Dubbelrecensie: ‘Zoektocht naar het paradijs’ en ‘De beer en de nachtegaal’

Voorkant van het boek van Katherine Arden

De beer en de nachtegaal
Katherine Arden
Luitingh-Sijthoff, 2017. 352 p. ISBN 978-90-245-7795-8. € 19,99
Oorspronkelijk: The Bear and the Nightingale

Voorkant van het boek van Arita Baaijens

Zoektocht naar het paradijs
Arita Baaijens
Atlas Contact, 2016. 319 p. ISBN 978-90-450-2977-1. € 15,-

Op het eerste gezicht hebben deze boeken weinig gemeen, alleen dat ze beide worden aangeprezen in een artikel over de ‘Maand van de Spiritualiteit’ 2018. Het ene is fictie, “een duister en magisch sprookje voor volwassenen”, en speelt in een niet nader genoemde tijd in een land dat nog geen natie was, ‘het land van de Roes’. Het andere is het verslag van een recente expeditie naar een gebergte dat in vier landen ligt, en per locatie wordt vaak de exacte GPS-positie weergegeven. Een van die landen is Rusland.

Een roman beschrijven heeft z’n beperkingen. Je kunt moeilijk de plot weggeven. Het fijnste leest het als je in het verhaal duikt en je mee laat slepen door de vertelling. Dat gaat bij ‘De beer en de nachtegaal’ vanzelf. Zeker als je altijd al van sprookjes hield, en je hoeft niet al bekend te zijn met Russische sprookjes om van het verhaal te kunnen genieten. Houd je van geschiedenis dan zit je ook goed met dit boek. Katherine Arden veroorlooft zich wel een enkele vrijheid, maar is goed op de hoogte van de historie van wat nu Rusland is, en doet recht aan de historische werkelijkheid in de veertiende eeuw. En waar ze afwijkt, verantwoordt ze dat aan het einde van het boek. Daar staat ook een verklarende woordenlijst. Goed om te weten voor wie de aankondiging op de achterkant van de titelpagina gemist heeft. En handig voor wie al die Russische termen niet uit elkaar kan houden, of voor wie bijvoorbeeld niet begrijpt hoe mensen op de kachel kunnen slapen.

Wat ik wel graag wil zeggen over dit boek, is dat de natuurgeesten een belangrijke rol spelen, net als de geesten van huis en erf. Die laatsten houd je te vriend door ze melk en brood te schenken, waarmee je hun aanwezigheid erkent en waarvoor zij je belonen door je te beschermen. De geesten van bos en water zijn niet per definitie goed voor de mens, maar je kunt een relatie met ze opbouwen. Ook van hen is het welzijn van het land afhankelijk. In een omgeving waarin de winter veel langer duurt dan het seizoen waarin landbouw mogelijk is, en waar dorpen ver verspreid liggen en wolven voorkomen, is dat belangrijk. Reizen gaat hier te paard over bevroren rivieren of, in de zomer, over smalle paden.

En daar komt de relatie met het boek van Arita Baaijens. Zij is eerder in Siberië geweest, met name in Toeva, en wil nu de Altaj gaan verkennen. Ook in dit gebergte zijn de winters lang en het landbouwseizoen kort, en het is hier nog steeds belangrijk om de natuurgeesten te vriend te houden, bijvoorbeeld door het offeren van melk, het knopen van linten en het – gemeend – uitspreken van de juiste teksten. Ook hier reist men te paard. Baaijens is wetenschapster, maar is geïntrigeerd door het geloof van lokale bewoners in de heilige natuur en vraagt zich af hoe landschap en geest elkaar beïnvloeden. Ze probeert dit letterlijk in kaart te brengen. Tevoren heeft ze wel een aantal plaatsen bepaald die ze wil bezoeken, bijvoorbeeld waar kunstschatten van de Scythen zijn opgegraven, of waar altaren te vinden zijn langs de weg. Soms zijn het geplande gebeurtenissen en soms onverwachte ontmoetingen die inzicht bieden.

Wat ik fijn vind aan dit boek, zijn de observaties van het landschap – en de planten die er groeien – en de beschrijvingen van hoe het leven eraan toe gaat in de bergen in Kazachstan, China, Mongolië en Rusland. Wat de betekenis van de ger/joert is voor de inwoners, en hoe je nomadenmuziek pas echt begrijpt als je weet dat het landschap erin wordt verklankt. De beschrijvingen van ontmoetingen met de alternatievelingen die hun toevlucht hebben gezocht in de Altaj, en hoe sjamanen niet altijd bereid zijn tot een ontmoeting.

Baaijens beschrijft de expeditie zelf, met topografische details en allerlei praktische problemen en frustraties, maar ook hoe haar stemming is en hoe die wordt beïnvloed door het landschap en de ontmoetingen. Op aparte pagina’s geeft ze inzichten weer die ze opdeed, en ze noemt een heleboel interessante boeken over ‘The sacred and the scientific’, ‘How forests think’, ‘Hunger Mountain, a field guide to mind and landscape’, ‘Shamans and elders’, ‘De glans van het echte’, ‘Het numineuze’. De uitgebreide literatuurlijst achterin doet me watertanden.

In een beschouwing over de rafelrand en over ‘geopoetry’ zegt ze (en naar mijn idee is dat de kern van het boek):

Poëzie laat veel wit tussen de woorden en in die ongedefinieerde ruimte mogen wetenschappers vrij speculeren over de meest onwaarschijnlijke theorieën, die soms nog waar blijken te zijn ook. In de schimmige zone is de grens tussen het bekende en het onbekende, tussen verstand en intuïtie nog fluïde, in potentie is alles daar mogelijk omdat niets vastligt. Rafelranden van de geest hebben hun equivalent in het natuurlijke landschap. Woestijnen, het Altajgebergte en het Oekokplateau zijn immense, lege landschappen die onbruikbaar lijken, maar juist door hun onbestemdheid uitermate geschikt zijn als vrije denkruimtes, waarin talen, culturen en ideeën samenkomen en elkaar bevruchten. (p. 223).

Een paar dingen die me opvielen wil ik nog uitlichten voor de lezers van Wiccan Rede Online. Verschillende mensen die Baaijens en gezelschap ontmoeten, geven commentaar op de richting van de expeditie, namelijk tegen de klok in. Dat vinden de Altajgoden niet leuk en vanwege die grove fout zullen ze de expeditie in bergpassen op noodweer trakteren, zegt een sjamaan. Het was beter geweest met de klok mee te reizen.

Op dag 92 zoekt het gezelschap een schuilplek voor de stortregen in een dorpje in het Russische deel van de Altaj. De gastvrouw zuivert eens per maand, bij wassende maan, met de kruidige rook van een takje jeneverbes haar woning. In de loop van de maand hopen zich namelijk negatieve krachten op in hoeken en kieren. Ze vraagt aan Arita hoe mensen in Nederland hun huis eigenlijk zuiveren. Een goede vraag. De meeste heksen zullen niet anders weten dan dat je dat doet met salie, de Amerikaanse, die bij ons niet groeit. (Baaijens heeft een heel ander antwoord).

Al met al is ‘Zoektocht naar het paradijs’ een boek dat ik zeker nog eens zal herlezen, en dat aanknopingspunten biedt voor nog veel meer onderzoek en reizen in de luie stoel.
Ook ‘De beer en de nachtegaal’ is het herlezen waard, en Katherine Arden is al bezig aan een vervolg: ‘Het meisje in de toren’.

 

Over Jana

Wicca is mijn religie, achteraf gezien is dat altijd al zo geweest. Ik heb het geluk gehad mensen te leren kennen waarmee het goed klikte. In 1984 hebben zij me ingewijd in een Gardnerian coven. Anders was ik alleen verder gegaan. Mijn ideeën over de rol van man en vrouw komen in wicca terug. Zo ook mijn ideeën over het belang van natuur en milieu: ik vier de jaarfeesten en eet de groenten van het seizoen. En de Wiccan Rede ('Doe wat je wilt, mits het niemand schaadt') was al mijn lijfspreuk voor ik wicca leerde kennen.
Dit bericht is geplaatst in Boeken met de tags , , , . Bookmark de permalink.