Plantaardig, vegetatieve filosofie
Th.C.W. Oudemans i.s.m. N.G.J. Peeters
KNNV Uitgeverij
203 p. ISBN 9789050119030. €29,95
‘Plantaardig’ is een bijzonder boek, een filosofieboek over planten, mensen en hun relatie. Er wordt veel biologische kennis besproken, vooral de evolutie van planten komt uitgebreid aan bod, maar de biologie is hier slechts achtergrondinformatie bij het hoofdonderwerp, namelijk een filosofische beschouwing van deze biologie.
Wie verwacht iets vergelijkbaars te lezen als ‘Het verborgen leven van bomen’ van Peter Wohlleben komt dan ook bedrogen uit. Dit boek gaat minder over planten zelf dan over de manier waarop mensen naar planten kijken. En het is ook minder prettig leesbaar. Wie ‘Plantaardig’ gaat lezen moet zich voorbereiden op zinnen als “Deze semantische rokade, waarin de natuur van het uitgedreven onkruid getransformeerd raakt tot de door mensenhand bezoedelde maagdelijkheid, blijft gebonden aan de oppositie tussen natuur en cultuur. Sterker nog, de cartesiaanse semantiek van de menselijke beheersing van de natuur blijft overeind wanneer mensen denken de verdreven natuur via beheer te kunnen terughalen.”
De auteur is dan ook geen boswachter die graag lezingen en rondleidingen geeft, maar een gepensioneerd bijzonder hoogleraar wijsbegeerte met een passie voor bomen die, net als zijn grootvader, een arboretum heeft aangelegd. Toch is hij absoluut geen bomenknuffelaar of aanhanger van de Gaia-theorie. Hij stelt duidelijk dat de Aarde geen levend wezen is omdat ze “niet naar vermenigvuldiging streeft” en “haar semi-permeabele membranen niet gebruikt voor vermeerdering of zelfbehoud”. De auteur is duidelijk geen pagan, maar een wetenschappelijke filosoof.
Toch is ‘Plantaardig’ zeer de moeite van het lezen waard. Het is interessant om de worsteling van Linnaeus te volgen toen deze bezig was het plantenrijk te ordenen in groepen die elk een uniek onderscheidend kenmerk bezitten en hierbij gestoord werd door allerlei hybride soorten en varianten van het vlasleeuwenbekje. Dat strookte niet met de overtuiging dat God de verschillende plantensoorten onveranderbaar en strikt gescheiden van elkaar geschapen had. En ook het lezen over de supersnelle co-evolutie van bloemen en insecten waardoor het dogma ‘natura non facit saltus’ (de natuur maakt geen sprongen) tot wanhoop van botanici in rook opging, is erg interessant.
Maar het meest boeiende van ‘Plantaardig’ is wel dat het laat zien hoe mensen planten altijd als passieve, minderwaardige en ondergeschikte wezens hebben gezien terwijl dit absoluut niet zo is. In tegendeel, zonder planten, en vooral zonder bloemen, zou menselijk en ander dierlijk leven niet mogelijk zijn. Mensen en andere dieren zijn voor hun voedsel, direct of indirect, volledig aangewezen op planten. In onze geschiedenisboekjes staat beschreven hoe de mens tijdens het neolithicum verschillende planten gedomesticeerd heeft en met landbouw begon, maar ‘Plantaardig’ stelt dat het misschien wel eens andersom zou kunnen zijn. Grassen zijn in de natuur slechts een onbeduidende plantensoort maar door samen met de mens te co-evolueren zijn grassen, inclusief granen, rijst en mais, nu een alomtegenwoordige dominante plantengroep geworden.
De mens heeft hiervoor zijn natuurlijke leefstijl totaal omgegooid en grotendeels in dienst gesteld van gras en graan. Fruitbomen en bloemen hebben de mens zo ver gekregen om door kruising en kweek enorm bij te dragen aan de diversificatie en verspreiding van genenpoolen. De mens is zo niet anders dan de bijen die door de bijenorchis gelokt worden en zo voor bestuiving zorgen, of de mieren die de zaden van de wonderboom verspreiden. ‘Plantaardig’ biedt zelfs nog troost en hoop bij klimaatverandering; voor ons en andere diersoorten is dit een enorm probleem, maar voor planten geldt ‘hoe meer CO2 in de lucht, hoe beter’.
Kortom, Plantaardig is een pittig maar boeiend boek!