Het is moeilijk om grip te krijgen op de Engelse zanger David Bowie, die op 10 januari op 69-jarige leeftijd overleed aan de gevolgen van leverkanker. De man wisselde vaker van personage dan een normaal mens van ondergoed. En altijd zat er een mystiek kantje aan. Zelf lichtte hij vrijwel nooit een sluier op.
Na 10 jaren radiostilte kwam Bowie in 2013 als een donderslag bij heldere hemel met het nieuwe album ‘The next day’, en twee dagen voor zijn overlijden verscheen zijn laatste plaat ‘Blackstar’. Het is een intrigerende titel. In het antieke judaïsme stond ‘de zwarte ster’ gelijk aan de planeet Saturnus (1). En als het album ook nog eens prominent een zwarte vijfpuntige ster op de hoes toont, gaan de alarmbellen helemaal af. Dat mystieke kantje van Bowie sijpelde altijd wel door, in teksten van nummers, in anekdotes. Er zijn foto’s zelfs, waarop hij zich liet afbeelden als een Egyptische godheid. Was het dwepen met? Was Bowie een ingewijde in de mysterietraditie? Een vrijmetselaar? (2)
Hij heeft er zelf nooit veel over willen zeggen. In 1995 gaf de zanger tijdens een interview (3) toe dat hij zich in de jaren zeventig had toegelegd op de kabbala en de leer van Aleister Crowley. ,,Die heel donkere en behoorlijk beangstigende onwereld aan de verkeerde kant van het brein. En recentelijk heb ik me verdiept in de Gnostiek.’’
Twee jaar later zei hij tijdens een interview (4) met het Engelse popblad New Musical Express weer dat hij altijd had gevonden dat Crowley een charlatan was. In plaats daarvan noemde hij Arthur Edward Waite als “vreselijk belangrijk” in die jaren zeventig. ,,En een ander, Dion Fortune, die een boek met de naam Psychic self-defence heeft geschreven. Je moest door de kamer lopen om stukjes touw en oude potloden te pakken en rare dingen op de muur te tekenen, en dat nam ik allemaal heel serieus, hahaha. Ik tekende doorgangen naar andere dimensies, en ik ben er zeker van, voor mezelf, dat ik echt andere werelden in liep. Ik tekende dingen op muren en liep er gewoon doorheen, en zag wat er aan de andere kant was.’’
Bowie lacht het een beetje weg, omdat hij werd bevraagd over een voorval in Los Angeles, waar hij midden jaren ’70 woonde. Zwaar verslaafd aan cocaïne was hij ervan overtuigd dat zijn huis behekst was. De witte heks Walli Elmlark werd vanuit New York ingevlogen voor een duivelsuitdrijving. Zijn toenmalige vrouw Angie was er in haar biografie zeker van dat het zwembad kolkte tijdens de bezweringen om de demonen uit te drijven.
Tussen de regels door lezen we dat Bowie mediteerde, divineerde, in elk geval halverwege die jaren ’70. Dat hij zich aan de hand van Dion Fortune in de Westerse mysterietraditie verdiepte. Dat hij het werk van Arthur Edward Waite spelde. De medeschepper van de Rider-Waite tarotkaarten, priester bij de orde van de Golden Dawn, vrijmetselaar, rozenkruizer, alchemist, kaballist, en vertaler van de invloedrijke Franse occultist Éliphas Lévi. Laat David Bowie nou net diens boek Transcendental Magic, its Doctrine and Ritual noemen in zijn top 75 van beste boeken. Terwijl Crowley driftig grutte in het werk van alle voornoemde namen.
Wie had dat kunnen denken van die schuchtere tiener, die eind jaren ’60 Europa doortrok met zijn akoestische gitaar. Wie goed luisterde naar zijn doorbraaksingle ‘Space oddity’ hoorde daarin niet alleen de astronaut Tom die zoek raakt in het heelal, maar vooral een LSD-trip. En dan belandt in 1971 ‘Hunky Dory’ in de platenbakken. Een album beïnvloed door boeddhisme en het occulte. Met name het nummer ‘Quicksand’, dat verwijzingen bevat naar de Golden Dawn en Aleister Crowley. “I’m closer to the Golden Dawn, immersed in Crowley’s uniform of imagery”, zingt David Bowie op het laatste nummer van kant 1.
En ook het androgyne imago dat Bowie zich toen aanmat, zou wel eens op het esoterische gedachtegoed gebaseerd kunnen zijn. De vergelijking met Baphomet komt op, de tweeslachtige god die al door de tempeliers werd aanbeden (5), en die in de Golden Dawn een nieuw leven kreeg. Het meest bekende beeld van de god met geitenkop en borsten, een pentagram op het voorhoofd, zoals we dat nu kennen, werd door Levi getekend rond 1850. De Geit van de Sabbat kreeg een halve eeuw later een prominente plek in het werk van Crowley, die het androgyne karakter van Baphomet expliciet roemde. “…His letter is ayin, the Eye, so that he is Light; and his Zodiacal image is Capricornus, that leaping goat whose attribute is Liberty”, schreef Crowley. Het moet Bowie, met zijn opvallend grote pupil (een gevolg van een vechtpartij als kind), en zelf een steenbok, op zijn minst hebben aangesproken.
En dan was er nog de rivaliteit tussen Bowie en zijn jeugdvriend en Led Zeppelin-gitarist Jimmy Page, over wie de meest occulte van de twee zou zijn. De legende wil dat David Bowie zich zelfs op Tibetaanse magie (“de donkere zijde van het boeddhisme”) stortte om Page af te troeven.
Van de zanger verschijnen in die tijd bovendien foto’s waarop hij verkleed gaat als farao, of Egyptische god zelfs, en sfinx. Sommigen zien een verwijzing naar Crowley, die zich op een vergelijkbare manier liet fotograferen. Maar Bowie verdiepte zich in die jaren, zegt hij zelf, ook in het Egyptische pantheon. Andere beelden tonen hem met een levensgroot derde oog.
De paar jaar daarop zijn er weinig directe elementen uit het occultisme aan te wijzen in Bowie’s werk. Daarin komt in 1975 verandering met de baanbrekende plaat ‘Station to station’, die hij in Los Angeles opnam. Zijn biograaf schetst het beeld van een zwaar aan cocaïne verslaafde artiest in een staat van psychische doodsangst (6). Uit een schaars interview blijkt dat de zanger zich in zijn huis had omringd met archeologische Egyptische voorwerpen, zwarte kaarsen, en occulte tekens op de muren.
Het was kennelijk een staat waarin hij een uiterst duister album kon creëren. Een plaat waarop de magie van Crowley en de Golden Dawn wordt aangevuld met bijvoorbeeld de kabbala. De achterkant van de hoes geeft dat al weg: Bowie wordt gefotografeerd terwijl hij een levensboom tekent. Maar er duiken ook christelijke elementen op. Het lijkt erop dat Bowie zich heeft teruggewerkt van het 19e-eeuwse occultisme naar de vroegchristelijke gnosis – zonder daarbij Crowley en de Golden Dawn uit het oog te verliezen.
De albumtitel is een duidelijke verwijzing naar de kruisstaties van Christus, maar ook naar de posities op de kabbalistische levensboom. Bowie gaf beide lagen ook zelf toe.
Here are we
One magical movement from Kether to Malkuth
There are you
You drive like a demon from station to station
zingt Bowie in het titelnummer. Hij verwijst naar twee sephirot (posities op de levensboom): een val van de goddelijke kroon naar het aardse koninkrijk. ‘Word on a wing’, aan de andere kant, is doordrenkt van het christendom. De tekst leest als een gebed tot Jezus Christus. Bowie gelooft compleet, in alles, lijkt het wel. In zekere zin is dat logisch. In de gnosis kwamen immers elementen van alle belangrijke religies tot die tijd samen. En de gnosis diende weer als bron voor latere mystieke levensbeschouwingen.
Het zijn zeldzame momenten waarin Bowie de luisteraar meeneemt op zijn eigen spirituele reis door het leven. De zanger lijkt er voorzichtig mee te zijn om ernaar te verwijzen in zijn teksten. In zijn Berlijnse periode (1977-1979) zijn ze nauwelijks te vinden, en ook de jaren ernaar is het moeilijk speuren naar ‘occulte’ boodschappen in de songteksten. Ja, in de jaren ’90 duiken er nummers op als ‘Pallas Athena’ , die zich laten horen als gebeden. En Bowie valt tijdens een liefdadigheidsconcert ter ere van de pas overleden Queen-zanger Freddie Mercury, 20 april 1992 in het Londense Wembley-stadion, op zijn knieën om het Onze Vader te bidden.
In 1996 neemt hij ‘Earthling’ op. Een plaat waarvan hij zelf zegt dat het vinden van een balans tussen atheïsme en “een soort van gnostiek” het onderliggende thema is. ,,Ik blijf heen en weer gaan tussen de twee thema’s, omdat ze veel voor me betekenen. Ik bedoel, de kerk komt niet binnen in mijn schrijven of mijn gedachte, ik voel niets voor welke georganiseerde religie dan ook. Wat ik nodig heb is het vinden van een balans, spiritueel, tussen de manier waarop ik leef en mijn einde. En die periode, van nu tot mijn einde, is het enige dat me fascineert.” Enkele jaren daarna trekt hij zich jarenlang terug uit de publiciteit.
Tot 2013, het jaar waarin hij na een afwezigheid van tien jaar terugkomt met het album ‘The next day’. Het is een plaat die verwijst naar Bowie’s Berlijnse periode. Optredens doet hij niet. Er gaan verhalen dat de zanger meerdere hartinfarcten heeft gehad. De opnames zijn in het diepste geheim gemaakt.
Datzelfde geldt voor ‘Blackstar’, zijn uiteindelijke testament. Vanuit het niets wordt het album op 8 januari 2016 uitgebracht, op Bowie’s 69ste verjaardag. De eerste lovende kritieken zijn al verschenen als twee dagen later blijkt dat de zanger is overleden aan de gevolgen van leverkanker. Het is een album dat in het verlengde staat van ‘Station to Station’, donker, melancholiek, maar dan zonder de drugs die er in de jaren ’70 aan te pas kwamen. Het is een album dat bol staat van de verwijzingen naar mysterietradities en christendom. Alleen al de titel verwijst naar het antieke judaïsme, waarin Saturnus de ‘zwarte ster’, een ster des doods als het ware, werd genoemd.
Bowie doet boete. En in ‘Lazarus’ lijkt hij zijn eigen dood aan te kondigen, aan de hand van een Bijbels figuur. Een figuur dat later uit de dood op zal rijzen. Of Bowie daarin ook zou kunnen slagen? Hij omarmde de godheid in vele vormen, maar zorgde ervoor dat hij kort na zijn dood in het geheim werd gecremeerd. Misschien wel om het zekere voor het onzekere te nemen.
Noten:
- Emma Jung, Marie-Luise von Franz – The Grail Legend (1998)
- https://www.instagram.com/p/BAZ8AmJozwb/
- New Musical Express, 25 november 1995
- New Musical Express, 1 februari 1997
- Thomas de Quincey – Suspira de profundis (1873)
- Peter Doggett – The Man Who Sold The World: David Bowie And The 1970s (2011)
Apodassos
Gaaf, een plek voor deze mooie man met zijn magische muziek.