond en bij niet te fel licht. Ik denk dat wat men op die manier ziet eerder verband houdt met de fysiologie van onze ogen dan met een energieveld, maar belangstellenden kunnen deze of een soortgelijke oefening gemakkelijk op internet vinden.
[3] waaronder Trouw (andere kranten hebben hun artikelen achter een betaalmuur gezet).
Wat een mooie en diverse connecties heb je weer gelegd Medeia! Heerlijk om al die kunstwerken weer eens opnieuw te gaan bekijken, met andere ogen.