Na ruim zeven jaar oud nieuws in de verjongingsketel te hebben gegooid, had ik zin in iets anders. Maar niet totaal anders. Ik hoop dat deze nieuwe vorm bevalt. – Medeia
“Veronderstelt u trouwens, dat een logische conclusie moeilijker te maken is dan een kind? Ik voor mij vind zowel het een als het ander een groot mysterie.”
– aldus Micromegas (een buitenaards wezen van een planeet bij Sirius), in: Voltaire: Micromegas
Het lichaam en het Hogere
Wie iets over het lichaam zegt, zegt impliciet dat het niet, of althans niet rechtstreeks, over de geest, ziel of psyche gaat. Lichaam en geest worden doorgaans beschouwd als twee afzonderlijke zaken. Twee componenten van de mens, die weliswaar ergens, op de een of andere manier verbonden, maar vooral verschillend zijn. Hoe lichaam en geest zich precies tot elkaar verhouden, daarover lopen de meningen uiteen.
dualisme
De zeventiende-eeuwse filosoof Descartes wordt meestal aangewezen als de grondlegger van het dualistische denken over lichaam en geest. Hij onderscheidde de materiële en de geestelijke wereld, waarbij het menselijk lichaam bij de materiële wereld (res extensa: wat zich in de ruimte uitstrekt) hoorde en de menselijke geest bij de geestelijke wereld (res cogitans: het denkende), waartoe ook God behoorde. Op ongeveer dezelfde manier zoals God de wereld bestierde, bestierde de menselijke geest het menselijke lichaam. Als raakpunt tussen geest en lichaam wees Descartes de pijnappelklier in de hersenen aan.
Een vluchtige blik op internet leert dat sommige mensen de pijnappelklier ‘het derde oog’ noemen. Daarmee borduren zij kennelijk voort op Descartes’ opvatting dat op die plek de verbinding tussen de zintuiglijk waarneembare en de spirituele wereld moet worden gezocht. Maar ook mensen zonder spirituele aspiraties zijn geneigd de menselijke geest of het denken aan te wijzen als bron van ons (bewuste) handelen, en dat denken ergens in de hersenen te situeren.
In het dagelijkse spraakgebruik wordt niet veel onderscheid gemaakt tussen geest, psyche, denken en bewustzijn. De wil en de emoties zitten daar ook ergens tussen. Als mensen het hebben over wat voor persoon iemand is, denken ze in eerste instantie aan deze immateriële kant. Niet het lichaam dat men heeft, wordt gezien als iemands ware wezen, maar het ‘innerlijk’ (en dan gaat het niet om darmen en bloedvaten). De essentie van een mens is volgens velen iets wat zich bij de dood losmaakt van het lichaam, maar nog wel blijft voortbestaan als een vorm van individueel bewustzijn, met min of meer dezelfde identiteit als bij leven.
hiërarchie
De materie, het lichaam is volgens de meeste mensen ondergeschikt aan het denken. Afgezien van momenten van wilszwakte commandeert de geest het lichaam: ‘mind over matter’. Met deze zienswijze hangen allerlei andere tweedelingen samen: het spirituele stijgt uit boven het materiële, het hemelse is zuiverder dan het aardse, intellectueel werk is belangrijker dan fysieke arbeid, gecultiveerd is acceptabeler dan wild, ‘zuivere’ kunst is waardevoller dan toegepaste kunst, enzovoort. Ook opvattingen als dat mannen boven vrouwen staan, dat mannenwerk meer waard is dan vrouwenwerk en dat ‘vrouwenlogica’ geen serieus, deugelijk (dwz. ‘mannelijk’) denken is, of dat een harde (‘mannelijke’) aanpak beter is dan een zachte, maken deel uit van dit complex van ‘hoger’ en ‘lager’.
Het hoeft geen verbazing te wekken dat een dergelijke hiërarchische kijk nogal eens problemen oplevert. Als het lichamelijke minder waard is dan het geestelijke, is iets wat het lichaam wordt aangedaan uit naam van iets geestelijks, van ondergeschikt belang. Wanneer je gelooft dat jouw lichaam ondergeschikt is, of dat zou moeten zijn, aan iets ‘hogers’, is het moeilijk te beseffen dat het misschien helemaal niet kinderachtig, zondig of onspiritueel, maar volkomen terecht is dat je je ongemakkelijk voelt bij de fysieke toenaderingen van iemand die je ‘hoger’ inschat dan jezelf (in status, ervaring, kennis of spiritualiteit).
Hoe moeilijk, blijkt wel uit de verhalen die de laatste jaren voorzichtig, maar meer en meer naar buiten komen over seksueel misbruik door bijvoorbeeld sportleraren of personen met een kerkelijke positie, zoals pastoors of dominees. Het verschijnsel is niet voorbehouden aan traditionele milieus, maar komt net zo goed in alternatieve kringen voor. In maart was bijvoorbeeld in NRC te lezen dat seksueel misbruik door mannelijke tantramasseurs “meer regel dan uitzondering” is.
dissociatie
In de wereld van de modefotografie wordt het lichaam van een fotomodel beschouwd als een soort gebruiksvoorwerp waarover anderen beslissen wat ermee moet gebeuren – met name de modefotografen en dit zijn veelal mannen die ouder zijn dan het jonge, vrouwelijke model. Modellen “worden in deze industrie geacht hun persoonlijkheid grotendeels thuis te laten”, was in maart te lezen in de Volkskrant. Het individuele lichaam van het model wordt ondergeschikt gemaakt aan het ‘hogere’ doel van de modefotografie, die vaak als een vorm van kunst wordt voorgesteld.
Het blijkt nogal eens te gebeuren, dat een minderjarig model tijdens een fotoshoot wordt verzocht steeds meer kledingstukken uit te trekken en suggestieve poses aan te nemen. Het resultaat is naar de maatstaven van de politie al gauw kinderporno. Het onderscheid tussen iemands persoonlijkheid (d.w.z. haar eigen gedachten en gevoelens, haar ‘zelf’) en haar lichaam, lijkt hier zo ver te worden opgerekt, dat het doet denken aan wat psychologen dissociatie noemen. “Je lichaam is je product,” zegt een ex-model, “dat maakt de grens ook onduidelijk. Mag een stylist of fotograaf je aanraken? Insmeren met bodylotion? Daar zal niet iedereen hetzelfde over denken.”
lichaamsvijandigheid
Het idee dat het lichaam ondergeschikt is aan de geest bestond al, toen Descartes op zoek ging naar het punt waar de geest op het lichaam aansloot. Het christendom leerde dat geestelijke zaken belangrijker en bestendiger waren dan materiële. Een christen werd geacht weinig waarde aan het lichaam en het aardse te hechten, maar zich te richten op de hemelse aangelegenheden. Het was niet ongebruikelijk dat christenen deze gedachte doortrokken tot het punt dat ze hun lichaam als iets vijandigs gingen zien. Tegemoetkomen aan lichamelijke behoeften en verlangens kwam gevaarlijk in de buurt van verraad aan God. Het celibaat daarentegen was een teken van toewijding aan God.
Christelijke monniken trokken zich terug in de woestijn en kwelden daar hun lichamen door zo veel mogelijk te vasten en lelijke, ongemakkelijke kleren te dragen. Het habijt van een monnik diende zo onaantrekkelijk en vies te zijn dat niemand het gratis zou willen meenemen, schrijft Catherine Nixey in The Darkening Age.1, 2
platonisch
De opvatting dat het lichaam iets lastigs en minderwaardigs is dat onder het juk van de geest gebracht moet worden, is ook ouder dan het christendom. In Plato’s dialoog Phaedrus vergelijkt Socrates de psyche met twee gevleugelde paarden die een wagen trekken. De wagenmenner van de ziel probeert daarmee op te stijgen naar de geestelijke Ideeënwereld. Het ene paard is een edel paard dat zich goed laat mennen, maar het andere paard is weerspannig en wil steeds omlaag naar het aardse, zodat het sturen van de hele wagen een lastige onderneming wordt en de ongetrainde ziel telkens weer in een lichaam gevangen raakt.
In het Symposium voert Plato een aantal sprekers op die hun zegje doen over Eros, de liefde. Een van hen, Pausanias, zegt dat er twee vormen van liefde moeten worden onderscheiden: de volkse en de hemelse. De eerste vorm van liefde, die bij Aphrodite Pandeme hoort, is ‘de erotiek van de massa’ waarbij het lijfelijke centraal staat. Het maakt daarbij niet uit of de partner een man of vrouw is, omdat beiden de lichamelijke begeerte kunnen bevredigen. De hemelse liefde daarentegen, die van Aphrodite Urania, is volgens Pausanias veel nobeler. Vrouwen komen er daarbij niet aan te pas. De Uranische liefde is die van een al wat oudere man voor een jonge man, idealiter van de leeftijd waarop die net een baard begint te krijgen. In deze liefdesrelatie is de oudere minnaar een mentor voor zijn jongere geliefde, en stimuleren zij elkaar tot moedig en waardig gedrag.3
heidens
Vanaf de Renaissance haalden heren uit de hogere standen hun kennis over seksualiteit voor een belangrijk deel uit Latijnse en Griekse teksten. Zij vonden daarin een voorchristelijke wereld, waarin het lichaam niet als iets laags of seks als iets zondigs werd voorgesteld. Zelfs homoseksualiteit en knapenliefde werden er niet verzwegen of als pervers bestempeld. En dat in een geletterde, hoogculturele context, wie had dat gedacht! Ze vonden het ook maar wàt interessant dat de godenbeelden mooie naakte mensen lieten zien. De opgravingen in Pompeï halverwege de achttiende eeuw zorgden volgens Nixey voor een ‘culturele aardverschuiving’ omdat seksualiteit in de oudheid klaarblijkelijk niet slechts tot de literatuur beperkt bleef, maar ook op de muren te zien was, bijvoorbeeld in de schildering van Priapus. Maar ook de Villa van de Mysteriën sprak tot de verbeelding.4
Door deze ogenschijnlijk ongedwongen omgang met het lichaam en met seks in combinatie met een hoogstaande cultuur werd het heidendom van de Romeinen en Grieken5 voor klassiek geschoolden een aantrekkelijk alternatief voor het christendom. Het ging waarschijnlijk bij de meesten niet om een diepgaande religieuze beleving, maar meer om een rebelse, ironische ‘verantwoording’ voor onchristelijk gedrag zoals het bekijken of maken van kunstwerken en foto’s met naakten of erotische beelden. De fotograaf baron Wilhelm von Gloeden die rond 1880 op Sicilië ging wonen, maakte daar onder meer foto’s van naakte jongelingen in klassieke poses. In de eeuwen dat homoseksualiteit strafbaar was, vond men in de klassieke oudheid een zekere legitimatie voor homo-erotische gevoelens en uitingen. Men sprak over de ‘Griekse liefde’, of met een verwijzing naar Plato, de ‘Uranische liefde’.
sektarisch
In dezelfde periode raakte de dichter Stefan George ervan overtuigd, dat de moderne mens decadent was en dat de cultuur gered moest worden door terug te grijpen op de kunst en waarden uit de klassieke oudheid. Met name de mannenvriendschap. Hij verzamelde een kring gelijkgestemde kunstenaars om zich heen om hieraan gestalte te geven. Deze ‘Georg-Kreis’ ontwikkelde zich in de loop der tijd tot een hiërarchische cultus van een groep jonge apostelen aan de voeten van de dichter als profetische Meester. Bijeenkomsten waren uitsluitend voor een select groepje mannen en hadden een ritueel karakter. Het ideaal van de George-Kreis leek op dat van Pausanias uit het Symposium: knappe jongemannen zouden met een hen toegewijde oudere man als leidsman, door die oudere man worden binnengeleid in de wereld van het Hogere. Stefan George was zelf graag zo’n intieme relatie aangegaan met de jongere dichter Hugo von Hofmannsthal, maar die wilde dat niet.
Na de tweede wereldoorlog werd in Amsterdam de stichting Castrum Peregrini opgericht door de kunstenares Gisèle d’Ailly – Van Waterschoot van der Gracht en de dichter Wolfgang Frommel. Vrij Nederland publiceerde in maart een lang artikel, ‘Misbruik in naam van het hogere. De seksuele trukendoos van kunstgenootschap Castrum Peregrini’. Hierin was te lezen hoe in de jaren ’80 binnen dit genootschap de ‘pedagogische eros’ à la Stefan George werd beleden. Het was hier niet langer iets waar vrouwen buiten vielen, maar tegelijk werden vrouwen wel gezien als ‘gif’ voor mannen. De edelste vorm van contact was toch die tussen mannen, vond men. In het artikel komen mensen aan het woord die in die tijd waren ‘uitverkoren’ om tot het selecte gezelschap te mogen behoren. De voorwaarde om er bij te mogen horen, was seks met andere ‘vrienden’ uit het genootschap, meestal mannen die zich als leraar opwierpen.
traumatisch
Het artikel is het vervolg op een eerder artikel in Vrij Nederland: ‘In de schaduw van de meester: seksueel misbruik in de kring van Wolgang Frommel’. Frank Ligtvoet schreef daarin over zijn eigen ervaringen. In het nieuwe artikel vertelt hij dat het een hele stap was om tot de conclusie te komen dat hij was misbruikt. Destijds was hij meerderjarig en had hij met de seks ingestemd. Maar, zegt hij: “(…) zoals dat gaat met trauma’s, duurt het soms heel lang voordat je het in de juiste context ziet. Ik besef nu dat ik in een wereld ben getrokken waar ik niet in getrokken had willen worden als ik had geweten wat voor wereld het was (…) een sekte (…), waarin het contact tussen de oudere en de jongere man was geritualiseerd en genormaliseerd.”
Een vrouw zegt: “Je kreeg heel veel, maar er werd ook heel veel van je genomen. En dat had ik niet in de gaten. Inmiddels vind ik wel dat je van misbruik kunt spreken (…) het was echt machtsmisbruik.” Iemand die door zijn ouders bij Castrum-vrienden was geïntroduceerd, vertelt dat hij aannam dat het blijkbaar normaal was dat hij seks moest hebben met veel oudere mannen. “Ik heb toen mijn lichaam in tweeën gehakt. (…) Het onderste deel – mijn wil, mijn seks – deed niet meer mee. Zo heb ik het gekund. Ik trad als het ware uit mijn lichaam.”
sensueel
Naar aanleiding van de #MeToo-actie in de sociale media waarbij tallozen bij wie ooit een seksuele grens was overschreden, dat met die hashtag bekend maakten, pleitte Stella Bergsma in het voorjaarsnummer van HP/De Stijl voor een nieuwe seksuele revolutie: een sensuele revolutie. We moeten niet langer uitgaan van vooropgezette ideeën over wat op seksueel gebied ‘normaal’ is, maar beter leren luisteren naar elkaar. De ander als individu zien, en niet als belichaming van ‘de mannen’ of ‘vrouwen’ die altijd zus of zo doen of willen.
Ze citeert sociale wetenschapper Linda Duits: “Als je het met elkaar wilt hebben over waar het misgaat in de slaapkamer of op de werkvloer, is het handig dat je je durft uit te spreken” en filosofe Marli Huijer: “Een gesprek zonder kaders is eigenlijk de enige manier om samen ergens te komen.” Om een gesprek zonder kaders te voeren, is het van belang om te beseffen welke kaders, welke vooropgezette ideeën mogelijk een rol spelen. Veel mannen gaan er nog altijd als vanzelfsprekend vanuit dat ze recht hebben op seks, schrijft Bergsma, en “dat als ze opgewonden zijn, daar per se iets mee moet gebeuren”, terwijl vrouwen ongemak dat ze ervaren vaak verzwijgen, omdat ze de ander niet willen kwetsen.
praktisch
Het complex van hiërarchische waardeoordelen rond lichaam en geest dat ik hierboven noemde, speelt ook mee bij #MeToo en lijkt op dat punt dingen aan het rollen te brengen. Ook op andere punten rommelt het. Begin april besteedden verschillende media aandacht aan het onderscheid tussen ‘lager’ en ‘hoger’ onderwijs. Die aanduidingen zouden ertoe leiden dat een vmbo-advies als uitkomst van de Cito-toets als iets minderwaardigs wordt ervaren. Ouders doen er alles aan om hun kind met behulp van bijlessen toch maar een ‘betere’ score te laten halen, liefst vwo.
“Als je alleen zegt: tuttut, ouders en leerlingen moeten niet zo opgefokt doen, een vmbo-advies is toch hartstikke mooi, dan doen we daar dus niets aan,” zegt onderwijskundige Louise Elffers in de Volkskrant. Trouw citeerde ondernemer Marianne Zwagerman. Zij stelt voor, de termen hoger- en lageropgeleid te vervangen door theoretisch en praktisch opgeleid. Trouw legde dit idee voor aan enkele mensen die ermee te maken hebben. Anouk Gielen van het LAKS (Landelijk aktiekomitee scholieren) zei in haar reactie dat het veranderen van de aanduidingen een symbolische, maar wel goede stap zou zijn. “Maar het echte probleem, het verschil in maatschappelijke waardering, los je er niet mee op.”
Op de Engelse televisie zie ik regelmatig mensen verklaren dat ze totáál niet overweg kunnen met een Ikea-bouwpakket, alsof ze daar trots op zijn. Alsof het een teken van intelligentie is om onhandig te zijn. Ook dit lijkt een onderdeel van het ideeëncomplex waarbinnen het lichaam / de praktijk ondergeschikt is aan de geest / de theorie. En ook dit element dateert al uit de klassieke oudheid. De elite bestond uit mensen die land en slaven bezaten, en daardoor zelf vrij waren om hun tijd te besteden aan discussiëren, filosoferen, politiek te bedrijven: allemaal ‘geestelijke’ zaken. Mensen die met hun handen werkten zoals slaven en werklieden stonden in laag aanzien.
In Nederland met zijn calvinistische inslag wordt ‘nuttig’ en ‘hardwerkend’ hoog gewaardeerd, en ‘praktisch’ kan zich bij dat complex van begrippen voegen. Het onderscheid tussen (beroepsgerichte) opleiding en (wetenschappelijke) studie, tussen leerling en student, dat een paar decennia geleden nog werd gemaakt, is in het huidige spraakgebruik al vervallen. De termen hoger- en lageropgeleid afschaffen sluit aan bij die ontwikkeling.
veranderingen
De gedachte dat een maatschappelijke ongelijkheid opgelost zou kunnen worden door het spraakgebruik te veranderen, lijkt mij trouwens ook gebaseerd op de veronderstelling dat concrete veranderingen voortkomen uit de geest; dat iets eerst bedacht moet worden voordat het praktijk kan worden. Maar misschien zijn voorstellen als deze eerder een aanwijzing dat de omstandigheden veranderen, dan dat ze de veranderingen in gang zetten.
zoeken
Dat er ondertussen nog volop wordt geworsteld met de vraag hoe lichaam en geest zich tot elkaar verhouden, bleek in februari in het televisieprogramma Focus van de NPR. In de aflevering ‘Onverklaarbaar oververmoeid’ werd aandacht besteed aan ME/CVS. Een eeuw geleden heette langdurige, extreme vermoeidheid ‘neurasthenie’. Men kon met de microscoop geen oorzaak aantonen, maar het werd beschouwd als een lichamelijke kwaal, een zenuwaandoening. De behandeling richtte zich op het lichaam. Toen hypnose en psychotherapie in zwang kwamen, verschoof dat echter naar het behandelen van de geest.
Nog altijd is er geen duidelijke lichamelijke oorzaak gevonden en dus bestaat er ook nog geen medicijn voor. Patiënten worden naar psychologen gestuurd. Dat zou kunnen zijn om ze te leren omgaan met het moeilijk te verwerken feit dat ze klachten hebben waar de medische wetenschap nog geen raad mee weet. Maar het wordt regelmatig uitgelegd als aanwijzing dat het zou gaan om een geestesziekte, waarvoor wèl een behandeling bestaat, namelijk de psychologische aanpak. Men is gaan geloven dat ME/CVS-patiënten zichzelf ziek houden door verkeerde gedachten. Met cognitieve gedragstherapie (CGT) en een opbouwend bewegingsprogramma (GET – graded exercise therapy) zouden patiënten kunnen leren weer op de juiste manier te denken, en te ervaren dat ze heus wel de dingen kunnen doen waarvan ze denken dat ze die niet kunnen, is het idee.
Hoewel in het programma iemand aan het woord kwam die inderdaad baat had gehad bij cognitieve gedragstherapie en veel wandelen, maakten de beelden van de voormalige danser Anil, die nu alleen nog maar in het schemerdonker in bed kon liggen, en de jonge vrouw Céline die al op haar tiende ziek werd, de meeste indruk. Niet lang na het programma meldden de media dat de Gezondheidsraad een nieuw advies over ME/CVS had uitgebracht: dat ME/CVS voortaan serieus moet worden genomen als ernstige ziekte met substantiële beperkingen. De patiënt moet zelf mogen bepalen of een behandeling voor hem/haar werkt, en “De keuze om af te zien van CGT of GET mag niet leiden tot het oordeel dat de patiënt zijn kans op herstel mist, niet meewerkt aan zijn of haar herstel of verwijtbaar handelt.”
hersenen
Ondertussen zoekt men door naar een lichamelijke oorzaak. Er zijn aanwijzingen dat ME/CVS het gevolg kan zijn van een te actief immuunsysteem in de hersenen. Toch weer die hersenen, die letterlijk tussen de oren zitten, maar toch geen psychisch verschijnsel zijn. Eerder andersom: modern hersenonderzoek brengt sommigen tot de conclusie dat het maken van keuzes geen zaak van het bewustzijn is, maar een fysieke activiteit in de hersenen, waarvan we ons pas bewust worden nadat de keuze in de hersenen al zichtbaar is geworden.6 Mark Mieras schrijft in Ben ik dat? Wat hersenonderzoek vertelt over onszelf: “Maar er was geen besluit, geen ‘ja, nu!’ er was slechts een geleidelijke overgang van de ene hersentoestand in de andere. Een eenvoudige keten van prikkels waar mijn bewustzijn – waar dat zich ook in mijn hersenen bevindt – geen vinger tussen kon krijgen. Niet ik nam de beslissing, maar mijn hersencentra. (…) Dat is een fundamenteel verschil.”
Er zijn ook mensen die het hele onderscheid tussen lichaam en geest maar willen afschaffen. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedacht. We zijn nu eenmaal gewend fysiek en psychisch als twee verschillende gebieden te beschouwen. Dat wordt niet ineens anders op het moment dat iemand besluit dat ze eigenlijk op hetzelfde neerkomen, twee kanten van dezelfde medaille zijn, of dat ‘de geest’ metafysisch gezwets is en dat het louter een kwestie is van lichamelijke, in het bijzonder hersenprocessen.
ongrijpbaar
Wanneer mensen met klachten over lichamelijke uitputting naar de dokter gaan en dan naar een psycholoog worden verwezen, voelen ze zich niet serieus genomen. De Gezondheidsraad schrijft: “Veel artsen (…) zijn geneigd de ziekte psychisch te duiden. Het gevolg is dat patiënten geen empathie ervaren van hun arts (…)“ Er zijn artsen die zich verdedigen door te zeggen dat het oude onderscheid tussen lichaam en geest tegenwoordig niet meer valt vol te houden. Dat komt natuurlijk weinig overtuigend over, wanneer de patiënt tegelijk het advies krijgt, zich te wenden tot een specialist in de geestelijke gezondheidszorg.
Veel mensen hebben bovendien het gevoel dat psychische ziekten geen ‘echte’ ziekten zijn. Dan is ‘de geest’ blijkbaar te ongrijpbaar om voor reëel te worden aangezien. Als er niets lichamelijks kan worden aangewezen, wordt vaak te snel geconcludeerd het iets geestelijks is, en wel een simpele geestelijke zwakheid: gemakzucht, aanstellerij. Dat iemand gewoon maar mentaal sterker moet worden, en ophouden de zaken voor zichzelf zo dramatisch voor te stellen.7 Dit leidt er onder meer toe dat mensen met een burn-out vaak pas te laat erkennen dat er iets mis is.
tastbaar
Omgekeerd voelen mensen met psychische klachten zich meestal wèl serieus genomen wanneer ze daar tastbare medicijnen voor krijgen. Kennelijk wordt het materiële op het vlak van genezing als effectiever ervaren dan het geestelijke. Operaties grijpen het duidelijkst in op het lichaam en worden door velen als bevestiging gezien dat wat iemand mankeert, ernstig is. In Scientific American (februari 2018) schreef Claudia Wallis over een Brits onderzoek waarbij mensen met een slagaderaandoening ofwel een echte stentoperatie, ofwel een fake-operatie ondergingen. Zes weken later werd de patiënten gevraagd hoe ze zich voelden, en kregen ze wat inspanningstests te doen. Er bleek geen verschil tussen beide groepen. Iets dergelijks was al eerder bekend geworden over knieoperaties. De vraag rijst dus, in hoeverre bij operaties het placebo-effect speelt. Gek genoeg moeten medicijnen aantoonbaar beter werken dan een placebo-suikerpilletje voordat ze in roulatie worden gebracht, maar bestaat er niet zo’n eis voor operaties, schrijft Wallis.
vragen
De vragen rond lichaam en geest nemen alleen maar toe naarmate je meer hoort, ziet en leest over het onderwerp. Is het lichaam wel zo’n vanzelfsprekend gegeven als we aannemen? Welk deel van het lichaam bepaalt of een persoon leeft of dood is (denk aan de discussies begin dit jaar over orgaandonatie), en heeft dat met het bewustzijn te maken? Wat is bewustzijn? Betekent ‘geest’ hetzelfde als ‘bewustzijn’, of iets anders? Hebben planten een bewustzijn? Wat verstaan we onder denken; kunnen dieren denken en zo ja, verschilt dat dan van menselijk denken? Of als het gedrag van dieren niet op denken wijst, zoals sommigen volhouden, maar slechts een combinatie is van instinct en geconditioneerde reflexen, als dieren dus eigenlijk een soort automaten zijn, hoe weet je dan of dat bij mensen niet ook het geval is?
En hoe zit het met kunstmatige intelligentie? Als robots kunnen denken, als ze zelfs “beter kunnen denken dan de mens” zoals hoogleraar Jac Rinkes stelt, moeten ze dan geen rechten krijgen, stemrecht bijvoorbeeld, of het recht om niet uitgeschakeld te worden? Als een robot of computersysteem (bijvoorbeeld een zelfsturende auto, een zorgrobot, of een bewakingssysteem) autonoom situaties kan beoordelen en daarop inspelen, is dat systeem dan verantwoordelijk voor zijn gedrag en kun je het voor de rechter dagen als er ongelukken gebeuren?
vragen, vragen…
En wat is magie? Een tijdlang was het in esoterische kringen populair om magie te definiëren in de trant van “het teweegbrengen van veranderingen in het bewustzijn”. Ik heb dat altijd een wat eigenaardige definitie gevonden. Bij ‘magie’ denk je toch niet in eerste instantie aan een psychische of spirituele ontwikkeling, maar eerder aan pogingen invloed uit te oefenen op de tastbare wereld? Iets ‘uit het niets’ tevoorschijn toveren. Iets vanuit de onzichtbare wereld van de geest, in de waarneembare wereld laten materialiseren. Of niet? Hoe zie jij dat, lezer(es)?
Hoe kijk jij vanuit jouw levensbeschouwing aan tegen de verhouding tussen enerzijds de geest, het bewustzijn etc., en anderzijds het lichaam en de materie? Is daar verschil tussen of komt het op hetzelfde neer? Is het voor een heks (of magiër, paganist, of hoe je jezelf ook ziet) belangrijker om je op het ene te richten dan op het andere, of zijn ze gelijkwaardig? Is er sprake van een vorm van ‘hoger’ en ‘lager’, bijvoorbeeld waarbij de Geest via een serie emanaties afdaalt in de stof, van Kether tot Malkuth, of anderszins? Of denk je dat het veiliger is, het spirituele niet boven het aardse te willen stellen, omdat dat kan ontaarden in (zelf)onderdrukking en misbruik? Bestaat er zoiets als telekinese? Je hoeft niet meteen een standpunt in te nemen. Het zijn vragen om over na te denken.
Gebruikte literatuur (voor zover niet te vinden via links in de tekst):
• Voltaire: Verhalen. Zadig / Micromegas / Candide / De argeloze / De prinses van Babylon. Vertaling J.M. Vermeer-Pardoen. De grote klassieken. Het Spectrum, Utrecht z.j., pag. 84-5.
• Catherine Nixey: The Darkening Age. The Christian Destruction of the Classical World. Macmillan, London 2017. Vieze monniken: pag. 205-6. Pompeï: pag. 172 en verder. (Ik noem dit boek nu wel, maar vooral omdat ik het onlangs heb gelezen en me zodoende herinner dat daarin bepaalde zaken worden vermeld, die ongetwijfeld ook elders te vinden zijn maar waarbij ik zo uit mijn hoofd niet direct een bron kan noemen. Het is niet bedoeld als aanbeveling.)
• Anthony Grafton et. al. (eds.): The Classical Tradition. The Belknap Press of Harvard University Press, Cambridge, Massachusetts, and London, England 2010 (paperback edition 2013). Lemma’s ‘homosexuality’, ‘pederasty’.
• Mark Mieras: Ben ik dat? Wat hersenonderzoek vertelt over onszelf. Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam 2007. pag. 259.
Noten
[1] De gegevens van boeken die ik vermeld, zijn onderaan het artikel (boven de noten) te vinden.
[2] Overigens zijn extreme vormen van disciplinering van het lichaam niet uniek voor het christendom of monotheïstische religies. In het hindoeïsme bijvoorbeeld wordt een bijzondere spirituele status toegeschreven aan yogi’s die onwaarschijnlijk lang één ongemakkelijke houding volhouden, en aan saddhu’s die hun minachting voor het niet-geestelijke tentoonspreiden door naakt op begraafplaatsen te leven, voedsel te nuttigen waar anderen van gruwen en zich in te smeren met as van crematies.
[3] De uitdrukking ‘platonische liefde’ is gebaseerd op deze passage, ook al staat nergens dat de Uranische liefde louter geestelijk van aard zou zijn (integendeel: Pausanias zegt dat er geen Aphrodite, geen liefde is zonder Eros, begeerte).
[4] Vondsten die men te schandelijk vond voor een algemeen publiek, werden opgesteld in een afgesloten afdeling van het museum in Napels en waren alleen omder bepaalde voorwaarden te bezichtigen. Vrouwen en kinderen mochten er sowieso niet binnen.
[5] Lange tijd betekende heidens (in het Engels pagan, in het Frans païen) niets anders dan voorchristelijk, met name Grieks-Romeins. Met een vleugje niet-christelijk en areligieus. Men dacht niet speciaal aan voorchristelijk Europa ten noorden van de Alpen.
[6] Als keuzes niet voortkomen uit de vrije wil, maar het gevolg van hersenprocessen zijn waar wij zelf geen invloed op hebben, dan zou dat ook gelden voor de vermeende ‘keuze’ om ziek te zijn – maar die conclusie wordt geloof ik door niemand getrokken.
[7] Soms is het ongetwijfeld nodig om jezelf even over een drempel heen te helpen en/of meer aan lichamelijke inspanning te doen, maar dat geldt niet voor iedereen en onder alle omstandigheden.
Heel fijn om alle opvallende artikelen van de afgelopen tijd tot zo’n coherent verbonden geheel terug te lezen. Dank!