Wat is zelfbeeld? Hoe heeft een diagnose daarop invloed? Dit is een artikel over blinde vlekken, en dat die altijd een rol zullen blijven spelen. Hoezeer je ook streeft naar zelfkennis en bewustzijnsverruiming.
Mijn lichaam riep. Ik hoorde het wel, maar begreep het niet.
Uit elke vezel en cel welde een diep, diep verlangen op.
Naar iets. Een roep om vervulling.
Van wat?
Dacht altijd dat ik een gulzig type was, en altijd honger had. Soms was het roepen minder: in de stilte, in het holst van de nacht, met donkere maan. Zonder mensen, in een weids landschap. Aan zee, in de bergen, the middle of nowhere. Als ik mediteerde.
En bepaald voedsel dempte, al was het maar even, ook het roepen van mijn lichaam. Pure soep, zelfgemaakt, van bot en van groentes. Een perfecte avocado (maar hoe vaak tref je die, meestal vallen ze tegen, de beste houden de kwekers zelf natuurlijk). Mooie thee, precies goed getrokken. Een kom warme havermout met kaneel en frambozen. Maar echt genoeg was het nooit. Dus lonkten de chips en de koekjes, misschien hielp dat. Ook, even, maar na de eerste verdoving volgde altijd de kater.
Als ik niet oplette, in tijden van drukte en stress bijvoorbeeld, was ik constant aan het grazen. Het vroeg veel om dat niet te doen. Een dagelijkse strijd die ik lang niet altijd won. Hapje hier, koekje daar, mandarijntje zus, dadeltje zo. Proefstations in de supermarkt, merkpromotie op straat door het uitdelen van een reep of een drankje? Ik zorgde dat ik het kreeg, door dralen en rondjes draaien, zelfs door schaamteloos in de rij te gaan staan. “Jij houdt wel van gratis hè?” Dat was het dus niet echt. Maar ondanks al mijn reflecterende vermogens, al het trainen van mijn bewustzijn, al dat mediteren zag ik niet wat het dan wel was.
In een periode van angst en wanhoop liep ik halve nachten in een straf tempo, uren achter elkaar. Kilometers. Naast een baan in de horeca. Dat hield me rustig, voorkwam drama, het kalmeerde me voldoende om maatschappelijk te kunnen blijven functioneren, hield depressie op afstand. Fietsen, dansen, wandelen, de liefde bedrijven, een berg bedwingen (gewoon lopend, zodra er pikhouwelen en touwen aan te pas komen haak ik af), waden door de branding? Ik doe het graag. Is lekker. Dan voel je dat je leeft. Yoga is voor mij inmiddels zoiets als ademen: ik ben pas echt wakker na wat houdingen.
Mager ben ik nooit geweest, zelfs niet toen ik nog een slank meisje was. Dat ijle en lange en slanke, dat was wel mijn ideaal, maar zeer onbereikbaar. Ook toen ik nog maat 34 had, had ik iets vlezigs. Korte vingers en ledematen. Klein van stuk. Stevig vooral in de heupen en benen. Met mijn zwangerschappen kwam ik flink aan. Na de eerste lukte het me nog om terug op gewicht te komen, na de tweede ging dat niet meer. Ik weet dat aan een gebrek aan discipline. Dat stress een rol speelde zag ik ook wel, dat er iets ‘anders’ was voelde ik goed. Dat roepen van mijn lichaam, dat diepe verlangen naar vervulling maakte het zwaar om in beweging te komen op de manier waarop ik dacht dat het zou moeten. Dat het roepen mijn lichaam zwaar máákte, dat dat op zichzelf ook roepen was, dat zag ik nog niet.
Dus ik was gulzig, en discipline niet mijn sterkste kant, dacht ik.
Maar – sommige dingen doe ik wél moeiteloos en met regelmaat.
Dingen waar anderen dan weer van vragen ‘hoe doe je dat, hoe houd je dat vol?! Mij lukt dat niet!’ Mediteren bijvoorbeeld, ik doe het graag en vaak. Niet omdat het zou moeten, maar omdat ik daarin de stilte, de rust en de ruimte vind die ik zo nodig heb maar zo zelden tref. Door te mediteren geef ik toe aan een diep verlangen. Ik mediteer dus eigenlijk uit ‘gulzigheid’.
Sporten, ik hou er niet van. Sportschool en groepen, hou op schei uit. Het idee alleen geeft me rillingen over mijn rug. De opbouwende schema’s. Het tanden op elkaar, nog éven volhouden. Het ‘pijn is fijn, dan pas bouw je spieren op!’ Dromen uit, verstand op nul en mechanisch dóórgaan, zonder oog voor de ervaring. Ik kan dat niet, voel me erdoor ingesnoerd, wil spelen! Maar ik wil wel graag bewegen. En ik dacht dus, dat dát is hoe je echte prestaties neerzet, hoe je doelen bereikt, ergens komt. Vervulling vindt.
Maar wat ik ook deed, het bleef een gevecht tussen accepteren wat is, en werken aan wat kan.
Zo’n gevecht kost bakken met energie. Daar ben je dan zo aan gewend, dat je het energielek niet eens doorhebt.
Totdat ik kort geleden te horen kreeg dat ik een aandoening heb. Lipoedeem. Die mededeling zorgde voor nogal een shift in mijn zelfbeeld. Wat het met je doet als er wordt gezegd: chronisch, niets aan te doen. Mindblowing, zo’n mededeling. ‘Niets aan te doen’ slaat je behoorlijk uit het veld. Het is een zinnetje dat verlammend werkt als je niet uitkijkt. De week nadat ik het hoorde, was ik koud tot op het bot en sliep ik enorm veel. Kennelijk had ik veel te verstouwen, die mededeling was echt een shock.
Hoewel er feitelijk niets verandert – dit speelt al sinds mijn puberteit, in langzaam, met horten en stoten steeds toenemende mate – staat alles op z’n kop. Die shift heeft ook iets raars. De dag na de diagnose was er niet wezenlijk iets anders met mij aan de hand dan de dag vóór de diagnose. En toch ervoer ik een wereld van verschil.
Wat ik ervoer als fysiek normaal, blijkt gekoppeld aan een aandoening. Trainingsschema’s mogen aan de kant. Ideeën over mezelf moet ik, soms radicaal, bijstellen. Sinds ik een massage- en coachingspraktijk heb, zag ik mezelf als iemand die anderen helpt. Op de een of andere manier sloot dat uit dat ik zelf hulp nodig zou kunnen hebben. Echt afvallen zet ik beter uit mijn hoofd, maatje slank is definitief van de baan. Ik eet redelijk gezond, ik beweeg meer dan gemiddeld, en ik heb rondingen. Punt. Met dat alles hoef ik ‘eigenlijk’ niet méér dan ik al doe aan de slag. En met mijn discipline is minder mis dan ik veronderstelde.
Ik merk ook hoe sterk de patronen zijn die horen bij ziekte, aandoeningen, elke vorm van labels. Ja, het is een opluchting om te weten wat ik mankeer, dát ik wat mankeer. Dat geeft mij de ruimte, ik zou bijna zeggen: toestemming, om beter voor mezelf te zorgen (want dat is nodig voor mijn gezondheid). Maar van een aandoening kun je ook je identiteit maken, een excuus om dingen niet meer te doen. Want ja, “het ís nou eenmaal zo…”
Zo ongeveer een leven lang doe ik aan zelfreflectie, streef ik naar ‘gnothi sauton’, steeds ruimere zelfkennis. Het idee, of de hoop, is dan tegenwoordig toch dat je met al dat streven steeds beter wordt in zelfbewustzijn, en dat je op een goede dag klaar bent en jezelf volledig kent, en dus nooit meer grensoverschrijdingen toestaat of aandoet. Maar zo werkt het niet natuurlijk, het leven is, hoe graag we het misschien ook anders zien, geen lineair avontuur. Ja, deels. Elke minuut die je meemaakt, is voor altijd voorbij. Maar het circulaire van patronen, reacties en dergelijke speelt een minstens zo grote rol als het lineaire. We blijven in- en uitademen, inkrimpen en verruimen. We willen vast blijven houden wat ons bevalt, en vermijden wat onaangenaam is. We bouwen een wereld met en vanuit een bepaalde interpretatie, gevoed door onze opvoeders, de tijd en plaats waarin we leven. Het is verdomde moeilijk, soms misschien zelfs onmogelijk, om volledig uit die kaders te breken.
Ik zag mijzelf als gezond, maar gulzig. Tot ik te horen kreeg dat ik minder gezond ben dan ik dacht. En daarmee viel een hele serie muurtjes om van beperkende gedachten. Een heftige ervaring, vooral omdat het me deed inzien hoe onnodig hard ik al die tijd voor mezelf was geweest. Zo’n label verschaft helderheid, en kan in die zin verder helpen. Maar een label legt ook vast, beperkt, en in die zin verkleint het juist je mogelijkheden en wereld.
De opvallendste mindshift merkte ik een paar dagen na de mededeling op: het roepen vanuit het diepst van mijn vezels en cellen is gestild. Kennelijk is dit het, wat mijn lichaam mij al die jaren wilde vertellen. En wat ik maar niet verstond. Had ik beter kunnen luisteren? Anders? Meer op zoek naar het juiste antwoord kunnen gaan? Ik weet het niet.
Door deze ervaring realiseer ik me des te meer, dat we in onze maatschappij te weinig leren omgaan met onze intuïtie. Onze cognitieve vaardigheden worden (op bepaalde gebieden) stevig getraind. Onze fysieke motoriek komt ook nog redelijk aan bod, er wordt positief gereageerd als je druk bent met sporten bijvoorbeeld. Maar onze intuïtie leren we vooral passeren en uitschakelen. Zodat we als volwassene weer jaren bezig zijn om ook die intuïtieve spieren te trainen. Wat vaak raar wordt gevonden, zonde van je tijd, maar ook fascinerend. We spreken de taal van de intuïtie (dromen, symbolen, duiding van zintuigelijke sensaties) maar gebrekkig. Ook als we er ons wél uitgebreid in verdiepen. Ook voor intuïtie geldt, dat hoe jonger je hem leert spreken en verstaan, hoe groter je vaardigheden zijn.
Lichaamsbewustzijn is mijn vak, en toch verstond ik mijn eigen lichaam niet. Ja, hoe professioneel je ook bent, over jezelf heb je altijd nog blinde vlekken. Een huisarts mag zichzelf en haar gezin om die reden ook liever niet onder behandeling hebben. Er spelen te veel andere banden en belangen om een nuchtere en heldere diagnose mogelijk te maken. Maar toch. Ik ben geschrokken van de enormiteit van mijn persoonlijke blinde vlek, juist op het gebied waar ik anderen mee help. Wel zal deze situatie mijn werkpalet uitbreiden, mijn vaardigheden en intuïtie en inzichten vergroten. Ik leer beter begrijpen hoe het zit met de blinde vlekken van mijn klanten. En de enorme brok bescheidenheid die ik in mijn schoot geworpen kreeg, die draag ik voortaan met me mee.
Ondertussen geniet ik van de nieuwe ruimte die is ontstaan met het vallen van de muren van mijn oude wereld- en zelfbeeld. Tot ook die nieuwe ruimte weer is opgevuld, en de druk weer zal toenemen, tot ook die begrenzingen zullen vallen. Enzovoorts. Ik adem in, en adem uit. Ik krimp in, en expandeer. Net als alles en iedereen om me heen.
Bijzonder verhaal… Dank je voor het delen!