“Heksen bestaan”; hiermee zal ik geen van u, lezers, iets nieuws vertellen. Toen ik in 1996 in een Deventerse boekhandel dit boek in handen had was ik… ja, wat gebeurde er eigenlijk? Verbaasd. Geïntrigeerd. Het boekje trok me onmiddellijk aan. Een gevoel van ‘zou het dan toch echt…?’. Als HBO-student Milieukunde had ik in die tijd niet bijzonder veel te verteren en een bezoek aan de boekhandel (studieboeken terzijde) was meer een verlekkerd titelbladen snoepen dan daadwerkelijk wat kopen. Desondanks heb ik het boek gelijk afgerekend. En daarna in één ruk uitgelezen. Verbazing, maar vooral herkenning. Dat ‘onbestemde’ in mij, een bepaalde manier van denken en voelen, dingen ervaren: dat had een naam. En waren meer mensen die dat hadden. En die mensen hadden elkaar ook gevonden, en gaven daar samen uiting aan.
Achter in het boek stond het adres van het ‘Onafhankelijk Paganistisch Platform’ (OPP) dat de lezers opriep te schrijven voor meer informatie en het leggen van contact. Dat heb ik toen gedaan. Met het – ja, ja, kinders, zo ging dat toen! – insluiten van een aan mijzelf geadresseerde en gefrankeerde envelop. En toen bleef het stil. Op dit punt in de tijd vertoont mijn herinnering een hobbel, want ik kan me het vervolg niet helemaal meer voor de geest halen. Het volgende filmfragment in mijn geheugen is een heksencafé in Utrecht, waar ik voor het eerst kennismaak met echte heksen. Volgens mij heb ik uiteindelijk toch een reactie op mijn brief ontvangen; niet van het OPP zelf, maar iemand die me berichtte dat dit niet langer bestond maar dat er wel andere georganiseerde ontmoetingen waren. Als op dit punt een lezer zich ergens herkent: ik hoor het graag! Het zou ook kunnen dat ik ergens anders in Deventer – in de kringen waarin ik verkeerde was men doende met yoga, macrobiotisch koken, zelf geitenwollen sokken breien etc. – iets heb opgevangen over de heksencafés en zodoende in Utrecht uitkwam. Hoe het ook zij: in het immer sfeervolle AC-restaurant Utrecht begon het. Mijn eerste stappen op het paganistische pad van wicca en mijn relatie met Silver Circle.
Er bleek een echte opleiding te bestaan waarmee men zich de basisbeginselen van de Gardnerian Wicca eigen kon maken. Je kreeg van die mooie blauwe boekjes thuisgestuurd en de antwoorden gingen retour naar een niet nader te noemen adres in Zeist. En met enige regelmaat werd er een avond georganiseerd waarop je je mede-cursisten, alsook je begeleider/mentor kon ontmoeten. Ik weet nog hoe ik de eerste keer met klamme handen in Zeist van de bushalte liep naar het adres dat me opgegeven was. Geen idee wat ik aan zou treffen. Toen ik op het genoemde nummer voor de deur stond, twijfelde ik nog; het was een zo ‘gewoon’ huis. Karakteristiek jaren ’30, keurige voortuin. De deur ging open en ik werd eerst door gastheer en dan gastvrouw welkom geheten. Een man met lang donker haar, een pony en een paardenstaart. Een kleine vrouw met dito lang donker haar, sprekende ogen. Ja, ik ben hier goed.
Ik werd de woonkamer in geleid. Een ruime kamer, houten vloer en enorme boekenkasten, tjok- en tjokvol. Ik was gelijk onder de indruk. Er was zoveel nog te lezen: ik voelde me echt een beginner, met zoveel kennis en ervaringen die ik nog niet tot me genomen had. Ruim drie jaar lang vonden de blauwe boekjes hun weg naar mijn brievenbus. Die overigens regelmatig veranderde. Ik studeerde af, ging bij een grote overheidsorganisatie werken en verruilde de partner uit de wereld van het ‘snelle geld’ voor iemand die zich wel thuis voelde in de wereld van de verbeelding. Utrecht werd mijn thuisbasis; maar een korte busrit naar Zeist. Er volgen heel wat ritjes tussen Utrecht en Zeist, ook na afronding van de ‘opleiding’, toen ik nauwer bij Silver Circle betrokken raakte. Waarbij ik ze beter leerde kennen, de man en de vrouw in het keurige huis.
Hij: de rust zelve, zorgvuldig, doordacht. Wat hij schreef was compleet; bronvermeldingen, uitgebreid onderbouwd. Je hoefde bij het lezen van Wiccan Rede niet eens te kijken wie de auteur was. Zij: bevlogen, energiek, degene die van alles organiseerde, iedereen kende, inclusief de laatste roddels. De coven waar ik in die periode kennis mee mocht maken was een ontspannen groep mensen; vrienden waren het. Maar het was duidelijk dat zij tweeën de Hogepriesters waren. Pater en mater familias. Gedurende de tijd die ik met hen en de groep doorbracht, kreeg ik stukje bij beetje de geschiedenis mee. Hoe hun zoektocht eruit zag, hoe ze elkaar hadden leren kennen, over hun training in Engeland en hoe ze uiteindelijk van daaruit een zaadje in Nederlandse bodem konden planten.
Deze periode heeft een belangrijke vormende rol in mijn leven gespeeld. Het heeft een basis gelegd; een basis waarover daarna nog vele lagen heen zijn gelegd, maar die altijd nog herkenbaar aanwezig is. En hoewel ik zeker niet (meer) frequent ‘praktiseer’, of anderszins erg actief ben, zou ik nog altijd ‘ja’ antwoorden als iemand me zou vragen ‘ben jij een…..?’ Groepen, covens en andere verbanden zijn tijdelijk, maar de diepste kern is onveranderlijk.
Tja, hoe besluit men zo’n stukje? Nog te vermelden hoe dankbaar ik ben dat Silver Circle op mijn pad is gekomen? Dat ben ik zeker, maar hiermee loop ik wel het risico dat het een ietwat ‘zoet’ (hoor ik violen?) einde wordt. Nou, twee klassiekers dan: ‘So long, and thanks for all the fish!’ En: ‘merry meet, merry part, and merry meet again!’
Melusine