Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden
Raoul de Jong
De Bezige Bij, Amsterdam 2020. 256 blz.
Paperback € 22,99 ISBN 9789403114415
e-book € 11,99 ISBN 9789403114910
Nadat Raoul de Jong De grootsheid van het al had gepubliceerd, waarin hij een voet- en fietstocht vanuit Rotterdam naar zijn moeder in Marseille beschreef, vol magische momenten en bijzondere ontmoetingen, suggereerde zijn uitgever dat het volgende boek over zijn Surinaamse roots zou kunnen gaan. Zelf voelde hij daar weinig voor. Maar toen zijn vader na jarenlange afwezigheid ineens weer in zijn leven kwam en hem vertelde over die kant van de familie, werd zijn belangstelling toch gewekt. Er was namelijk een voorvader die wintipriester was geweest en daardoor kon veranderen in een tigri, een jaguar. En dit vermogen was erfelijk! Maar Raouls vader was geheel en al in de Heer en had die ‘duivelse krachten’ afgezworen. Hij drukte zijn zoon op het hart zich hier niet mee in te laten.
Raoul had als kind altijd al gedroomd van het Amazone-regenwoud. Hij had zich alleen nooit gerealiseerd dat een deel van dat regenwoud zich in Suriname bevond. Hij wist eigenlijk niet veel van het land, behalve “Desi Bouterse en broodjes zoutvlees (…) niets waarvan ik zin kreeg om naar Suriname te gaan”. De jaguar-man echter prikkelde zijn nieuwsgierigheid. Nu wilde hij wel naar Suriname, om meer te weten te komen over dat deel van zijn achtergrond. Was het echt een vloek, zoals zijn vader meende, of kon het ook iets goeds zijn? Van een wintipriesteres kreeg hij instructies om, eenmaal terug in Nederland, een week lang bepaalde voedselvoorschriften in acht te nemen, ritueel te baden en zich in het wit te kleden om contact te maken met deze magische voorouder, die zich kon veranderen in het machtigste dier van de Amazone.
De dagen van het ritueel vormen de hoofdstukken van het boek. Elke dag richt de schrijver zich tot Jaguarman en vertelt over zijn ervaringen en ontdekkingen in en over Suriname en Nederland. In de loop van de dagen wordt duidelijk dat de Jaguar hier de oerwoudnatuur belichaamt die wordt bedreigd, maar die men nooit definitief heeft kunnen onderwerpen, temmen of vernietigen, en die tevens kan worden herkend in de ongebroken geestkracht van verzet tegen slavernij en kolonisatie. De winti-krachten zijn volgens de schrijver vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Maasgod en Rottenimf die in zijn woonplaats op oude gebouwen zijn afgebeeld, of de Griekse en Romeinse goden. Volstrekt niet eng of duister. Na afloop van het ritueel voegde hij er nog een eigen dag aan toe en baadde opnieuw, maar nu met het restant van de Surinaamse kruiden plus bloemen en bladeren die hij in de binnentuin van zijn flat in Rotterdam vond.
“Dit bad was een ode aan alle planten ter wereld. ‘Ik was om mijn winti’s kracht te geven,’ zei ik. ‘En omdat het leuk is.’”
In Suriname had hij regelmatig te horen gekregen dat hij ‘vrijpostig’ was. Aan zijn vrijpostige gedrag konden ze wel zien dat hij uit Nederland kwam. Het heeft inderdaad iets vrijpostigs om op eigen houtje elementen aan een voorgeschreven ritueel toe te voegen, met bladeren en bloemen waarvan je niets anders weet dan dat ze er aantrekkelijk uitzien. Maar het heeft ook iets ontroerend moois. En het is de magie van de schrijver. In het begin van het boek vertelt hij hoe hij, op een dag dat hij het gevoel kreeg dat hij een mislukte dertiger was, zich liet inspireren door Maya Angelou, die “zichzelf ooit een nieuwe naam cadeau had gedaan, mét een nieuw levensverhaal (…) Door haar verleden te herschrijven, door afstand te nemen van de ellende die haar voorouders was aangedaan, had ze zichzelf een nieuwe toekomst gegeven (…)”. In navolging van “Maya’s formule” mengt hij aan het eind van zijn boek bladeren uit de tropische jungle met bloemen uit de wereld van rechte lijnen en beton, en tovert hij al schrijvend de van eerdere generaties overgeërfde ‘vloek’ om tot een potentiële zegen.
Niet iedereen was blij met het plan voor dit boek. Sommige familieleden waren boos dat hij zich kritisch uitliet over zijn vader, en dat hij de familie in verband bracht met winti. Maar journalist en schrijver Iwan Brave zei hem dat hij zich niet de mond hoefde te laten snoeren en gewoon moest schrijven wat hij wilde schrijven: “Tegelijk moet je niet naïef zijn. Dat je kunt vertellen wat je wilt vertellen kan soms ook zijn doordat het past bij wat Nederlanders over Suriname willen horen.”
Zo passen ook de romantische beschrijvingen van de wildernis en het leven in het binnenland van Suriname, en de tot de verbeelding sprekende citaten uit het boek De menschetende aanbidders der zonneslang, bij wat mensen in een verstedelijkte, technocratische, jachtige consumptiemaatschappij willen horen. Het speelt in op het gevoel dat deze onttoverde wereld van milieuproblemen, ontbossing, uitstervende soorten, oorlog, uitbuiting enzovoort, niet de wereld is zoals die zou moeten zijn, zoals die oorspronkelijk was ‘bedoeld’. Het verloren gegane gelukkige, onbedorven natuurlijke bestaan is eerder mythisch dan historisch – maar dat heeft niemand ooit belet ernaar terug te verlangen of erover te vertellen: Utopia (Nergensland). De Tuin van Eden. Jaguarland. Het Gouden Tijdperk. Pre-Burning Times. Ook wicca en paganisme appelleren aan dit verlangen. Het is waar dat hier bedenkelijke kanten aan kunnen zitten, maar is het per se verwerpelijk? Lezers van Wiccan Rede zullen er wel hun ideeën over hebben.
Dit boek is een ode aan de wildernis, aan haren die lang en ongekamd mogen zijn, aan de magie van de verbeeldingskracht. Lees het om je innerlijke oerwoud kracht te geven, en omdat het mooi is!