Als gevolg van de coronamaatregelen werden de afgelopen maanden veel verjaardagen en andere ankerpunten in het jaar afgelast of uitgesteld, wat bij menigeen leidde tot een enigszins verstoord tijdsbesef. Alsof ook de lente en zomer dan maar op een later tijdstip moesten plaatsvinden. Cursussen of vergaderingen bleken ondertussen voor de meesten prima te doen via Zoom of een vergelijkbare app, maar een virtueel verjaarsfeest leek voor niemand een optie. Interessant vond ik dat er heel wat sjamanistische rituelen en paganistische samenkomsten in online-bijeenkomsten werden gehouden.
Veel mensen maakten gebruik van de dagen dat ze niet naar hun werk konden om hun huis op te ruimen en schoon te maken, en oude spullen weg te doen. Het overhoop halen van kasten en zolders leek ook een sociaal-psychologische component te hebben, want tezelfdertijd kwamen er in het maatschappelijk leven oude angsten en vuile beschuldigingen naar buiten, die kennelijk volgens sommigen nog best van pas kwamen en helemaal niet stonken… De media besteedden veel aandacht aan nepnieuws en complottheorieën.
April in juni
Elk jaar wordt in april de Maand van de Filosofie georganiseerd. Dit jaar was dat in juni. Het toepasselijke thema in al deze verwarring was ‘waarheid’: “Juist in deze tijden is het belangrijk om waarheid van leugens te onderscheiden. Maar hoe doe je dat en wie bepaalt wat waarheid is?”
In Filosofie Magazine (april 2020) was onder meer te lezen hoe Rabbi Mosjé ben Maimon oftewel de Rambam, ook wel bekend als Maimonides, in de twaalfde eeuw in Noord-Afrika nadacht over de vraag hoe de Thora, diverse joodse leefregels, filosofieën uit de Griekse oudheid en daarna, en bevindingen van artsen zich tot elkaar verhielden. De ideeën in deze geschriften leken niet overeen te komen: wat was dan de waarheid?
Maimonides meende dat zowel de heilige als de filosofische en medische teksten de waarheid bevatten. Ze drukten die echter verschillend uit en wel in de vorm van metaforen, waardoor het op het eerste gezicht leek of de meningen verschilden. Maar in werkelijkheid waren dit volgens hem slechts verschillende manieren om in wezen hetzelfde uit te leggen. Het ging er dus om, de woorden en metaforen te interpreteren en te zoeken naar de achterliggende waarheid. Daarbij diende men wel te bedenken dat het volledige weten een goddelijke aangelegenheid was, die voor mensen niet haalbaar was. Iedereen kon zich vergissen, zelfs profeten en filosofen.
In hetzelfde tijdschrift stond een interview met Alicja Gescinska. Zij schreef het essay voor de filosofiemaand: Kinderen van Apate. Over leugens en waarachtigheid. Zij verwijst naar een verhaal van Sartre over een terdoodveroordeelde die als laatste daad van ongehoorzaamheid zijn vijanden wil beetnemen: hij maakt ze wijs dat een andere verzetsstrijder, die zij nog zoeken, zich schuil houdt in een huisje op het kerkhof. Hij denkt namelijk te weten dat de man heel ergens anders is. Maar inmiddels blijkt die zich nu net te hebben verstopt in dat huisje op het kerkhof. Met als dramatische gevolg dat degene die onbedoeld de waarheid sprak, niet wordt geëxecuteerd maar de vriend die hij niet wilde verraden, wel… Kun je er op vertrouwen dat wat jij voor waar houdt, overeenkomt met de feitelijke situatie?
Het gaat er volgens Gescinska in het leven niet zozeer om, te zoeken naar de feitelijke waarheid over de vele berichten die ons bereiken (dat is niet onbelangrijk, maar het is niet de hoofdzaak), maar vooral om te streven naar waarachtigheid.
Apate was de Griekse godin van misleiding en bedrog. Zij kwam tevoorschijn uit de doos van Pandora, schrijft Gescinska, en kreeg een omvangrijk nageslacht waar wij mensen ook toe behoren. Voor de rest gaat het boekje niet over mythen in de strikte zin van het woord.
Complotcliché’s
Die Zeit – Geschichte (3/2020) besprak complottheorieën door de eeuwen heen. Demonisering en repressie van een minderheidsgroepering wordt vaak een ‘heksenjacht’ genoemd: het idee van een wereldwijde samenzwering van heksen gold lange tijd als het archetype (om het zo maar te noemen) van de complottheorie. Al is het idee van een sinister internationaal Joods netwerk misschien wel ouder, en zeker hardnekkiger (zie de verwijzing naar stinkende ideeën hierboven).
Joden, (vermeende) heksen en anderen werden in de Europese verbeelding trouwens vaak als één pot nat gezien: allemaal heidense niet-christenen met rare ideeën en verdachte praktijken! Het gaat hierbij dus om een associatie die zich geheel en al afspeelt op het vlak van de beeldvorming: dit schijnt niet genoeg te kunnen worden benadrukt. Zowel heksen als joden werden er onder meer van beschuldigd er ‘tegennatuurlijke’ rituelen op na te houden waarbij christenkindertjes werden geofferd en opgegeten.
Het ontstellende is dat volstrekt irreële ideeën een voedingsbodem kunnen vormen voor heel reële vervolgingen, waarbij de vervolgers geloven dat zij zelf degenen zijn wier levens worden bedreigd. Wie zich enigermate wil verdiepen in het verschijnsel (naar mijn mening toch wel een must voor iedereen die zich ‘heks’ noemt), is het boek van Norman Cohn: Europe’s Inner Demons denk ik nog altijd een aanrader. Hierin is te lezen dat de oudste gedocumenteerde geruchten over rituele perversies en kindermoord stammen uit de heidense wereld van de tweede eeuw n.C. Degenen die hier toen van werden beticht, waren de christenen. De ‘heksen’ uit latere eeuwen waren overigens ook christenen.
De complotspecial van Die Zeit – Geschichte schreef over deze ‘klassiekers’ met heksen of joden in de hoofdrol, maar ook over bijvoorbeeld de veronderstelling dat de Franse Revolutie zou zijn bekokstoofd door vrijmetselaars; de stalinistische showprocessen tegen ‘verraders’ van de Russische Revolutie; het McCarthyisme dat overal ‘communisten’ ontwaarde; enzovoort, tot en met de meest recente complottheorieën met betrekking tot Covid-19.
Complotten vormen stof voor spannende fictie. Cultuur- en filmcriticus Georg Seesslen gaat in op de rol van films bij de verspreiding van stereotiepe beelden. Hij wijst op het feit dat er vrijwel nooit een motivatie voor de samenzwering wordt gegeven. Het gaat om de dramatiek van het gevoel dat de dingen niet zijn wat ze lijken te zijn. Sociale angstbeelden van een bepaalde periode vinden hun uitdrukking in films uit die tijd, en de populariteit van complotthrillers hangt samen met de mate van wantrouwen tussen regering en bevolking. Omgekeerd lijken werkelijke samenzweerders, zoals die van de Rote Armee Fraktion of Gladio, in hun acties uit te zijn geweest op een filmisch effect, schrijft Seesslen.
Vrouwenhaat
Le Monde interviewde historicus Robert Muchembled over de vrouwenhaat in de heksenvervolgingen. In de renaissance gingen vrouwen steeds vaker belangrijke posities innemen, bijvoorbeeld als schrijfster of aan het hof, vertelde hij, en maakte de idealisering van de vrouw als de aanbeden Dame van de hoofse liefde plaats voor het beeld van de vrouw als bedreiging voor de man.
De bedreiging werd geformuleerd in seksuele termen: de vrouw als verleidster. Theologen zagen vrouwen als zondige Eva’s (alleen Maria niet: zij was de Heilige Maagd zonder seks) en artsen meenden dat de vrouwelijke seksualiteit voor een man dodelijk kon zijn. De ideeën uit de oudheid die in de renaissance werden herontdekt, versterkten het idee dat vrouwen de ontkrachting vormden van mannen: volgens de antieke geneeskunde waren vrouwen koud en vochtig, terwijl mannen droog en warm waren (heksen herkennen dit wellicht in de traditionele indeling van de vier elementen in ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’).
Na de overgang hadden vrouwen geen functie meer, meende men. Maar ze werden daardoor niet minder gevaarlijk want dan zochten ze hun toevlucht bij de Duivel. De meerderheid van de personen die van hekserij werden beschuldigd, bestond uit vrouwen en veel daarvan waren oud, zei Muchembled. Maar anders dan Michelet beweerde, waren zij geen religieuze dissidenten. Wel waren zij arm, ongeletterd en verbitterd, en probeerden ze wat geld te verdienen met genezingen en bezweringen. Het bedrijven van zulke volksmagie werd door de Kerk gelijkgesteld aan het verkopen van hun ziel aan de duivel. Vooral ‘het zwakke geslacht’ liet zich in met zulke duivelse praktijken, verkondigden de vrouwvijandige schrijvers van de Heksenhamer.
De heksenvervolgingen waren het hevigst in het Heilige Roomse Rijk, waar de reformatie grote religieuze spanningen en angsten teweegbracht. In de zeventiende eeuw begonnen de ideeën over hekserij te veranderen. In Frankrijk werd het in 1682 door koning Lodewijk XIV verboden om mensen ter dood te veroordelen wegens hekserij.