Witte wieven, weerwolven en waternekkers. Een beschrijving van alle geesten, elfen en andere wonderlijke wezens uit Nederland
Abe J. van der Veen
Uitgegeven via mijnbestseller.nl, 2017. 185 p.
ISBN 9789463422260
www.abedeverteller.nl
Nederlandse en Vlaamse sagen worden voornamelijk gezien als fantastische verhalen die vermaak brachten aan onze voorouders. Maar die namen de verhalen waarschijnlijk serieus en beschouwden ze als waar gebeurd. Voor Abe van der Veen zijn het kostbare getuigenissen van een ‘magische’ kijk op de werkelijkheid. “De sagen zijn te gebruiken als bron voor de wijze waarop bovennatuurlijke waarnemingen in het verleden werden geïnterpreteerd. … Met de waarheid wordt dan niet een objectief waarneembare waarheid bedoeld, maar een oprechte poging om een bovennatuurlijke ervaring te omschrijven.” In de middeleeuwen ging men nog uit van het werkelijke bestaan van geestwezens, en in de oudste versies van de verhalen is soms nog een glimp te vinden van een positievere blik op deze geestwezens. In het leerdicht Natuurkunde uit de dertiende eeuw noemt een anonieme dichter bijna alle wezens die Van der Veen behandelt:
Duvele die sijn in die lucht, Ende doen den menschen dicke vrucht (angst). Nachtridders heten si, Ende sijn duvele “ic segde ” hagehtissen ende varende vrouwen, goede kinder in goeden trouwen, coubouten, alven, nickers, maaren.
Van der Veen schrijft over de mensen die de macht hebben om geesten te zien en om zich als geest te manifesteren èn over die geesten zelf. ”Ik wil vertellen over de bovennatuurlijke werkelijkheid die als waar werd ervaren door de sagenverteller, maar door de ‘verlichte’ mens werd afgedaan als bedrog.” Hij probeert het verhaal van de sagenverteller te doorgronden en komt op nieuwe interpretaties bij de oude verhalen. Een voorbeeld is het gebruik van zeven, eierschalen en schelpen om in te vliegen. Dat zou een herinnering zijn aan de mogelijkheid om uit het lichaam te treden. De ervaring zelf kon alleen in symbolische termen worden omschreven, vandaar die vreemde vervoermiddelen, en beschrijvingen van bromvliegen die het lichaam in vlogen (de ziel na een trancereis).
Andere hoofdstukken gaan over geboren worden met de helm op; weerwolven; de nachtmare; witte wieven, nevelslierten en grafheuvels; reuzen en hunnen; het pact met de duivel; kabouters in je huis (“een zegen of een vloek?”); de nekker (geest van het water) en “het bedrog van de alven”.
Hoofdstuk 11 is een opsomming en korte beschrijving van alle (140!) Nederlandse en Vlaamse geesten en elfen, van aardmannetje tot zwarte juffer. “De Nederlandse folklore is rijker aan elfen en geesten dan je zou verwachten van onze ‘nuchtere’ volksaard.”
Dit overzicht is niet alleen interessant voor deze lezers (en beluisteraars) van sagen, maar ook een mooie aanvulling op allerlei sprookjesboeken en fantasyromans waarin geestwezens voorkomen.