Het is alweer een poos geleden. Ik zat nog op het VWO, en ik vond het leuk om af en toe een stuk over de Veluwe te fietsen. Ik bedacht dat het wel een leuk plan was om alleen, in het nachtelijke donker, naar het Kootwijkerzand te gaan. Dat is een grote zandverstuiving omgeven door bossen. De maan scheen helder dus ik kon nog wel een beetje om mij heen kijken. Alleen in een groot bos bij een grote zandvlakte, in het donker.
Ineens hoorde ik een bijna buitenaards gebrul. Alsof een groot monster uit oude tijden weer tot leven gekomen was. Het leek vlakbij! Ik werd best wel bang. Wat kon ik doen? De boom in natuurlijk! Bomen genoeg!
Die boom, daar heb ik wel minstens een kwartier in gezeten. Misschien wel langer. Ik zat daar maar. Hoe lang zou ik er moeten zitten? Tot het morgenlicht? Zat ik me niet voor niets zo bang te maken? Als het een wild zwijn was, dat agressief was, dan was het nog wel gevaarlijk ook… maar was het monster wel dichtbij? Het geluid draagt erg ver over zo’n zandvlakte. En in het donker, en vooral als je alleen bent, werken je zintuigen anders: ze zijn gevoeliger, of er is minder ruis, hoe dan ook, misschien was het beest wel ver weg. Net als de waakhonden wier geblaf af en toe hoorbaar was. Ik wist dat die honden minstens drie of vier kilometer ver waren.
En toen bedacht ik me dat het ook wel eens burlende herten zouden kunnen zijn. Die maken van dat soort geluiden in de paringstijd. Op de website van het Park Hoge Veluwe staat het als volgt omschreven:
Het burlen is een machtig geluid, het beste te omschrijven als iets dat tussen het brullen van een leeuw en het loeien van een stier in zit.
Even terug, naar een behoorlijke introductie. Hoe kwam ik eigenlijk zo? Nou… mijn moeder nam me altijd mee naar buiten. Als kind zat ik bij de welpen en de verkenners van Scouting, waar we op kamp nachtspelletjes deden. Later zat ik ook nog even bij de NJN (Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie). Bij de NJN gingen we een keer ’s nachts vleermuizen spotten en dan merk je al dat het allemaal anders aanvoelt. Bij Ninjitsu moesten we soms oefeningen geblinddoekt doen. Dus zo groeit dat een beetje. Helaas ben ik de meeste natuurkennis weer kwijtgeraakt, maar kamperen en buitensport doe ik nog graag. Rond een kampvuurtje zitten in het donker, wie wordt daar nu niet gelukkig van?
En zo komen we bij het thema. Duisternis. Rondlopen in de nacht, soms de letterlijke nacht, soms de nacht van de ziel. Je zintuigen staan op scherp, en als je niet gek wilt worden en uren in een boom wilt zitten, dan kun je van binnen ook maar beter net zo koel, stil en duister zijn als je omgeving. Gelukkig is er vaak dat kleine beetje maanlicht dat dingen zichtbaar maakt, of soms een mooi kampvuur waar je warmte kunt vinden. Tot het morgenlicht weer opkomt.
De Spaanse monnik en mysticus Johannes van het Kruis (1542-1591) staat bekend van het naamloze gedicht dat bekend geworden is als ‘Donkere nacht van de ziel’. Het gaat over de verlorenheid, hopeloosheid en bijna depressieve toestand waarin iemand zich kan bevinden voordat de ziel het contact weet te vinden met het heilige.
De psycholoog Carl Jung (1875-1961) zag daarin een overeenkomst met de nigredo, het “verzwarten”, een vroege fase in een alchemisch proces. Meer vergelijkingen dringen zich op. De nacht die aan de dag vooraf gaat, de reis die de zon door de onderwereld maakt in de nacht, de eigen onderwereld (“Schaduw”), de geesten die tijdens Samhain weer nader komen, ontgroenings- en initiatieriten, de persoonlijke crisis als middel tot persoonlijke groei, de nieuwe maan en volle maan die elkaar altijd opvolgen, kortom de afwisseling van toestanden.
De les lijkt in al die dingen steeds te zijn: loop niet weg voor de duisternis. Ergens is er een klein lichtje, er komt weer een nieuwe morgen. Maar die morgen wordt pas goed en vruchtbaar als de lessen die de duisternis ons geeft ook echt geleerd worden. Dat is een andere boodschap dan die van de positiviteits-guru’s, die het donkere aspect lijken weg te wuiven. Het is ook geen pessimistische boodschap, want er valt te leren in het donker, en bovendien is het niet altijd duister.
De vier windrichtingen, de vier fasen van de maan, of de vier fasen van de zon: slechts één ervan is in duisternis gehuld. De andere drie staan in een ander teken. Iemand die enkel in duisternis leeft is niet gezond en heeft misschien hulp nodig. Iemand die nooit de duisternis ervaart staat stil. We leven in alle seizoenen, letterlijk en figuurlijk, niet altijd van harte, maar altijd mee in de beweging. Je kunt ze dan maar net zo goed volledig ervaren en ontvangen wat het je geven kan. We gaan nu richting de donkere dagen. In het donker zijn je geest en zintuigen scherper. Of was dat al eerder gezegd?
Evert, 2016-09-27