“Neem nooit iets te eten aan van een heks!” waarschuwen sprookjes en volksgeloof. Denk aan de stiefmoeder van Sneeuwwitje! De heks waarvoor wordt gewaarschuwd, is iemand die van buiten de eigen kring komt. Die misschien ogenschijnlijk niet meer, maar in wezen nog altijd een buitenstaander, een indringer, een vreemde is. Iemand met andere ideeën en gewoonten. Je weet maar nooit of zij het voedsel niet heeft betoverd of vergiftigd. Van zo iemand kun je immers alles verwachten…
‘Man ist, was man ißt’ (je bent wat je eet)
In Frankrijk kent men de ‘gastronomische maaltijd’. Bij geboorten, bruiloften, verjaardagen, reünies en andere belangrijke gebeurtenissen komt men met familieleden, vrienden of andere betrokkenen bijeen om gezamenlijk te koken en te eten. Deze maaltijd bestaat uit zes gangen en bij elke gang hoort bepaald bestek en servies. Het is van groot belang bij elk gerecht de juiste wijn te kiezen. Maar het belangrijkst van alles is het samenzijn en het aanhalen van de sociale banden. De Franse gastronomische maaltijd is in 2010 door UNESCO erkend als cultureel erfgoed. Tot op zekere hoogte vergelijkbaar is de zakenlunch, over de hele wereld een bekend verschijnsel. Voedsel en drank zorgen voor een ontspannen sfeer die het sluiten van goede deals bevordert, is het idee. Ook in de politiek worden diplomatieke banden nogal eens gesmeed of versterkt onder een etentje.
Voor de Fransen is hun eetcultuur een zaak van nationale trots. Nederlanders verbazen de rest van de wereld door hagelslag niet in de eerste plaats als luxe taartdecoratie te gebruiken, maar als een eenvoudig broodbeleg (in volkse koffiehuizen zag ik vroeger ‘broodje hagelslag’ op de kaart staan. In hippe café’s hadden ze zoiets niet. Daar was het meer ‘pistolet met mortadella’). Zowel Israëli’s als Libanezen eisen hummus op als nationaal gerecht, wat heeft geleid tot een wedijver in het maken van de grootste portie hummus. Engelsen hebben eindeloze discussies over de vraag of men bij het theedrinken eerst melk, of eerst thee in het kopje schenkt.
Hoor je erbij, of hoor je bij de anderen?
Bepaald voedsel wel of niet kunnen of mogen eten, hangt vaak samen met iemands sociale klasse. In de middeleeuwen aten rijke mensen brood van tarwe, maar de armen roggebrood. Vanaf de zestiende eeuw werden in Europa boeken gepubliceerd over tafeletiquette. De regels waren bedoeld voor de hogere kringen en verschilden nogal eens, maar “de hoofdzaak was toch dat men onderscheid kon maken tussen mensen die wèl wisten hoe het hoorde en mensen die dat niet wisten.”
Structurele verschillen in eetgewoonten spelen mogelijk ook een rol in gevoelens van ‘instinctieve’ afkeer van een andere groep mensen. De nabijheid van iemand die knoflook heeft gegeten, kan moeilijk te verdragen zijn voor wie dat niet heeft. Sommige vegetariërs vinden dat vleeseters een beetje stinken. Een Latijns-Amerikaanse man beklaagde zich er ooit tegen mij over dat Nederlandse vrouwen “naar pannekoeken” roken. Dat vond hij onaantrekkelijk. Omgekeerd versterkt de geur van een gelijksoortig eetpatroon waarschijnlijk het gevoel van onderlinge verbondenheid.
Religieus onderscheid
Zo heeft ieder land, iedere streek en iedere bevolkingsgroep wel iets aparts, iets herkenbaars. De verbindings- en scheidslijnen in eetgewoonten die in onze geglobaliseerde wereld het meest in het oog lopen, zijn religieus-cultureel van aard. Moslims die vasten tijdens de ramadan, voelen zich verbonden met hun mede-vastende geloofsgenoten (en met mensen die uit armoede honger lijden, zeggen sommigen), en halen na zonsondergang de familiebanden aan door gezamenlijk te eten. Orthodoxe christenen eten tijdens hun vastenperiode strikt veganistisch. Hindoes mogen geen voedsel nuttigen dat is bereid door iemand uit een lagere kaste, en Brahmanen gebruiken geen knoflook en uien (die zouden de lagere driften stimuleren) maar kruiden hun voedsel in plaats daarvan met asafoetida (duivelsdrek).
Voedsel verbindt mensen, maar onderscheidt de groep die zo ontstaat tegelijk van anderen. Iemand die afwijkt van het gangbare door bijvoorbeeld alleen rauwkost te willen eten of geen alcohol te drinken, wordt bij een etentje al gauw als spelbreker gezien. De keuze voor een bepaalde manier van eten wordt dikwijls opgevat als kritiek op andermans eetgewoonten, of zelfs op een hele cultuur. Veel mensen vinden daadwerkelijk dat anderen dezelfde keuze zouden moeten maken als zijzelf. In Nederland weerklinkt af en toe gemor wanneer er niet meer uitsluitend broodjes ham in de kantine liggen, maar in India kunnen verschillende religieuze ideeën over voedsel leiden tot gewelddadige botsingen. Daar worden moslims soms aangevallen en zelfs vermoord door extremistische hindoes, omdat moslims rundvlees eten terwijl runderen voor hindoes heilig zijn. In een aantal deelstaten van India is het slachten van runderen verboden.
Kennen heksen voedseltaboes of -voorschriften?
Zijn er gebruiken of verboden met betrekking tot voedsel en drank waaraan een buitenstaander een heks of heiden zou kunnen herkennen? Volgens de volksverhalen gebruiken heksen geen zout in het eten en nemen ze geen brood aan, als bij een maaltijd het brood in stukken wordt gedeeld. Maar daarbij gaat het om de stereotiepe kwaadaardige sprookjesheksen. Zout verdrijft het kwaad, dus daar kunnen zij niet tegen, en als anti-sociale wezens willen zij niet deelnemen aan iets gezamenlijks en verbroederends als het delen van brood. In afgezwakte vorm is dat antisociale imago te herkennen in de ‘spelbreker’ die niet meedoet aan de vrijdagmiddagborrel, of die vraagt of er bij het feestje ook veganistische hapjes worden geserveerd.
Ondanks de inspanningen van velen om het mooie en menslievende in hekserij en heidendom te laten zien, hebben de woorden ‘heks’ en ‘heiden’ voor grote delen van de bevolking nog altijd een ongunstige klank. Jezelf zo noemen heeft dus iets provocatiefs. Het is aannemelijk dat iemand die daarvoor kiest, er ook niet voor terugschrikt, in te gaan tegen heersende gebruiken en opvattingen over voeding. Maar er zijn op dat vlak zoveel ideeën, adviezen en modes in omloop, dat moeilijk valt uit te maken welke nu eigenlijk breed geaccepteerd en welke controversieel zijn. Eigenzinnig eetgedrag hoeft daarom niet op hekserij of heidendom te wijzen.
Heidense koekenbakkers
Het Bijbelboek Jeremia vermeldt heidenen die koeken bakken en wijnoffers brengen voor een godin, die de Koningin van de Hemel wordt genoemd. Deze godin wordt onder meer uitgelegd als Asherah, Ashtoreth, Ishtar of Astarte, voor wie maanvormige koekjes werden gebakken. Het bakken van maankoekjes lijkt onder heksen tamelijk populair, en wijn kan een rol spelen in de rituelen, maar ik durf niet te stellen dat hedendaagse heidenen zich erg laten inspireren door de Bijbel!
Het vereren van de Koningin van de Hemel is trouwens al lang geen uniek heidens gebruik meer. In de katholieke kerk is Regina Caeli (Koningin van de Hemel) vanouds een benaming van Maria. Sinds 1954 is er zelfs een speciale feestdag ingesteld om Maria als Hemelkoningin te vereren. Na wat schuiven met data is dat 22 augustus geworden. Dit jaar willen enkele Amsterdammers deze ‘koninginnedag’ vieren met onder meer een piramide van laserstralen en een “Tsunami van Liefde”. De beschrijving van het evenement doet ondanks een verwijzing naar de paus niet bijzonder katholiek aan, maar zeker ook niet paganistisch. Er staat niets over koeken of wijnoffers.
Over het brood met de naam ‘duivekater’ wordt verteld dat het zou zijn voortgekomen uit heidense offers. De vorm van het brood met de knobbelige uiteinden zou verwijzen naar een schenkel. Ik vind het een weinig overtuigend, maar niettemin aansprekend verhaal en ik koop in december dan ook graag een duivekater (zelf bakken zit nog altijd in de planning). Daarbij moet ik vrijwel altijd even blijven wachten tot de nieuwe lading broden voldoende is afgekoeld om te worden vervoerd: zo groot is in die tijd van het jaar de vraag naar dit brood. Zoveel liefhebbers kunnen onmogelijk allemaal heidenen zijn.
Ook andere baksels zoals de ‘oudewijvenkoek’ worden folkloristisch herleid tot heidense gebruiken, maar geen van die baksels wordt uitsluitend, of zelfs maar overwegend door heidenen gemaakt of genuttigd. En zelfs de meest fanatieke christenen waarschuwen niet voor de gevaren van het eten van heidense koeken.
Onderscheiden of overschrijden?
Eén universele, herkenbare benadering van voedsel lijkt er onder heksen en heidenen niet te zijn. Is wellicht precies de afwezigheid van onmiskenbare kenmerken kenmerkend? Zinniger dan het willen afbakenen en onderscheiden van de eigen subcultuur, lijkt mij in elk geval het ter discussie stellen en zonodig overschrijden van beperkende grenzen en identiteiten, wanneer die zonder nadenken als vanzelfsprekend en vaststaand worden opgevat en als norm gehanteerd. Misschien is het typisch iets voor heksen om specifieke gebruiken en voorschriften die aangeven wie er wel en wie er niet bij hoort, binnenskamers te houden, maar buiten de beslotenheid van de eigen kring enigszins buiten de perken en gebaande paden te gaan. Met betrekking tot voedsel zou dat kunnen betekenen: eten delen met mensen met wie de meesten niet snel de maaltijd zouden delen.
Hekate’s Suppers
Inderdaad zijn in de Verenigde Staten verschillende personen en groepen, kennelijk onafhankelijk van elkaar, op de gedachte gekomen dat de heksengodin Hekate het op prijs zou stellen wanneer zij hun voedsel gingen delen met daklozen. Een van die groepen is verbonden aan het paganistische centrum Sacred Hearth Sanctuary in Reno, Nevada. Onder de naam ‘Hekate’s Suppers’ worden hier maaltijden voor daklozen verzorgd. Star Fitch, een van de initiatiefneemsters, was zo vriendelijk mij hierover te willen vertellen.
In de Griekse oudheid legden mensen op kruispunten en driesprongen voedseloffers voor Hekate neer, die vervolgens (naar men aanneemt) werden meegenomen door de allerarmsten, of opgegeten door wilde honden en andere dieren. Star en een vriendin lazen over deze ‘maaltijden van/voor Hekate’ in het boek Hekate – Her Sacred Fires en besloten met hun groep iets vergelijkbaars te organiseren voor de daklozen in hun omgeving. Zij zien Hekate als de godin die hulp en wijsheid schenkt wanneer de nood het hoogst is, en ze beschouwen het ondersteunen van mensen aan de onderkant van de samenleving als een onmisbaar onderdeel van hun toewijding aan de godin.
De vorm die de bijeenkomsten van Hekate’s Suppers aannemen is tweeledig. Eén deel bestaat uit een besloten ritueel dat eens per maand plaatsvindt. Een kleine groep Hekatevereerders brengt offers naar een kruispunt en smeekt de bijstand van de godin af voor de daklozen en voor henzelf. Het andere deel speelt zich af in het gebouw van Sacred Hearth Sanctuary. Hier kunnen daklozen eens in de twee weken op donderdag een maaltijd krijgen, en spullen zoals slaapzakken, kleding, zeep, maandverband en andere benodigdheden. Er wordt ook gezorgd voor hondenvoer. Dat is niet alleen nuttig voor daklozen met een hond, maar ook betekenisvol in verband met Hekate. Zij wordt immers vaak aangekondigd of vergezeld door honden en soms neemt ze zelf de gedaante van een hond aan.
De donaties worden ingezameld in het Sacred Hearth Sanctuary en zijn hoofdzakelijk afkomstig van pagans uit diverse stromingen. Het initiatief is niet speciaal gericht op pagans; naar de spirituele opvattingen van donateurs en begunstigden wordt niet gevraagd. De groep van ‘Hekate’s Suppers’ werkt samen met andere organisaties voor daklozen. Ze richten zich daarbij op praktische kwesties en brengen hun paganistische achtergrond niet ter sprake. Evenmin wordt er iets als een heidense zegenwens uitgesproken bij het uitdelen van voedsel en goederen. De hulpactie is niet opgezet om hekserij of heidendom in een gunstig daglicht te stellen, laat staan om ‘zieltjes te winnen’. Alleen de naam Hekate’s Suppers geeft iets prijs over de achtergrond van de leden van die groep. Maar de meeste mensen staan niet stil bij de naam, omdat die ze niets zegt.
Hier, een lekker appeltje…
Voedsel delen met mensen uit andere groepen dan de eigen, wordt natuurlijk door meer mensen gedaan. De media berichten regelmatig over dergelijke acties. Maar bij die gelegenheden komt er altijd een nadruk te liggen op groepsidentiteiten: Proef eens hoe lekker deze vluchtelingen kunnen koken; kijk hier eens hoe gastvrij moslims kunnen zijn; en zie je wel dat het christenen zijn die zich daar ontfermen over drugsverslaafden? De grenzen tussen de groepen worden tijdelijk opgeheven maar daarbij tegelijk benadrukt. Soms probeert men er een ander wij-gevoel voor in de plaats te zetten, dat de verschillen tussen de (sub)culturen zou moeten overstijgen: we zijn allemaal Amsterdammers, of: we zijn allemaal mensen. Maar het benadrukken van de ene groepsidentiteit vaagt de andere niet uit. Een moslim die zich bovenal Amsterdammer voelt, is daardoor niet ineens minder moslim. En dat ook ‘vreemde’ mensen mensen zijn, wisten we al lang, al lijkt het wel eens te worden vergeten.
Voedsel met anderen delen vanuit een bepaalde levensovertuiging, maar zonder daarbij de aandacht te vestigen op die overtuiging, zoals de groep van Hekate’s Suppers doet, blijkt nog niet zo eenvoudig. Een echte heksentoer! Zouden de sprookjes dan toch gelijk hebben? Is een heks iemand die anderen iets te eten aanbiedt, zonder te onthullen dat ze een heks is? Zolang het aangebodene niet wordt ‘vergiftigd’ met de onuitgesproken eis dat de anderen door dit gebaar van verbroedering als bij toverslag veranderen in dankbare en ruimdenkende medemensen, is dat idee zo gek nog niet. Eten is weliswaar transformatie (zie het redactioneel), maar niet elke transformatie is te sturen. Ook niet als je een heks bent. Laten we niet vergeten – hoor het gehuil van wilde honden in de verte – dat de wereld altijd meer zal omvatten dan het beperkte, vertrouwde gebied waarbinnen we ons op ons gemak voelen.