Als Freyja zich laat zien. De code van het christendom
Henk Vreekamp
Zoetermeer, Boekencentrum, 2013, 366 p. € 19,90. ISBN 978-90-239-2689-4
http://www.boekencentrum.nl/boeken/Henk-Vreekamp/Als-Freyja-zich-laat-zien/24267
http://www.vreekamp.nl/
Wat er over ‘Dit boek’ staat op p. 9:
“Dit boek is het laatste deel in een trilogie die zich afspeelt op de Veluwe. Evenals in beide vorige boeken – Zwijgen bij volle maan en De tovenaar en de dominee – draait het ook nu om de verhouding die het christendom heeft met heidendom en jodendom.
Drievoudig is de christen in beeld.
Als partner van de heiden, in een bondgenootschap dat zich keert tegen alles wat Joods is.
Als bondgenoot van de Jood, in confrontatie met de heiden die de God van Israël afwijst.
Als wandelaar tussen Jood en heiden, die nu en dan een vraag opwerpt.
Wie is die christen zelf?
Wat is de onvervreemdbare kern van het christelijk geloof?
Over deze vragen gaat het in dit boek.
We begeven ons naar het dorp Epe.
Daar begint de wandeling.”
En daar ontmoeten we Freyja, die zelf net een vrouw tegenkomt die haar een stuk perkament geeft met een tekst. De vrouw belooft haar eeuwig leven, en legt uit dat het perkament een code bevat, de code van het christendom. Twaalf mannen die met elkaar de tekst hebben opgesteld, zullen uitleg komen geven. Freyja werpt nog tegen dat ze geen christen is, en dat zo wil houden. De vreemdelinge wekt echter haar nieuwsgierigheid met de boodschap dat de woorden magische kracht hebben. Ze pakt het perkament aan, en leest de beginwoorden. ‘Ic gelyfe…’. Terwijl Freyja rond de Grote of Sint-Maartenskerk in Epe wandelt, dient de eerste van de twaalf mannen zich aan. Hij stelt zich voor als Simon Petrus, en blijkt een van de apostelen te zijn. Hij vraagt Freyja de tekst van het perkament voor te lezen, en vertaalt de woorden als ‘Ik geloof’. Dan gaat hij uitleggen wat dat betekent binnen de ruimte van de kerk, en benadrukt dat Jezus een Jood was (en niet de eerste christen). Freyja kan nog net vertellen dat de godsdienst die zij van huis uit meegekregen heeft heidendom is, Asatru. En daarmee is het beeld neergezet zoals dat het hele boek door standhoudt. Freyja ontmoet elke dag een apostel, krijgt een stuk tekst dat ze mag voorlezen, en daarbij een heleboel uitleg over die tekst en de achtergronden ervan. Ze krijgt van alles te horen over het jodendom en het vroege christendom, met veel woorden uit de Bijbel. Freyja’s aandeel is beperkt tot het stellen van vragen, soms belangstellend, soms kritisch, en nu en dan mag ze haar heidendom tegenover het jodendom en christendom stellen. En niet alleen het Germaanse heidendom, maar ook de eerste versie van het verhaal van Jezus in het Saksische taalgebied, de Heliand. Dat verhaal kwam ook al uitgebreid aan bod in het eerste deel van de trilogie. De teksten die Freyja in handen krijgt, zijn die van het Apostolicum, de oertekst van het christelijk geloof in het oude Angelsaksisch.
Dit is geen verhaal van een spontane wandeling, ook al loopt Freyja elke dag verder over de Veluwe, door bossen en dorpen, langs grafheuvels en boerderijen en de kathedraal van bronzen boomstronken in de bossen van Apeldoorn. Het is in tegendeel een zeer zorgvuldig gecomponeerd boek. Elke plaats waar Freyja komt, elke dag in het najaar, heeft zijn plek in het geheel. De theologische hut is aanleiding voor een geschiedverhaal over het vrijzinnige Epe op de overigens zo rechtzinnige Veluwe. Het is de dag van dierenvriend Franciscus van Assisi (dierendag) of een Joodse feestdag, en als Freyja bij ‘Het Hol’ is, staat net de nedergang van Christus in de hel op het programma. Vreekamp laat de apostelen ook wel woorden weergeven van hedendaagse theologen, of hij laat de beheerder van een plek aan Freyja uitleg geven over de historie. Dat iedere dag een apostel komt en Nederlands spreekt met Freyja, is eigenlijk heel gekunsteld. Hoe Freyja sprekend wordt weergegeven vaak ook: “‘Wat, wil Freyja even later weten, ‘wordt er in de code precies bedoeld met ‘oordelen’?” “‘Geef mij maar het blinde noodlot’, reageert Freyja fel.”
En toch is het een meeslepend boek. Vreekamp is een verteller. Het boek greep me zozeer aan, dat ik het weg moest leggen waar hij heel fysiek het lijden van Christus aan het kruis beschrijft. Als Freyja zich laat zien maakt veel duidelijk over het christendom, in een (tamelijk) makkelijk leesbare vorm. Het geeft de essentie van het christendom weer, het ‘kleine credo’ van de voor- en achterflap: het Apostolicum en de vertaling daarvan. Vreekamp vertaalt de uitgebreide boekenlijst – in ieder geval wat hij daar belangrijke passages uit vindt – voor zijn lezers. Maar voor welke lezers is het boek bedoeld? Christenen, Joden, heidenen? Waarom laat Freyja zich zien?
In tegenstelling tot de vorige delen van de trilogie, die juist de afstand verkleinden, geeft dit boek mij vooral het gevoel dat het christendom tot een andere wereld behoort. Deels komt dat door teksten als deze: Psalm 51:9 op p. 295:
Ontzondig mij met hysop,
dán word ik réin
was mij,
en ik word wíttér dan snéeuw.
Het woord hysop kan ik als heks wel plaatsen: dat is een kruid. Maar die klemtonen begrijp ik niet. De ‘Tale Kanaäns’ spreek ik niet, ik ben niet opgegroeid met de (protestantse) Statenvertaling van de Bijbel. Waarom deze psalm bij Freyja een verlangen oproept, ontgaat me. De geschiedenis van Jezus de Christus roept mij niet op om christen te worden. Het wordt me vooral duidelijk waarom ik ooit de kerk verlaten heb. Omdat ik me er niet op mijn plaats voelde. Nu weet ik dat ik een van ‘de anderen’ ben, waarover Otter Zell in 1996 of 1997 vertelde in een artikel in Green Egg. Waarom streeft het christendom naar witter dan sneeuw, en ligt de nadruk op het licht en op de hemel? Freyja vertelt aan Johannes wat er gebeurt als de goden in de grote wereldondergang het onderspit delven en sterven, als Wodan geveld wordt door de wolf Fenrir. “Dan ziet de wijze zieneres dwars door het vergaan van deze wereld een nieuwe aarde in het verschiet.” Johannes vertaalt het visioen als het geloof in een vernieuwde aarde na de grote ondergang van de wereld. De Germanen zien in ieder geval nog een nieuwe wereld na Ragnarök. Na het laatste oordeel van de christenen zal er geen gewone dag meer zijn. Alleen nog eeuwig leven. Er was een begin – God schiep de wereld – en er zal een einde zijn. Een lineair verhaal. Heidenen denken in cirkels, of spiralen. Dat betekent een fundamenteel ander wereldbeeld. En een ander godsbeeld, nee, meerdere godsbeelden. Heidenen zijn er in allerlei soorten. Ongelovigen; zij die niet weten of er een god (God/goden) bestaat; en mensen die het wel zeker weten. Aanhangers van allerlei verschillende niet-christelijke religies, die daarin vinden wat het christendom biedt aan de aanhangers daarvan: zingeving, een visie op leven en dood, enz. Zal ik als heiden het christelijk geloof verwelkomen? Ja, voor mijn buren en landgenoten die zich er wel in thuis voelen. Maar ik ben al voorzien.