Door Yoeke
‘Je laat Allah weten dat je zijn schepping waardeert, door te genieten van seks’, vertelde een imam me eens. Daarmee wordt vrijen een dankgebed, een eerbetoon aan één of meer andere mensen, en het is nog leuk om te doen ook. En het zijn Haar rituelen, nietwaar?
Ik vind dat genieten van lekker eten een glorieuze tweede plaats verdient in de lijst van plezierige handelingen om de goden van mijn keuze te laten weten dat ik ze bewonder om hun werken.
Toevallig namen vrienden ons gisteren mee naar een sterrenrestaurant. Een diner daar is één lang gebed van zes gangen. Oog geniet van vorm en kleur. Neus wordt verrast door neveltjes van geuren die ik nog nooit bij elkaar heb geroken. Mond verwelkomt sensaties als zacht schuim dat een beetje tintelt en nauwelijks merkbaar verdampt naar het verhemelte en dan springt er opeens een korreltje uit als een stripper uit een taart. En dan nog de smaken. Altijd meervoud: geen enkele smaak wordt eenzaam opgediend, maar altijd bijgestaan en versterkt door een totaal andere smaak. Tikje zoet in het hartig, vleugje zuur over het bitter, zodat elke hap zich in de mond ontvouwt als schoolkinderen die jubelend de grote vakantie tegemoet hollen.
En dan nog goed gezelschap natuurlijk. Breek me de bek niet los, wat een ritueel eerbetoon aan de goden een goed gesprek, gedeelde smart en bulderende lachbuien wel niet zijn.
Oké. Sorry. Ik liet me even gaan hè.
Blad valt van boom
Genieten maakt het gemakkelijk om te voelen hoe prachtig de schepping in elkaar zit, hoe gevarieerd, kleurrijk, smakelijk en creatief de aarde is in alles wat zij voortbrengt.
We zijn, maatschappelijk gezien, heel goed geworden in genieten. Onze kleren moeten beeldschoon zijn, heel, nieuw, trendy, identiteitsdragend. Onze make-up toont ons zoals we eruit zouden willen zien. Onze afleiding, amusement, films, spelletjes, is elk moment van de dag eindeloos over ons heen te trekken om ons te onttrekken aan het leven. Puur genieten. Je hebt er recht op. Je bent het waard. Toch? Toch!
Toch voel ik in deze tijd van het jaar heus wel dat het leven eindig is. Toch? We kennen de verschijnselen toch? TOCH? Oké, ik noem ze nog een keer: blad dat van de boom valt en jij kunt er zomaar onder komen. Herfst. Alles wordt donker en dan ga je dood.
Nou ja, misschien niet direct, maar dat toekomstbeeld is wel voelbaarder dan, zeg, in juni. Wereldwijd al helemaal.
Frisse wind en kleurig nieuw pad
Ik weet heus wel dat we verval en compostering nodig hebben. Voor karakterbouw. Dat de natuur tot rust moet komen om er daarna weer helemaal voor te gaan, in het voorjaar, straks. Om te waarderen dat het licht kan zijn moeten we ook het donker kennen, bladibladibla. Dat soort dingen.
Maar nu ik zelf ook tegen mijn herfstige jaren aan dender, kost het me meer moeite om dood en verval op waarde te schatten. De rust van de natuur is natuurlijk contemplatief, inspirerend en dinges en zo, maar ik vind fluitende vogels ’s morgens vroeg eigenlijk leuker. En in m’n blote toges op een strandje liggen in de zon. Ik heb de leeftijd bereikt dat ik denk: laat dat donker en de dood nog maar eventjes wegblijven zolang ik het nog red zonder rollator. Ik waardeer het donker niet meer zo, als alledaags gegeven in herfst, bij pijn, ziekte en overlijden.
In theorie wel natuurlijk hoor, want zonder het licht geen donker, lijkt mij; tegendelen versterken elkaar. Het een kan immers niet zonder het ander, toch?
En als er iets akeligs gebeurt, dan is dat vast niet zonder reden. Dan is dat om plaats te maken voor iets nieuws, om het oude los te laten en een frisse wind een kleurig pad te laten golven naar mijn eigen unieke zonnige toekomst waarin ik helemaal mezelf kan zijn in volle glorie, ja, het heeft zeker Nut om verdriet en pijn en verlies te voelen!
Ik faal dus als een malle dat ik daar effe geen zin in heb. Misschien speelt ook mee dat dat felbegeerde donker zich net zo makkelijk manifesteert als oorlog. Zal wel ergens heel goed voor zijn en het gaat erom dat beide partijen liever gelijk dan geluk hebben, dat ze de vijand in zichzelf niet kunnen omarmen en over hun schaduwzijde heen kunnen stappen, en die mensen hebben echt nog iets uit te zoeken met elkaar, maar ik blijf me er ongemakkelijk bij voelen.
Meer licht en liefde
Daarom heb ik een uitgebreid meditatietraject gedaan. Een innerlijke queeste. En ik ben logisch gaan nadenken. Ik denk: als we oorlogen nodig hebben om vrede in onszelf te voelen, als we het donker en de dood nodig hebben om het licht en het leven te waarderen, dan moet dat andersom ook gelden. Toch?
Ik neem mijn taak als priesteres zeer serieus. Daarom snijdt het me door de ziel dat ik het donker niet zo aantrekkelijk meer vind. Daar moet ik nodig wat aan doen. Het evenwicht herstellen. Yin-Yang, gatdakke.
Dus heb ik mijzelf op een streng spiritueel dieet gezet. Zoals we het licht gaan waarderen door het donker te ervaren zal ik mij vanaf nu consciëntieus moeten overgeven aan een onderdompeling in lichtheid om het donker weer te kunnen omarmen. Op pure discipline.
Vanaf nu ga ik zoveel lol trappen in onbegrensde licht en liefde, dat ik op een nacht in de verre toekomst hunkerend naar het donker wakker word. Op een gekostumeerd feestje, vermoedelijk, met drie stevig geschapen jongemannen en een dame om mij heen gestrengeld die mij verbaasd aankijken als ik opgelucht mompel: ‘Ja. De balans is hersteld. Het is allebei in mij. Licht en donker. Toch?’
‘Zal wel’, zullen ze knikken, en verder slapen.
Dan zal ik mijn spijkerbroek en een truitje weer aantrekken en door de nevelen terug stappen naar daar. Of hier. Want op het punt waar donker en licht elkaar raken is alles mogelijk. Daar plukken wij een bloempje en voelen de warme aandacht van de goden zodat we glimlachend erkennen dat oorlog in onszelf zit. Daarbuiten omringen we ons met blijdschap en vrede.
Als ik dan die ochtend, knipperend tegen het zonlicht, een knallende koppijn blijk te hebben en ook mijn huis platgebombardeerd werd en er een wiel van mijn rollator afbrak, dan zal mijn reactie daarop de ultieme test zijn. Of moet ik dan alsnog toegeven dat ik bang ben voor zoveel donker? Dat het me geen troost geeft te weten dat het donker vermoedelijk ook bang is voor mij, op de momenten dat het me lukt om me vast te klampen aan hoop op menselijkheid, wereldwijd?
Ik prijs me gelukkig dat ik in elk geval af en toe een hapje kan eten met goede vrienden. Het donker verdwijnt er niet mee, maar het wordt er wel draaglijker van.