Interview met Raven Michaelis
De wereld van wicca/hekserij, magie, paganisme, heidendom enzovoorts in Nederland is heel divers. Dat laten de interviews in deze rubriek zien. In dit nummer is ‘inspiratie’ het thema. We vroegen Raven Michaelis wat hem inspireerde om heks te worden, hoe hij na jaren nog geïnspireerd blijft en wie zijn muze is.
Jana: Wat ben jij, hoe noem je jezelf of wat je doet?
Raven: Ik ben op de keper beschouwd 3e graads Alexandrian hogepriester. Daar heb ik me nooit op voor laten staan in de jaren dat ik een coven had, maar nu kan het wel omdat ik geen coven meer heb. En alles wat ik in het verleden heb gedaan, waar ik een titel bij gehaald heb, valt daaronder. ‘Alexandrian 3e graads hogepriester’ is mijn overjas, om het maar zo te zeggen.
Je hebt geen coven meer? Ben je nog wel actief?
Jazeker wel! Jetske Dumais en ik zijn afgelopen jaar gestopt. Jet heeft haar ‘wicca-pensioen’ aangekondigd en ingeluid maar ik ben 54, dus iets te jong om op mijn lauweren te rusten. We zijn nog altijd toegankelijk voor onze oud-covenleden in wicca. En in hekserij, wat iets anders is dan wicca, ben ik ook nog altijd bereikbaar, want ik begeleid mensen. En ik ben de Ordo Mysteria Magii begonnen, een mythische magische orde, een tweejarig project dat ik opgestart heb.
Het thema van dit nummer is inspiratie. Hoe ben jij geïnspireerd geraakt om met wicca te beginnen? Hoe ben je ermee in aanraking gekomen?
Mijn leven tot een jaar of 30 bestond uit allerlei toevalligheden. Ik werd ziek als baby, er werden tumoren geconstateerd toen ik een half jaar oud was. In mijn vierde levensjaar heb ik twee zware operaties gehad waarbij het kantje boord was. Je hoort wel vaker van mensen die zo’n ervaring hebben dat er ‘een luikje is opengegaan’, en dat gebeurde bij mij ook. Dat heeft mijn hele jeugd gedomineerd, naast alle operaties en ziekenhuisverhalen. Daar kwamen vragen uit voort over leven en dood. Ziek zijn en dood vond ik makkelijk maar leven vond ik moeilijk.
Ik ben niet religieus opgevoed. Vanuit de Indonesische tak waren we Nederlands-Hervormd, en mijn oma wilde dat ik gedoopt werd. Maar mijn ouders vonden dat als ik gelovig wilde worden, dat ik zelf een keuze moest maken als ik volwassen was. Ze hebben me wel gestimuleerd nieuwsgierig te zijn en te ontdekken, want dat deden zij zelf ook Ik werd wel gestimuleerd om onderzoekend te zijn zowel op creatief als op levensbeschouwelijk vlak. Dus dat heb ik al heel jong meegekregen. Wat ik vandaag geworden ben, begon door een zoektocht over leven en dood. Ik zocht antwoorden en professionele instanties en hulpverleners konden die niet geven. Dus ik ben er zelf op uitgetrokken.
En dan ga je door allerlei geloven heen. Ik ben in de christelijke (protestantse) kerk geweest en in de katholieke kerk, maar christendom was me te kaal; de katholieke kerk vond ik fantastisch, met al dat decorum, met dat goud en die kostuums, maar ik geloof niet in in zonde geboren worden, in de erfzonde, dus daar kon ik niets mee. Daarna kwamen theosofie, antroposofie, boeddhisme, totdat in mijn twintiger jaren een knop omging en ik veranderde in – zoals ik het zelf noemde – een spirituele draaideur.
In die periode, toen ik een jaar of 25 was, woonde ik in een oud pand in Alkmaar. Mijn buurman was een hele agressieve jongeman die maar niet begreep dat ik geen vriendin had en die nogal homofoob was. We konden het prima met elkaar vinden zolang ik maar niet vertelde dat ik homoseksueel was; dat heeft hij nooit geweten. Hij kookte ook voor me, ik moest drinken met hem en luisteren naar verhalen over zijn talloze veroveringen van vrouwen. Hij ging verhuizen en de kamer kwam vrij. Ik had toen nog niets met hekserij maar vanuit mijn contact met de geestenwereld kreeg ik een soort ritueeltjes aangereikt. Ik heb zijn kamer schoongemaakt met zout water en door wierook te branden, een ingegeven ritueeltje, niet wetend dat dit ook gepraktiseerd wordt in hekserij en wicca.
Ik had het grootste appartement in dat oude pand en als mijn deur open was, mocht iedereen binnen komen. Op een dag stormde er een rode furie de trap op, en dat bleek Hendrina te zijn, mijn nieuwe buurvrouw. Ik liet haar de kamer zien en ze vroeg: “Ben jij een heks of zo?” “Nee, ik ben geen heks, ik ben spiritueel”, zei ik. “Je hebt wel de ruimte gereinigd, dat voel ik namelijk”, zei ze. Dat was de allereerste heks die ik tegenkwam. Alle mensen in de coven ben ik al eerder in dit leven tegengekomen, vreemd genoeg. De eigenaar van de kroeg waar ik dartte ging scheiden, en zijn vrouw – die ik hielp verhuizen – kwam naast Maurice en Jetske te wonen, die ik toen nog niet kende. Dat was connectie nummer 1. Hendrina kwam al bij Maurice en Jetske, dat was connectie nummer 2. Het was ‘meant to be’ dat ik met Jet in contact zou komen. Hendrina heeft me meegenomen naar haar. Veel mensen zeiden tegen me: “Jij hebt zoveel talent, kom maar bij mij”. Meestal was mijn gevoel dan: ‘Nee!’ Als je mij wilt aansturen, moet je van een bepaald kaliber zijn en mijn gevoel moet daarbij goed zitten.
Jet en ik waren nieuwsgierig naar elkaar. We deden een soort sterrendans om elkaar heen, we kwamen elkaar steeds tegen en hielden elkaar op een afstandje in de gaten. Ik werd uitgenodigd op de koffie, en van daaruit is onze verstandhouding gegroeid. Eerst kon ik wel informatie krijgen maar ik moest me niet teveel vrijheden permitteren. Zo ben ik zelf ook, ik werk in lagen. Ik geloof erg in natuurlijke selectie en zo werkte het. Bij Jet werkte het net zoals bij mij: je bent niet meteen een vriend van me. En respect krijg je ook niet meteen, dat moet je verdienen.
Zoveel jaar later is er een hele stevige vriendschap ontstaan. We kennen elkaar ondertussen zowat 30 jaar. Als je nu zou vragen: ‘wie is een muze voor je?’, dan is dat zeker Jet. Zij heeft me door al die jaren heen, hoe tenenkrommend soms ook, altijd weten te inspireren. Ze heeft me tot een bepaald niveau weten te krijgen zonder concessies te doen aan mijn persoonlijkheid. Wij kunnen alles tegen elkaar zeggen, ook dingen die we van een ander niet zouden pikken. Van een ander zou ik het niet accepteren dat die me dingen gaat vertellen, dat die zich boven me zou stellen.
Het lijkt me vrij normaal dat je het niet accepteert als iemand zich boven je stelt, toch?
Ik ben zeven jaar columnist geweest van Paravisie maar eigenlijk had ik daar geen zin in. Ik vroeg me af: Wat brengt het mij? Zo’n blad wil gewoon verkopen – en daar is niks mis mee, hou me te goede – maar ik heb dat niet nodig. Ik zocht geen carrière maar ik zocht antwoorden. Ik begrijp wel dat als je een bepaald talent hebt, dat je ervaringsgebieden nodig hebt. Het werd me wel duidelijk dat ik moest ‘spelen’ met de materie om antwoorden te krijgen. Tegelijkertijd gebeurde het me steeds vaker dat iemand me op een paranormale beurs vertelde: “ik ben ook een heks, maar wel een witte hoor!”. Ik geloof niet in witte of zwarte heksen. Als je aan magie doet, ben je altijd met verandering van lotsbestemming bezig, en dan kun je een hele discussie hebben over of dat goed of fout is, maar feitelijk gezien grijp je dan ergens op in. Dan zou dat altijd negatief zijn, daar kan ik niets mee. Misschien moest ik dan toch maar columnist worden, om uitleg te kunnen geven over ethische ontwikkelingen en esthetisch beeld uit te dragen.
Ik ben jaren op paranormale beurzen geweest om vragen te onderzoeken als kosmische onbeschoftheden en spirituele prostitutie die daar namelijk wel plaatsvinden. Je had daar alles bij elkaar en het is tien jaar lang een soort ‘stageplek’ geweest om mijn kunnen uit te sorteren en ervaring op te doen. Ik heb er geen spijt van, het heeft me wel geïnspireerd. Het was een hele interessante tijd, waarin ik ook veel leuke en mooie mensen heb mogen ontmoeten.
Heb je daar dan iets aan gedaan, aan die onbeschoftheden en dergelijke?
Nee, ik heb geen messiassyndroom! Je kunt pas de wereld veranderen als je je eigen leven verandert. Je kunt de wereld pas verbeteren als je je eigen leven verbetert.
Als Alexandrians, zoals wij de mensen opleiden, zijn wij van ’the kingdom of pleasure en plenty’, van ‘abundance’ of overdaad.
Als je kijkt naar verschillende maatschappijen dan zie je dat voorjaarsrituelen door de eeuwen heen zijn bedoeld om een bepaalde overvloed en zekerheden te realiseren. Als Alexandrian hogepriester ga je voor in rituelen die bedoeld zijn om de diversiteit van het universum en alle pracht en praal die daaruit voortkomt – de creatie, het leven, overvloed – te vereren. Nee, vereren is niet het goede woord. Gedachtig zijn, laten zien dat je blij bent met het leven. Dat heeft mij antwoorden gegeven en geïnspireerd.
En in mijn opleiding als hogepriester in de Alexandrian traditie heb ik zelf schoon schip moeten maken. Dat kan alleen maar als je je eigen last draagt voordat je de last van de wereld draagt. Je kunt niet beide dragen. Je kunt geen wereldverbeteraar zijn zonder eerst je eigen rotzooi opgeruimd te hebben. Anders zou het zijn alsof je met een volle kruiwagen de troep van de wereld aan het opruimen bent. Als ‘ie vol zit, zit ‘ie vol.
Als je ons lichaam bekijkt en je vergelijkt dat met Atlas die boven op het paleis op de Dam staat, die draagt de wereldbol in zijn nek. Dat is heel symbolisch. In onze eigen nek zit ook de atlas, ín ons lichaam. Je draagt eerst je eigen wereld, je hoofd. Daar moet je eerst soepel in worden, voordat je iets voor de wereld kan betekenen. Als je dat begrijpt, kun je invloed uitoefenen op hoe mensen met het leven omgaan. Zonder concessies te moeten doen, zonder te leven naar andermans voorbeeld. Dat heb ik in het verleden gedaan en dat is fnuikend. Daar kun je niet aan voldoen namelijk. Nu, met internet en televisie waardoor ieder zich mee laat slepen, geeft dat problemen. Er gaat geen dag voorbij of je ziet op tv iets waar we nu weer aan moeten voldoen. Dat is voor mensen niet vol te houden.
Ik hoor je zeggen dat je de wereld wilt verbeteren, klopt dat? Zie je dat als een taak of opdracht?
Ja, maar de wereld verbeteren bedoel ik in de zin van blijdschap in het leven brengen, creatie in het leven brengen, kleur in het leven brengen. Ik geloof niet in zwart-wit als zodanig. Zwart en wit zijn twee uitersten. Ik geloof dat wij daartussen functioneren. Als wicca of als witch brengen wij kleur. En als je het hebt over liefde, dat bestaat in drie vormen: de hoofse liefde, de lichamelijke liefde en de universele liefde. Die laatste is de creatie in de kosmos. Maar als er een meteoriet op de aarde afstevent, dat vinden wij niet leuk. Dat is wel de creatie van de kosmos, maar kunnen wij die universele liefde aan? Die is voor ons fnuikend. Ik heb een heel ander beeld van wat liefde is. Voor mij is dat kunnen accepteren dat mensen een eigen individu zijn. In termen van priesthood, als er iemand bij me komt met een hulpvraag, dan moet ik vrij zijn van oordeel om die vraag te kunnen beantwoorden. Dan word je getest en getoetst over hoe je zelf tegen het leven aankijkt. Als ik geloof in de diversiteit die bestaat in het universum, dan moet ik ook kunnen accepteren dat iedereen ook een donkere kant in zich heeft. Je kan niet iemand veranderen als je daardoor geconfronteerd wordt met jezelf. Ik moet daar vrij van zijn. Ik ben een vrije denker geworden om steeds weer objectief te kunnen zijn naar het leven zelf. Dat is soms lastig, want je wordt best wel uitgedaagd als mens. Je kent natuurlijk gevoel, empathie. Maar mensen hebben er niets aan als ik steeds roep ‘o, hij is fout en jij hebt gelijk’, of ‘wat zielig’. Daar houd ik mijn mond over.
Ik was op een punt gekomen dat ik constateerde dat ik gevoelloos was geworden. Ik was de verwondering over het leven niet kwijt, maar ik was gevoelloos geworden omdat ik een huid als een olifant gecreëerd had. Omdat ik als het ware beton om mijn hart heen had gezet. Ik kon niet meer geraakt worden. Ik moest dat bestuderen: hoe werkt dat bij mensen? Ik heb er jaren over gedaan om in dat gewapende beton dat om mijn hart heen stond een deur en een raam te krijgen. Ik moest denken aan de kaart ‘de toren’ van de tarot. Op de een of andere manier bouwen we allemaal een toren om ons heen, uit bescherming, door ervaringen. We maken allemaal dingen mee in ons leven en daar willen we ons tegen wapenen.
Begrijp ik goed dat je ervaringen hebt opgedaan en dat je daardoor mensen kunt begrijpen en helpen?
Op een beurs kwam iemand naar me toe die me als kind had meegemaakt in ons gezin, toen ik een jaar of 14 of 15 was. Zij was niet verbaasd me op die beurs tegen te komen. Ik had toen dingen tegen haar gezegd die in de jaren daarna haar keuzes hadden bepaald en ze vertelde hoe goed dat haar had gedaan. Ik weet dat niet meer.
Mijn hele jeugd heb ik in grote eenzaamheid verkeerd. Ik was natuurlijk altijd dat jochie dat ziek was. Adhd bestond nog niet, ik werd dat kind met een motortje in zijn kont genoemd. Ik ben een lopende fontein van ideeën en mogelijkheden. Ik zie in alles mogelijkheden, dat is wat het leven me gegeven heeft.
Vanaf de eerste keer toen ik als kind met mijn moeder in de collegezalen van de VU stond – blijkbaar had ik een bijzondere aandoening – werd al over mij gezegd “het is een bijzonder kind”. Dat heb ik mijn hele leven steeds opnieuw moeten horen. Ik werd een bijzondere tiener en in de pubertijd was ik een lastige bijzondere puber en in mijn twintiger jaren werd ik door veel mensen een bijzonder mens genoemd. Maar ik ben nu 54, en ik hoor nog steeds dat ik op de een of andere manier bijzonder ben. Maar ik zoek nog steeds naar ‘be as ordinary as possible’ – dat zal ik waarschijnlijk nooit gaan vinden 🙂 In het zoeken naar al die antwoorden heb ik veel talenten kunnen ontwikkelen en het woord ‘creativiteit’ in de breedste zin onderzocht en uitgevoerd. En ik ben bereid geweest tot studie, heb veel opleidingen gedaan, en ben een mentrix tegengekomen.
Zijn door dat ‘luikje’ je ‘paranormale’ talenten naar boven gekomen?
Dat luikje – ik noemde het een vloek. Ik heb me heel veel technieken aan moeten leren om de uitknop te vinden. Ik ben er steeds verwonderd over dat zoveel mensen op zoek zijn naar de aanknop. Ik begrijp niet niet wat er zo leuk aan is om de hele dag al die gevoelens, die depressies en dubbele werelden te zien en te voelen en te ervaren. Ik heb het al druk genoeg met dit leven!
Toen ik ‘m eenmaal vond, heeft die uitknop een tijdlang helemaal uit gestaan – ik vond het fantastisch!
Een voorbeeldje. Veel mensen hebben problemen, zijn bijvoorbeeld alcoholist, hebben migraine, zijn de weg kwijt of hebben last van hun knieën. Dan zat ik in de regen in de bus naar Egmond, op zo’n stoeltje geklemd, en dan zat ik met die hoofdpijn, die zere knie, die knoop in mijn maag. Terwijl ik me fantastisch voelde toen ik instapte. Dan vroeg ik de chauffeur me halverwege eruit te zetten, in het weiland. Ik liep liever in de stromende regen dan in die klammige bus in de spanningen te zitten van een ander. Toen kon ik me daar nog niet tegen wapenen. Ik heb dat nooit als leuk ervaren.
Heel vaak heb ik in het ziekenhuis doorgebracht, op de afdeling plastische chirurgie.Vanaf 12 of 13 ga je dan naar de volwassenafdeling, dat was naast de neurochirurgie. Dan zat je tussen twee vrouwen die een littekentje lieten weghalen op hun borst omdat ze anders niet topless konden zonnen, en aan de andere kant van de deur zag je een kaalgeschoren iemand die door vier broeders en zusters moest worden ondersteund en die huilde omdat hij na zoveel hersenoperaties, en na een jaar niet gelopen te hebben, zijn eerste stapjes kon doen, terwijl gedacht was dat hij nooit meer zou kunnen lopen. Ik heb altijd gebivakkeerd tussen die contrasten in. Ik heb vreemde ervaringen gehad want er overlijden veel mensen. En ik heb operaties gehad die ik buiten mijn lichaam bekeken heb en onderwijl heb ik anderen ontmoet en gesproken die op dat moment in een andere kamer geopereerd werden – en op zaal terug keken we elkaar aan en wisten het van elkaar.
Bestaat het dan wel allemaal? Voor mijn gevoel wel maar ik romantiseer het wat minder dan vroeger. Prettig is dat ik mijn empatisch vermogen niet ben kwijtgeraakt ondanks dat ik de uitknop heb gevonden, maar dat er een filter tussen is gekomen, dat niet alles meer zo binnenkomt als vroeger.
Is hekserij ook van belang in je dagelijks leven? Je houdt van koken en van schoonheid om je heen, dat is de indruk die ik van je heb. Is er een link?
Als ik stop met wicca heb ik mijn Indonesische wortels om af te kicken. Ik wilde niets van mijn Indische afkomst weten, dat was me te ingewikkeld, die dubbele nationaliteit. Ik kies voor de Westerse wereld. Ik wilde niet in conflict komen met mezelf. Maar ik heb wel hindoeïstisch/javaanse rituelen meegemaakt en offerandes meegenomen.
Als je heks of wicca wilt worden, kies je ervoor. In Indonesië wórd je gekozen. Tijdens zo’n ritueel, in een trance, zag ik representanten van de voorouders op me af komen en er werd me van alles uitgelegd en een stem zei in het Javaans – dat spreek ik niet, maar ik begreep het wel – “wij willen je hebben”. Ik heb uitgelegd dat ik nu met Westerse hekserij bezig was en dat ze me de ruimte moesten geven om dat af te maken. Toen kreeg ik 15 jaar. Ik wilde wel naar Indonesië, ik kan niet een gedeelte van mezelf ontkennen. Op mijn vijftigste was ik er klaar voor. Maar het duurde langer voordat de covenleden zover waren en die ruimte moet je ze kunnen geven. Dus het duurde allemaal wat langer. Ik werd 51, 52. Ik moest naar Indonesië. Ik werd zieker en zieker en het begon te spoken in huis (kijk ‘De stille kracht’ maar eens terug, die serie van vroeger). In 2017 ben ik dan eindelijk in Indonesië geweest. Dat was een hele intense ervaring waarbij ik buiten de toeristische paden heb weten te blijven. Toen ik eenmaal terug kwam is alles gaan lopen zodat Jet en ik af konden ronden en uiteindelijk alles los konden laten.
Je vroeg me vooraf of ik mijn mediamieke gaven kan gebruiken in wicca. Dat kan ik inderdaad en die kwamen nu versterkt door. Mijn inlevingsvermogen en empatisch vermogen is daardoor versterkt.
In de tijd met Hendrina deed ik ook wel gidsenwerk. Ik had vier gidsen – het is voor mij niet belangrijk of ze echt waren – die hebben me van alles geleerd. Ik had gesprekken met hen waardoor ik het dagelijks leven begreep. Ik had bijvoorbeeld een Tibetaanse monnik die me van alles heeft geleerd over meditatietechnieken. Dat heb ik niet uit een boekje geleerd.
Is dat misschien wat mensen zoeken als ze de ‘aanknop’ willen vinden?
Ja maar daar hoef je niet paranormaal voor te zijn. Dat zijn technieken. Ik had geen Maya-hogepriester en geen Egyptische hogepriesteres of farao, wat heel veel mensen wel hebben, maar gewone figuren. Er was een Romeins/Grieks jongetje dat me speels en onderzoekend hield, een Engelse koloniaal van wie ik veel heb meegekregen op het gebied van tradities en gebruiken en etiquette en er was een Chinese pottenbakker. Ik heb veel kunst gemaakt, beelden, en hij heeft me veel handvaardigheidstechnieken geleerd. Mijn gidsen waren onderdeel van mijn leven, het was realiteit dat ze er waren. De laatste gids die bij me was, de Tibetaanse monnik, zei: “maar ook ik zal verdwijnen. Je gaat een gids tegenkomen in het dagelijks leven en die is er al” en ploep, weg was hij. Dat was in de periode dat de verstandhouding met Jet heel stevig werd, en zij begon mij antwoorden te geven.
Ik heb 22 operaties gehad en heel veel onderzoeken. Ik ben heel veel ziek geweest en weet tot op de dag van vandaag nog niet wat het is om gezond te zijn, maar mensen zien het niet aan me. De eerste 21 jaar van mijn leven ben ik een proefkonijn geweest. Ik ben in aanraking gekomen met alternatieve geneeswijzen, er kwamen diëten aan te pas en Chinese geneesheren en ik ben overal geweest. Ik heb als kind allerlei onuitgesproken verwachtingen meegekregen. Waarom heb ik natuurgeneeskunde gedaan, waarom ben ik altijd met eten bezig geweest? Als je niet kan eten, krijg je astronautenvoer, dat eruit zag als iets en smaakte als wat anders. Ik wist nooit wat ik at. En dan ben ik ook nog van verschillende culturen. Mijn moeder heeft gelukkig de ergste diëten weten tegen te houden. Door die natuurgeneeswijzen ben ik wel heel lang van de reguliere medicijnen afgeweest. Ik ben ook vegetariër geweest maar heb ervaren dat ik wel vlees nodig heb. Wat je eet, moet corresponderen met je leven.
Hoe ben je in al die jaren geïnspireerd gebleven?
Ik ben het nooit kwijtgeraakt. Naarmate je ouder wordt zetten inzichten en ervaring zich om in kennis. Om het toe te lichten: in coven Peord, een vrije coven, zocht ik in het algemeen juist naar mensen die niet geschikt werden bevonden voor de traditie. Ook ik was ongeschikt bevonden voor de Alexandrian traditie. Maar je moet mij nooit zeggen dat ik iets niet kan! Ik heb me uiteindelijk zo ontwikkeld dat ik 3e graads hogepriester ben geworden.
Mijn zangcoach zegt: “Je zult misschien niet alle technieken leren beheersen en je bent geen Celine Dion, maar jij bluft je tot de eindstreep”. Dat is ook een talent, soms moet dat.
In een coven moet je jezelf scherp houden. Je moet altijd voorop lopen, je moet antwoord kunnen geven, dus je moet jezelf blijven ontwikkelen op heel veel vlakken om anderen te kunnen inspireren. Zij zijn er niet om mij te motiveren – ik ben er om hen te motiveren. In mijn nieuwe project zitten ook academici, die hebben veel boeken in het hoofd maar hebben er moeite mee om creatief te zijn.
Moet je altijd antwoorden hebben als iemand iets vraagt?
Nee, vaak is het een kwestie van iemand op het juiste pad zetten om zelf het antwoord te vinden. Het antwoord kan ook zijn “zoek het zelf maar lekker uit”. Jet heeft mij ook niet altijd alles meteen verteld. Ik geloof niet in hapklare brokken. Je krijgt ook niet altijd je zin. Jet is een crack in het geven van tarotlessen, ik wou dat ik het kon uitleggen zoals zij. Ik heb zelf jarenlang gemediteerd om de kaarten te laten leven. Ik vond het niet eerlijk dat zij anderen les gaf en mij niet, maar zij zei “ik zie wat jij ervoor doet om het tot je te laten spreken. Als ik het jou heel technisch ga uitleggen, raak jij je eigen kunnen kwijt”.
Haar kennis kwam vaak overeen met waar ik op mijn manier mee kwam. Soms moet je vertrouwen op je eigen ontwikkelingen, op opgedane ervaringen en kennis. Je moet je niet blindstaren op wat jij denkt dat correct zou zijn. Je hoeft niet altijd de gebaande paden te lopen. Als het werkt, werkt het.
Academici zitten heel erg in het hoofd. Dan geef ik een opdracht en dan gaan ze het nazoeken, erover lezen. Dan vraag ik “heb je het al gedáán?” We zijn allemaal in bepaalde mate autistisch: als we uit onze comfortzone komen, worden we onrustig. In een mythische orde werkt dat niet, het mysterie kan je alleen zelf beantworden. Je moet alleen tools krijgen, obstakels, om tot antwoorden te komen. Dan moet je het uitproberen, op andere manieren dan je gewend bent, dan moet je de uitdaging aangaan. Kennis is prettig maar niet altijd zaligmakend.
De Alexandrians die ik ken in Nederland doen veel theatrale rituelen. Een ritueel lijkt wel een voorstelling, goed voorbereid en ingestudeerd. Klopt dat?
Dat hangt ervan af voor wie het ritueel is. Zijn we alleen met de inner circle, dat telt het decorum. Is het voor de outer circle, ook met mensen van buiten erbij, dan gebruiken we ook wel decorum. Maar voor de ‘outer outer circle’ volgen we de werkwijze ‘keep it simple’. Dat is ook afhankelijk van onze doelstelling. Wij hebben zoveel decorum omdat we het Griekse tracé volgen van de Eleusinische mysteriën, de oorsprong. Het Griekse drama, het Griekse theater, zit daar ook in.
In de Ordo Mysteria Magii gaan we helemaal terug naar de oorsprong van het Griekse theater, maar ook van de Eleusinische mysteriën, en helemaal terug naar de chtonische tijd, van vóór het Olympus–tijdperk. Dan kom je terecht in de rauwe energieën en de rauwe schoonheid gestileerd in de Griekse mysteriën.
Je moet als hogepriester ook voor kunnen gaan in ceremonie, dus ook in zang en dans. Dat moet je dus sowieso ontwikkelen en daarvoor moet je de lat wat hoger leggen. Bij mij is het toevallig zo dat ik als kind al op toneel heb gezeten en veel heb gedanst: ballroom, latin, jazzballet, tapdansen, buikdansen, derwisjwervelen etc.
Ik zing pas vanaf mijn veertigste. Ik word gecoached door een prof. Ik heb altijd mensen in mijn omgeving die me hierbij kunnen helpen, van wie ik af kan kijken om het te gebruiken en die ik daar dankbaar voor ben. Die kennis en kunde kun je dan ook weer doorgeven aan de mensen om je heen. Dat komt zowel hun ontwikkeling ten goede als het ambt van hogepriester.
Is het theater bedoeld om contact te leggen met de goden of om de goden te eren met een mooi ritueel?
Beide. Theater is zowel in contact komen met de goden als zo mooi mogelijk om hen te eren. Maar het hóeft niet mooi te zijn. Bij chtonische energieën moet je net zo makkelijk rauw kunnen zijn.
De vraag is: bestaan de goden buiten jou of worden de goden door jou gevoed en opgewekt? Dat is voor iedereen verschillend. Het heeft te maken met klankvibratie, voortbrenging van toongeluiden.
Ik denk dat die voorbereiding, die moeite ervoor doen, zich uitbetaalt.
Met die groep waar ik nu mee bezig ben gaan we ook een performance doen over twee jaar. Ademhalingsondersteuning is voor sommigen echt nieuw. Een performance geven, met publiek, vinden sommigen ook lastig. Ik zie het beeld voor me hoe het gaat worden en ik moet de groep daarheen zien te krijgen. Ordo is orde, zonder chaos. Ik haal hen uit hun comfortzone, anders komen we nergens. Maar in de chaos is alles aanwezig om orde te scheppen. Het gaat om mysterie – ik ga natuurlijk niet alle antwoorden geven. We werken er gewoon naar toe, ga je maar inspannen! Het gaat om magie: ik wil, ik kan, ik doe. Als de groep bijeenkomt, zijn er drie lagen: we hebben een vast ceremonieel gedeelte; theoretische overdracht van kennis en informatie; en na de pauze het praktische gedeelte: oefenen. Over twee jaar moet het ergens toe leiden. Ze moeten creatief worden. Dat is niet voor iedereen makkelijk maar het werkt prikkelend genoeg dat ze terug blijven komen. Volhouden brengt je ergens, dat heb ik zelf ook ervaren.
Kostuums maken, maskers maken: je moet bij mij alles zelf kunnen. Dan zeggen ze “ik kan dat niet”, waarop ik zeg: “Hier heb je naald en draad, veel succes. Ik heb het je nog niet zien proberen”.
Je woont in Noord-Holland en vindt dat belangrijk. Wat is hier te vinden?
Wij, de hele groep wel, roepen al heel lang: ken je omgeving, waar je woont. Weet van je gebied af.
De (wicca)traditie is in de vorige eeuw in elkaar gezet: de Gardnerians, Alexandrians en wat substromen. Maar hekserij/witchcraft is daarentegen heel regiogebonden. Er is geen eensluidend beeld van wat een heks of een witch zou zijn. Wat was dat dan voorheen?
De Romeinen vonden dit stuk van Noord-Holland helemaal niet interessant. Het was voornamelijk drassige grond met moerassen. Dan kom je uit bij de Vronermeerders (bij Sint Pancras). Die aanbaden ook de moerasgeesten, daar zijn wel bewijzen van gevonden. Die mensen brachten offers in de rietkragen, net als in Heemskerk. Je had het Woud van Baduhenna, dat helemaal van Santpoort tot Heiloo heeft gelegen. Zo blijkt er veel meer te hebben bestaan dan altijd werd gedacht. Ga gewoon eens spitten en in je eigen omgeving kijken. Er is altijd wel iets te vinden, ook al is het summier. Ga door alle lagen van het christendom heen.
Op het Silver Circle forum zei ik ooit – en dat werd me niet in dank afgenomen – dat gronden, zandgrond, klei, (mede) de mentaliteit bepalen en ook wat er aan (bij)geloof heeft bestaan.
Voor de feesten die we hebben gehouden, onder meer onze jaarlijkse picknick, gingen we van alles uitzoeken. We vonden plaatselijke mythen en sagen en die verklaarden dan weer wat er aan gebruiken heeft bestaan. Dat soort informatie vertelt ook iets over jou, maar ook over mensen aan de zelfkant van de maatschappij, dat is vaak waar de heks staat.
In ‘Het Huis van Hilde’ [https://huisvanhilde.nl/] zie je wat er zoal in Noord-Holland heeft gezeten, zoals Odinisme en Germanisme, en dat veel van die dingen elkaar overlappen. In Velsen had je de Kennemer Jagers, de oorspronkelijke bewoners van het gebied rond Velsen. De wandelvereniging in IJmuiden was ernaar genoemd en ik was daar als kind al nieuwsgierig naar.
Is er een rol in wicca voor de ‘oudere heks’? Jij hebt daar blijkbaar een antwoord op gevonden, je gaat gewoon iets nieuws doen?
Jazeker wel. Ik ben naar de achtergrond gegaan. Mensen van coven Peord zijn zo’n acht of negen jaar geleden naar de Alexandrian traditie overgestapt. Nu zijn we klaar. Jet is 74, die gaat achteroverzitten. Ik ben 54 en zeg: ik ben Alexandrian hogepriester geworden, wat kan ik dan nu nog doen? Nu heb ik de vrijheid. Ik heb door de jaren heen volgehouden, vastgehouden, ben doorgegaan in voor- en tegenwind. Ik heb veel kennis en ervaring opgedaan, misschien moet ik nu een paar keer per jaar de heksencafés langs en al die gekkigheid en al die kleur doorgeven.
Ik heb een nieuw project lopen want ik moet ook een uitdaging hebben. De helft van de Orde bestaat uit nieuwe mensen, van verschillend niveau. Dat is mede wat me geïnspireerd houdt. Want inspiratie heb ik sowieso, die komt uit mezelf voort, zolang ik verwonderd blijf over het leven. Ik kan nog steeds blij worden van een vogeltje op het terras, en hoe een madeliefje weet te groeien tussen de tegels. Die verwondering over de kracht van de natuur an sich ben ik nog steeds niet kwijt, daar haal ik nog steeds veel inspiratie vandaan. Ik ben dat nog steeds niet kwijt. Er is alleen maar meer bijgekomen.
Doodgaan is makkelijk, maar het optimale uit je leven halen is de ware kunst!