door Yoeke, boekenvroedvrouw met wortels in de Reclaimingtraditie
Wij is een vorm van woordmagie waar we de komende tijd krachtige bescherming tegen nodig hebben. Leg ik graag even uit.
‘Wij gaan in het voorjaar naar Terschelling’ is een mededeling die ik goed kan verwerken.
‘Wij lusten geen spruitjes’ vind ik al lastiger. Je kunt met zo’n uitspraak nooit recht doen aan alle nuances bij zoiets individueels als de waardering van een smaak.
‘Wij dragen altijd dezelfde regenjassen’ vind ik ronduit zorgelijk. Zo’n symbiotische ANWB- ‘wij’ suggereert dat je hetzelfde moet zijn, dat er geen ruimte is voor persoonlijke voorkeuren.
En bij ‘Wij hebben nou eenmaal altijd pech’ krijg ik echt de pest in. Wat een slachtofferige, onbewijsbare kutsmoes om maar een beetje door te dobberen in je leven en er geen vorm aan te geven!
Nee, denk ik dan opgelucht. Ik ben anders. Ik ben niet zoals deze ‘wij’. Wie ‘wij’ zegt in zulk soort beweringen is hullie, voor mij. Ik hoor daar niet bij. Met elke ‘wij’-uitspraak die er achteraankomt, distantieer ik me meer van de hullie in kwestie.
Maar als ik me zelf onderdeel voel van een ‘wij’, bijvoorbeeld in ‘Wat hebben we gisteravond plezier gehad hè’, dan voelt dat als een warme omhelzing die onze liefde voor elkaar nog eens even flink verstevigt.
Wij en hullie
Wij is woordmagie en, zoals elk magisch gereedschap, kan het gebruikt worden om verbindingen te creëren, maar kan het ook precies het tegenovergestelde effect hebben. Want waar een ‘wij’ is, manifesteert zich ook altijd een ‘zij’, een hullie; zij die er niet bij horen.
Zet je als schrijver het woord ‘wij’ in, dan moet je er zeker van zijn dat je lezer erbij hoort of wil horen – anders ben je ‘m zeker kwijt omdat hij vrijwillig de kant van hullie zal kiezen om niet als ‘wij’ gezien te worden.
Dat gebeurt allemaal in het donker van de geest, de plek waar wij, wij pagans, graag rondhangen. Het is ook de plek waar hullie, marketeers en propagandisten, hun werk doen.
Daarom is het in deze chaotische tijd van groot belang om ons bewust te zijn van de kracht van de wij-woordmagie omdat wij, wij stemgerechtigden, er doorlopend mee gebombardeerd worden.
Even ter verdediging: wij, wij mensen, zijn door de goden en de natuur uitgerust met een instinctieve wij-hullie-detector, om te kunnen overleven. Als wij mensen een sabeltandtijger tegenkomen (heb je ‘m weer), dan voelen we direct de neiging om de afstand tussen wij en hullie te vergroten. Dat kan een levensverlengende impuls zijn.
Iets alledaagser: sta je in je eentje, in een geel/blauw T-shirt, tegenover een groep doorgesnoven voetbalsupporters in het rood, een grote ‘wij’, dan voelt dat als levensbedreigend. Waar is een wij als jij ze nodig hebt? En we hebben elkaar hard nodig in tijden van crisis.
De ‘we’-vorm is alledaagse marketingmagie. Als marketeer of propagandist gebruik je het woord ‘we’ om lezer en toehoorder het gevoel van verbinding met jou te geven.
‘Wij’ suggereert een grote groep mensen die iets belangrijks gemeenschappelijk hebben. Hoor je erbij, dan ben je deel van dat grote, veilige geheel. Maar recht tegenover ‘wij’ sta ik alleen, in m’n foute T-shirt.
Hoor je bij ons?
Van dat gevoel maken propagandisten gebruik. Door het over ‘wij’ te hebben wordt elke ‘ik’ een kamp binnengetrokken, en onderdeel gemaakt van een groep en een groeps-standpunt. Daarmee worden we al minder kritisch op het onderschrijven en nazeggen van dat standpunt, wij vormen immers een verbond waar ik bij mag horen. Peer pressure dus.
Kleine verschillen – ‘…maar gegrild met tofublokjes vind ik spruitjes best lekker’ – worden weggemoffeld. Uit veiligheidsoverwegingen, eigenlijk. Al zeggen we, wij, leden van een groep, liever: ‘Over kleine verschillen kan ik best heenstappen, ik ben geen mierenneuker’.
Beter van niet, want in tijden van crisis hebben we elkaar nodig en je wilt niet dat je de wij ontvalt op zo’n moment.
In de komende tijd zullen we, wij deelnemers aan het maatschappelijk verkeer, steeds nadrukkelijker aan onze ‘wij’-arm getrokken worden om toe te treden tot een groep waar ik niet bij hoor en jij volgens mij ook niet. Maar het is verleidelijk, want ik heb dan misschien geen gelijk, maar wij, een ongedefinieerde groep mensen die misschien niet eens bestaat, wel.
Ik noem een paar voorbeelden, waarbij je je steeds kunt afvragen: ‘Is dat waar?’
En zo ja: hoe weet ik dat dan? Wil ik een actief lid zijn van de groep mensen die dit vinden? Of moeten anderen dan ik er consequenties aan verbinden?
En als het niet waar is: wil ik een tegengeluid laten horen en me onder hullie scharen? Wil ik deze mening actief bestrijden? Hoe dan?
‘We willen allemaal meer comfort en minder belasting betalen.’
‘We zijn in het Westen verantwoordelijk voor wat er nu in het Midden-Oosten gebeurt.’
‘We laten asielzoekers buiten slapen.’
‘We kunnen niet van geslacht veranderen.’
‘We gebruiken de scanner omdat dat sneller gaat, terwijl dat het kassameisje haar baan kost.’
‘We moeten echt groener gaan leven.’
‘We weten allemaal dat het uiteindelijk draait om licht en liefde.’
‘We hebben elkaar nodig in tijden van crisis.’
Oh wacht. Dat laatste heb ik zelf geschreven, dus dat moet wel waar zijn. Welkom bij de club.
Kies je eigen wijs
Het verneukeratieve is dat we, wij lezers en toehoorders, ons niet per definitie kunnen of willen onttrekken aan al die meningsgroepen. We, wij mensen, zijn wel degelijk verantwoordelijk voor elkaar en zijn daar in het beste geval op aanspreekbaar, dus móeten we ons verbinden met elkaar. We overleven beter als we deel uitmaken van een groep betrouwbare mensen op wie we kunnen rekenen in tijden van crisis, met wie we kunnen samenwerken als het erop aan komt.
Daarmee heeft zowel aansluiten bij als afkeren van een groepsovertuiging consequenties. Nu is het nog mogelijk om je bij verschillende ‘wij’-en, ‘wijs’ betrokken te voelen. Het zou kunnen dat die luxe aan het verdwijnen is.
We, wij, en hullie ook, kunnen niet veel meer doen dan alert zijn op de toenemende kracht van wij-woordmagie. De komende tijd kun je niet in eenzaamheid doorkomen. Kies dus je eigen wijs zorgvuldig uit en behoud je ik.