Oud nieuws in de verjongingsketel gegooid – Beltane 2014

Sumerische Jezus

Voor heksen, liefhebbers van mythen, theologen, atheïstische humanisten en dergelijk slag is het bericht vast niet nieuw en nog minder schokkend, maar voor de gemiddelde Volkskrantlezer blijkbaar wel: het lijdensverhaal van Jezus kent parallellen in oudere verhalen over stervende en herlevende goden. Op Goede Vrijdag (18 april) stond in die krant een interview met assyrioloog Henriette Broekema over één van die mythen.

Het verhaal waarvan het lijdensverhaal volgens de onderzoekster mogelijk is “afgekeken”, is de Sumerische tekst over de herder-koning Dumuzi. Die werd door een vriend verraden, ter dood gebracht, beweend door vrouwen en hij herrees drie dagen later uit de dood. Broekema kwam dit verhaal tegen bij het schrijven van haar boek over de vruchtbaarheidsgodin Inanna.

De dood van Dumuzi, die de geliefde van Inanna was, staat symbool voor het sterven van de natuur in de herfst, na de oogst, stelt het artikel. Dit thema is algemeen in de middenoosterse en mediterrane landbouwculturen: de partner van de vruchtbaarheidsgodin sterft, en herleeft vervolgens in de lente. Als de natuur niet opnieuw tot leven komt, betekent dat hongersnood: daarom is de herrijzenis zo’n belangrijk religieus feest.

De bijzondere geboorte van Jezus en de rituele maaltijd als herbeleving van het laatste avondmaal lijken ook “geleend” uit eerdere, polytheïstische religies. Volgens historicus Jona Lendering passen de verhalen over Jezus echter goed in een Joodse context en is het historisch gezien niet nodig elementen daarvan te verklaren vanuit heidense achtergronden.

Continentale graal

Het tijdschrift G-geschiedenis had in maart een themakatern over de graal. Drie bekende oude vertellingen waarin de graal voorkomt, zijn Le roman de Perceval ou le Conte du Graal van Chrétien de Troyes, Joseph d’ Arimathie, ofwel Estoure du Graal van Robert de Boron en Parzival van Wolfram von Eschenbach. In de twee Franse werken is de graal de kelk die Jezus gebruikte bij het laatste avondmaal en/of de schaal waarin Jozef van Arimathea Jezus’ bloed opving bij de kruisiging, maar bij Eschenbach is het een steen die op een groene zijden doek wordt rondgedragen en die voedsel en drank in overvloed tevoorschijn kan toveren.

De graalsteen is in die versie van het verhaal zelf ook groen. Hij is uit de hemel gevallen in dezelfde tijd dat Lucifer daarvandaan werd verbannen. De toverkracht ontleent de steen aan een hostie die elk jaar op Goede Vrijdag de graalburcht wordt binnengebracht en zo heeft ook de steen, net als de kelk en de schaal, een connectie met het christelijke avondmaal. En dus met de paastijd: de thematiek van dood en herleven in de lente.

Een waarschuwing bij dit vruchtbaarheidsfeest komt tot uitdrukking in de wond van koning Anfortas, de heer van de graalburcht. Hij heeft een ongeneeslijke wond in een teelbal, als goddelijke straf omdat hij zelf een vrouw zocht in plaats van te wachten tot God hem een bruid zou toewijzen. Een van de artikelen in het tijdschrift suggereert dat dit is gebaseerd op de lepra van Boudewijn IV, de kruisvaarderskoning van Jeruzalem. Lepra werd gezien als goddelijke straf voor seksuele uitspattingen. De boodschap lijkt te zijn dat seks belangrijk is, maar niet mag worden afgedwongen.

Britse graal

De eerste literaire vermelding van de graal is te vinden in De geschiedenis van de koningen van Brittannië van de monnik Geoffrey van Monmouth. Hierin wordt koning Arthur in verband gebracht met de graal. Vóór die tijd werd Arthur genoemd in teksten van de Welshe monnik Nennius, maar mogelijk bestonden daarnaast nog allerlei mondelinge overleveringen. Het verhaal van Geoffrey van Monmouth over de koning die eenheid in het land bracht, sprak tot de verbeelding en bleek een bruikbaar middel om de kloof tussen de Normandische heersers en de Angelsaksische bevolking te verkleinen.

Richard Leeuwenhart had een zwaard dat hij Excalibur noemde. Toen de abdij van Glastonbury in 1184 was afgebrand en er geld nodig was voor de heropbouw, verspreidden de monniken het gerucht dat Arthur begraven zou zijn in Glastonbury. Richard wilde de zoektocht naar dat graf wel financieren en men vond zowaar een graf, handig voorzien van het opschrift “Hier rust de beroemde koning Arthur in zijn graf op het eiland Avalon.” Hiermee kwam Glastonbury niet alleen als magische plaats op de kaart te staan, maar werd het ook een bedevaartsoord naar het graf van Arthur en zijn vrouw. Britse vorsten in later eeuwen wezen graag op een verwantschap met Arthur om hun aanspraak op de troon te legitimeren.

Latere graal

“Zijn we er al? We zijn namelijk op weg naar het voorjaar en de zomer,” zei iemand van het collectief Kameroperahuis in het promotiefilmpje van hun interpretatie van de Arthurlegende. “We zijn al ruim 1500 jaar op toernee…” De artistieke zoektocht naar een hedendaagse vorm voor helden en verbroedering onder de naam ‘Being Arthur’ was waarschijnlijk te nieuw om te worden genoemd in G-geschiedenis. Wel besteedde het tijdschrift aandacht aan de esthetische koning Lodewijk II van Beieren, die in de negentiende eeuw wegdroomde bij de muziek van Wagner en die zijn eigen graalburcht wilde scheppen in het slot Neuschwanstein.

Er is een artikel over Otto Rahn, de ‘graalvorser’ die Himmler en de SS voorzag van theorieën over katharen die een Oudperzisch geloof aanhingen dat via Keltische druïden of Westgoten was overgeleverd, en die op Montségur een hemelsteen hadden die Lucifer als verlosser van de ‘bloedbewuste’ Ariërs symboliseerde. Of zo. En dan was er nog iets met Tibet, en Atlantis…

Een luchtiger artikel bespreekt de graalmythe zoals die in moderne boeken en films opduikt. Dan Browns Da Vinci Code komt ter sprake, maar ook Hal Fosters stripverhalen over Prins Valiant. De film Monty Python and the Holy Grail wordt omschreven als de “ultieme graalproductie” en er is een vrij uitvoerige samenvatting van Indiana Jones and the Last Crusade (“heeft de opzet van een avonturenfilm maar zou ook voor komedie kunnen doorgaan”).

Voynich-manuscript

In een van de boeken over Indiana Jones vindt de hoofdpersoon de Steen der Wijzen op aanwijzingen uit het Voynich-manuscript, dat hij uiteraard eerst even eigenhandig heeft ontcijferd. In werkelijkheid hebben allerlei deskundigen eeuwenlang vruchteloos getracht wijs te worden uit het vijftiende-eeuwse manuscript. Al aan het hof van keizer Rudolf II, waar men veel belangstelling had voor de occulte wetenschappen werd het raadselachtige boek bestudeerd en in de zeventiende eeuw legden mensen het voor aan de Jezuïtische geleerde en cryptograaf Athanasius Kircher, in de vergeefse hoop dat die het zou kunnen ontcijferen.

In 1912 vond Wilfrid Voynich het boek in een verzameling manuscripten uit een Jezuïtische bibliotheek. Nog steeds bleef de inhoud een raadsel. Er werd zelfs gedacht dat het geen echte tekst was, maar een (wel zeer uitvoerige) grap. In februari dit jaar kwam het nieuws dat Stephen Bax, professor in de toegepaste taalkunde aan de Britse Bedfordshire University, een paar puzzelstukjes leek te kunnen plaatsen. Zijn manier om het schrift uit het manuscript te ontcijferen lijkt op de manier waarop ooit de hiëroglyfen en andere schriften zijn ontcijferd, namelijk: uitgaan van de veronderstelling dat er stukjes tekst te vinden zijn die herkenbare klanken weergeven, zoals namen.

Bax richt zich op stukjes tekst die een bijschrift bij een afbeelding lijken te zijn, bijvoorbeeld bij sterren in een diagram dat sterk lijkt op weergaven van de 28 huizen van de maan zoals die uit andere boeken bekend zijn. Hij vergelijkt de schrifttekens met namen voor de sterren in bekende talen. Hetzelfde doet hij met planten.

De professor roept op zijn website de hulp van het publiek in, vooral bij het herkennen van planten. Een anonieme Finse bioloog noemde een aantal punten om op te letten bij het identificeren van de planten, die een beetje klungelig zijn getekend en waarschijnlijk vaak geen levende planten als voorbeeld hadden, maar een andere afbeelding, of een gedroogd exemplaar in een herbarium, of losse gedroogde plantendelen zoals die werden gebruikt in de geneeskunde.

Herbaria online

Het Biodiversiteitscentrum van Naturalis in Leiden wil in de komende jaren herbaria en artsen- en apothekersboeken uit de periode van de zestiende tot negentiende eeuw online zetten, zodat ook amateurhistorici en –botanici die kunnen bestuderen. Herbariumvellen, maar ook op andere manieren geconserveerde planten, dieren, gallen, houtsoorten, korstmossen en schimmels uit de collecties van verschillende Nederlandse universiteiten worden gefotografeerd en gedigitaliseerd, schreef Trouw in maart.

Mogelijk is hierin bruikbare medische kennis te vinden, die in de loop der tijd in vergetelheid is geraakt. Met de opkomst van de chemische industrie, die synthetische kleurstoffen ontwikkelde die later ook medisch werden toegepast, raakte het geneeskundige gebruik van planten op de achtergrond, zei bijzonder hoogleraar van de farmacie Toine Pieters in NTR Academie op op radio 5. Dit programma besteedde van januari tot maart in een aantal afleveringen aandacht aan plantengeneeskunde.

Een aantal exotische plantaardige geneesmiddelen was in Europa al in de middeleeuwen bekend van de Romeinen en via de zijderoute, vertelde hij, maar toen we de wereldzeeën over gingen varen, kregen we rechtstreeks te maken met uitheemse planten en leerden we de manieren waarop de mensen in Maleisië, op de Molukken en elders die planten toepasten. Uit onlangs teruggevonden brieven van Nederlandse schepelingen, die Engelse kapers in de achttiende eeuw hadden geroofd, blijkt bijvoorbeeld dat men destijds tamarinde gebruikte tegen koorts. Dat gebruik is in Europa grotendeels weer vergeten. Tegenwoordig is tamarinde hier vooral bekend als smaakmaker in de keuken, als ingrediënt in Worcestersauce.

De herbaria zullen naar verwachting over een jaar te zien zijn op www.timecapsule.nu.

be14-tamarinde

Tamarindepeulen

Science based

In een andere aflevering van de radioserie over plantengeneeskunde legde fytotherapeute Gonnie van Elteren uit dat fytotherapie (kruidengeneeskunde) een groot deel uitmaakt van de natuurgeneeskunde, maar dat niet alle natuurgeneeskunde kruidengeneeskunde is. En dat niet alle natuurgeneeskundige methoden die gebruik maken van planten, even wetenschappelijk onderbouwd zijn. Fytotherapie is ‘science based’: de planten waarmee men werkt bevatten stoffen waarvan de werkzaamheid wetenschappelijk is aangetoond.

Je hoeft niet in kruiden te ‘geloven’ om ze geneeskrachtig te kunnen gebruiken. Spirituele verbintenissen leggen mag, maar het hoeft niet. Dat niet alles wat uit de natuur komt, gezond en goed is en probleemloos onbeperkt gebruikt kan worden, bleek toen de presentatrice hoopte dat ze de uitzending kon afronden met een lekker theetje van de kruiden die Gonnie naar de studio had meegenomen. De kruiden die daar op tafel lagen, waren te sterke geneeskruiden voor zomaar een gezellig kopje thee!

Het is jammer dat het gebruik van cannabis is gecriminaliseerd, zei Van Elteren, want veel mensen hebben er zoveel baat bij. Dat vond ook Arno Hazekamp, kweker van mediwiet. Hij vertelde in een andere uitzending dat medicinaal gebruik van cannabis al bekend was bij de oude Egyptenaren. In Europa was het tot aan de opkomst van de chemische industrie in de jaren dertig nog een bestanddeel van veel medicijnen, vaak in combinatie met opium. Cannabis is een goede pijnbestrijder maar kent ook andere toepassingen, bijvoorbeeld bij slapeloosheid, onwillekeurige spiertrekkingen en glaucoom.

In dezelfde serie vertelde Barbara Gravendeel over onderzoek dat zij doet naar stoffen uit de vanille-plant, die kunnen worden ingezet bij candida. Nu schrijft men tegen deze gistinfectie meestal antibiotica voor, maar daarmee worden ook de nuttige bacteriën die het lichaam met zich meedraagt gedood. Soms krijgt de candida hierdoor alleen maar meer ruimte. In ziekenhuizen worden candidapatiënten vaak gezien als zeurpieten omdat ze steeds terugkomen. Het vanillemiddel zou daarom niet alleen een lichamelijke, maar ook een geestelijke verlichting kunnen betekenen voor deze groep mensen.

Mister Evidence

“Arts moet alternatieve geneeskunde benutten,” stond begin april in grote letters op de voorpagina van Trouw. Het was de strekking van een onderzoeksrapport dat die dag verscheen. De Rotterdamse hoogleraar chirurgie Hans Jeekel lichtte in de krant het rapport toe. Van veel complementaire therapieën is gebleken dat ze bijvoorbeeld pijn kunnen verminderen en het genezingsproces versnellen. Hij vindt dat je de patiënt zulke zorg niet zou mogen onthouden, en pleit ervoor dat de kosten worden vergoed.

Jeekel stond tijdens zijn werk als chirurg bekend als ‘Mister Evidence’ omdat hij in die tijd fel hamerde op bewijs voor de gebruikte methodes. Maar bij een onderzoek naar pijn bij verklevingen in de buik, ontdekte hij dat de gebruikelijke operaties, waarbij die verklevingen werden weggehaald, net zo veel effect op de pijn hadden als kijkoperaties waarbij niets werd verwijderd. Geleidelijk aan realiseerde hij zich dat de scheidslijn tussen reguliere en complementaire geneeskunde helemaal niet zo scherp is. “In de reguliere geneeskunde is voor de helft van de behandelingen geen bewijs.”

Voor de alternatieve geneeskunde schat hij dat ongeveer een vijfde bewezen is. Acupunctuur, muziektherapie (al dan niet in combinatie met geur), mindfulness en voedselsupplementen worden genoemd als voorbeelden van werkzame therapieën. Jeekel benadrukt dat er wel onderzoek gedaan moet blijven worden. Sommige supplementen kunnen bij bepaalde ziekten verkeerd uitpakken en het is de verantwoordelijkheid van artsen om daartegen te waarschuwen.

Beetje eng

In de eerste aflevering van de radioserie over plantengeneeskunde vertelde Tinde van Andel, een van de auteurs van het boek Medicinale en rituele planten van Suriname, over toepassingen volgens Afrikaanse tradities, zowel in West-Afrika als in Suriname en het Caribisch gebied. Het gebruik van een plant brengt soms de koloniale geschiedenis aan het licht: in Suriname verzamelen de Indianen bepaalde planten om op de markt te verkopen, terwijl ze die zelf niet gebruiken. Die kennis is dan met de slaven uit Afrika meegekomen.

De plant donking wordt magisch gebruikt om een vijand te bewerken. De bladeren van deze plant bevatten stoffen die, wanneer er op wordt gekauwd, iemands tong en mondholte zo irriteren dat die sterk opzwellen, met het gevaar dat die persoon stikt. Dit werd op de plantages gebruikt als strafmaatregel. Dat die bladeren deze uitwerking hebben, is waarschijnlijk per ongeluk ontdekt, doordat ze lijken op de bladeren van een Afrikaanse eetbare knol. De strafmaatregel wordt nu niet langer fysiek, maar wel metafysisch toegepast, om iemand op afstand het zwijgen op te leggen.

Winti, voodoo, vodu, juju … de presentatrice vond het wel een beetje eng. Was er geen gewoon geneeskrachtig gebruik, zonder magie en hekserij? Traditionele religies maken geen strikt onderscheid tussen medisch en religieus of ritueel gebruik, was het antwoord: ziekte is ziekte, maar kan ook door geesten of door het boze oog worden veroorzaakt of door te weinig geluk. Westerlingen willen geneeskracht en geloof graag scheiden. Wij willen ook altijd weten wat wij er aan kunnen hebben. Doordat onderzoekers meestal mannen waren, heeft die instelling ertoe geleid dat er nog relatief weinig bekend is over hoe vrouwen gebruik maken van planten voor zichzelf en voor hun kinderen.

Moeder roosteren

Dat er nog veel te onderzoeken valt op het gebied van plantengeneeskunde voor vrouwen en kinderen, vertelde ook Hugo de Boer in de derde aflevering. Hij was met zijn vrouw in Laos toen zij zwanger was, en daardoor kwam het gesprek gemakkelijk op de planten die vrouwen gebruiken bij zwangerschap en geboorte.

In Laos blijft een jonge moeder de eerste twee tot drie weken na de bevalling binnen. Zij heeft namelijk door de bevalling een teveel aan ‘kou’ opgebouwd en moet daar van herstellen: onder een warme deken op een bed boven gloeiende kooltjes. Dit noemen ze ‘moeder roosteren’. Als de kooltjes heel heet zijn, wordt het bed bedekt met pandanbladeren en daar gaat ze op liggen. Het blijkt dat de vluchtige oliën die uit de bladeren vrijkomen, antimicrobieel, pijnstillend en bloedstelpend werken.

Op bloed rust een taboe in Laos. Het hoort niet thuis in de gewone leefomgeving. Een vrouw verblijft daarom tijdens de menstruatie in een apart huisje op het erf, en aanstaande ouders verlaten het dorp om de geboorte in het bos te laten plaatsvinden. Een medische post die in het dorp wordt opgezet, is vanwege het bloedtaboe voor veel Laotianen onaanvaardbaar. Een medische post even buiten het dorp is waarschijnlijk een beter idee. Maar er is geen geld beschikbaar gesteld om hier nader onderzoek naar te doen.

Bloed

Ook dichter bij huis bestaat de gedachte dat bloed, vooral het bloed van vrouwen, iets griezeligs is dat buiten de normale gang van zaken moet blijven. In een blog bij de Franse krant Libération schreef Agnès Girard op 21 maart dat veel Fransen het bijgeloof kennen dat een vrouw die ongesteld is, geen mayonaise moet maken omdat die dan mislukt. Ze probeerde uit te zoeken welke gedachtengang achter die opvatting schuilgaat.

Het idee is verwant aan de opvatting dat vrouwen niet aan de jacht of aan de oorlog mogen deelnemen, schrijft zij. Girard baseert zich op een boek van Alain Testart over de rolverdeling tussen de seksen. Eigeel wordt in veel talen niet geel, maar rood genoemd. Paaseieren zijn vaak rood geverfd, ter herinnering aan het bloed van Jezus. Een ei, en in bijzonder het eigeel, is dus een soort bloed, en een vrouw die haar bloedingen heeft, kan niet werken met dit ‘rood’ omdat het elkaar op symbolisch niveau afstoot “ongeveer zoals wanneer je gelijke magnetische polen bij elkaar brengt.”

be14-paasei

Rood paasei met plakplaatje van de herrezen Christus
(Griekenland, jaren ’80)

Menstruerende vrouwen mogen geen wijnkelders betreden, omdat de wijn dan zou bederven – en omdat het niet erg netjes is om potentiële bezoeksters eerst in hun slipje te kijken ter controle, zijn veel wijnkelders voor het gemak voor alle vrouwen verboden terrein. Wijn is immers het bloed van de wijnstok. Dat vrouwen geen katholieke priesters mogen worden, heeft dezelfde achtergrond: menstruatiebloed botst met de miswijn, die het bloed van Christus is. Het brengen van plengoffers van bloed en wijn is eveneens voorbehouden aan mannen, volgens deze theorie. (Vrouwen die zich niet aan deze voorschriften houden, schenden kennelijk de kosmische wet… heksen!)

Al duizenden jaren worden vrouwen van allerlei activiteiten buitengesloten vanwege het stigma van de menstruatie, schrijft Testart. Hij vindt dat het daarmee maar eens afgelopen moet zijn. Girard voegt daar haar vermoeden aan toe, dat veel vrouwen onbewust nog geloof hechten aan het ‘verbod’ door niet te willen vrijen als ze ongesteld zijn, zogenaamd omdat ze de lakens schoon willen houden, “alsof ze niet even een handdoek kunnen neerleggen.”  Maar een echt antwoord op de vraag hoe het komt dat de menstruatie in zo veel tijden en culturen werd en wordt beschouwd als een gevaarlijke verstoring van de natuurlijke orde, geeft haar bespreking niet.

Sterke vrouwen

Naar aanleiding van de film Kenau (en andere activiteiten rond deze Haarlemse heldin) schreef Paul van der Steen voor Trouw het artikel ‘Heksen en hoeren maar zelden echte vrouwen’ over het vrouwbeeld in de Nederlandse geschiedschrijving. Kenmerkend is volgens hem het beeld van de zeemansvrouwen die bij de Schreierstoren in Amsterdam het stoere manvolk snikkend uitzwaaiden, wanneer de mannen uitvoeren op hun jarenlange reizen naar verre landen. In werkelijkheid heeft de naam Schreierstoren waarschijnlijk niets te maken met huilen, schrijft hij, maar is het een verbastering van Schrayershoucktoren: de toren op de scherpe hoek.

Van der Steen sprak met historica Els Kloek, die een boek schreef over twee vrouwen in de Tachtigjarige Oorlog. Van Kenau Simonsdochter Hasselaar werd verteld dat ze in de Tachtigjarige Oorlog op de muren van Haarlem tegen de Spanjaarden vocht. De Haagse Magdalena Moons had volgens de overlevering een verhouding met de Spaanse bevelhebber Valdez en wist er zo voor te zorgen dat hij de aanval op Leiden uitstelde, waardoor die stad werd gered. Soms werd Kenau een heks genoemd en Magdalena een hoer, maar de geloofwaardigheid van de verhalen werd niet in twijfel getrokken. Tot in de negentiende eeuw: toen dacht men ineens dat vrouwen niet sterk genoeg waren om wapens te hanteren en dat militairen niet naar vrouwen luisterden, en dat die geschiedenissen dus niet waar konden zijn.

Michel Ketelaars schreef een boek over vrouwen bij de VOC. De betekenis van vrouwen voor die ‘eerste multinational’ is lang over het hoofd gezien. Bemanningsleden werden vooral door vrouwen geronseld. Er waren ook vrouwen die zich als man kleedden en zo meevoeren; die vond men een beetje gek maar wel dapper. In de negentiende eeuw maakte de bewondering plaats voor verontwaardiging. Volgens Ketelaars kun je over historische personen niet generaliseren in termen van goed of kwaad, maar je kunt wel zeggen dat de VOC-vrouwen vrouwen sterke vrouwen waren.

Sterke mannen

“Cliché’s over vrouwen en hun rol zijn hardnekkig,” verzuchtte Paul van der Steen in zijn artikel. Cliché’s over mannen zijn dat evenzeer, maar dat schijnt minder mensen te deren. Joris Belgers berichtte in Trouw over een cursus ‘manbuilding’, waarin vaders en zoons samen pijlen en bogen gingen maken in het bos. Leren omgaan met gevaarlijke pijlpunten zou jongens een volwassen, mannelijk verantwoordelijkheidsbesef bijbrengen. Survivallen en een Lakota-zweethutceremonie zijn andere mogelijkheden om als man geïnitieerd te worden en het moment te markeren dat je niet langer onder moeders rokken kruipt, volgens de cursusleider.

Spirituele mannen

Viva liet in januari een numeroloog, een ‘evidential medium’, een kaartlegger en ontwikkelaar van psychologische methodieken, en een spiritueel coach annex medium aan het woord. Vier mannen die niet alleen maar stoere kerels zijn. De numeroloog is ook ziekenverzorger. Hij vertelde dat hij vroeger, om te te voorkomen dat hij alle emoties van de dag mee naar huis nam en daar gek van zou worden, een krat bier leegdronk en twee pizza’s at zodat hij zo beroerd was dat hij niks meer voelde. Nu heeft hij geleerd zich af te sluiten.

Het ‘evidential medium’ (iemand die energieën leest en met overledenen praat) had muzikant willen worden, maar werd tijdens een spirituele week in de Ardennen in een basiliek ineens overspoeld door emotie bij een Jezusbeeld. “Ik raakte totaal in de war. Moet ik nu christen worden ofzo?” Hij besloot zijn gevoeligheid verder te ontwikkelen. Het is soms wel moeilijk als iemand een vraag stelt waarop hij geen antwoord wil geven, omdat hij iets negatiefs doorkrijgt.

De kaartlegger heeft geleerd geen toekomstvoorspellingen meer te doen, omdat hij de mogelijkheden van het moment ziet, die de volgende dag weer anders kunnen zijn. Hij waarschuwt wel als hij obstakels op het pad ziet.

De spiritueel coach ergert zich eraan dat mensen op feestjes aan hem vragen wat hij bij hen ziet. “Als een tandarts een club binnen stapt, zegt niemand: ‘Wil je even in mijn mond kijken?’” Het komt wel voor dat hij op feestjes dingen waarneemt die hij eigenlijk niet wil weten. Hij kan iemand dan wel adviseren daar-en-daar eens naar te laten kijken, maar geeft geen nare details. Zijn beroepsethiek schrijft dat voor.

Universiteit en religie

Schrijft de universitaire beroepsethiek voor dat er in de wetenschap geen plaats is voor religie? De universiteit van Wageningen meende begin maart van wel. Een promovendus wilde in het dankwoord van zijn proefschrift God bedanken, maar dat mocht niet. Vorig jaar had de universiteit bepaald dat er in proefschriften geen religieuze of politieke uitlatingen mochten staan. De promovendus had zijn tekst al laten drukken en heeft het hele dankwoord er toen maar uit gescheurd. Als hij drie pagina’s lang zijn paard had bedankt alsof het God zelve was, had het wel gemogen, mopperde hij volgens de Volkskrant. Een aantal dagen later liet de universiteit weten dat dat religieuze en politieke uitspraken in dankwoorden bij nader inzien toch wel waren toegestaan.

De website History of the Ancient World publiceerde in diezelfde dagen een scriptie (master thesis) over godsdienst en filosofie in het oude Egypte, waarin niet alleen hoogleraren, familie en vrienden werden bedankt, maar ook “alle goden, hoe ze ook maar genoemd worden”.

En in Leiden brachten leden van de faculteit Archeologie bij de verbouwing van een universiteitsgebouw een heus bouwoffer “om veel geluk over de Faculteit en al haar onderwijs en onderzoek af te roepen.”  Het offer bestond uit een aardewerken pot uit de late bronstijd, waarin de verschillende vakgroepen toepasselijke bijdragen plaatsten: een scherf van een pispot, afkomstig van de vakgroep Middeleeuwse archeologie; verkoolde granen uit de ijzertijd, van Archeobotanie; een stuk obsidiaan, van Mesoamerican and Andean archaeology; enzovoort. Als symbool voor de stad Leiden werd er haring en wittebrood in de pot gestopt en om de subsidiestromen veilig te stellen, koos men voor de zekerheid voor twee vruchtbaarheidsbeeldjes. Alles was rijkelijk verpakt in cellofaan, als bij een luxe cadeauverpakking. Bij het plaatsen van de pot werd copal gebrand als wierook. De oude traditie van bouwoffers blijkt in elk geval onder archeologen nog springlevend!

Levende oude goden

Naar aanleiding van een tentoonstelling in het British Museum zond de BBC een televisieprogramma uit over Vikingen. Ik vergat aantekeningen te maken. Wat me ervan is bijgebleven, is een moderne runensteenhouwer: hij maakte runenstenen die stilistisch waren geïnspireerd op oude runenstenen, maar er geen kopieën van waren. Op één steen, waarop hij bijzonder trots was, had hij een tekst geschreven over het herleven van de oude goden.

Oude Afrikaanse goden leven onder meer voort in Amsterdam, stond in januari in NRC Handelsblad. Roy Groenberg ijvert daar al jaren voor een winti-tempel. De meeste Afro-Surinamers “waarderen winti”. Ze maken bijvoorbeeld gebruik van kruidenbaden na de bevalling, of om kwade geesten weg te halen. Ze komen er echter liever niet openlijk voor uit, omdat dergelijke kennis voor goede maar ook voor kwade dingen kan worden ingezet. Daar komt bij dat de winti-cultuur door de christenen in een kwaad daglicht is gesteld.

In Amsterdam zijn ook christelijke kerken die kwade geesten weghalen. Deze charismatische pinkstergemeenten worden door buitenstaanders vaak gezien als christelijke voortzetting van West-Afrikaanse godsdiensten, waarin dansen, trance en het spreken in tongen een rol spelen. De gelovigen zelf daarentegen zien de Heilige Geest van het christendom als de kracht die mensen kan bevrijden van Afrikaanse winti- en voodoo-geesten.

In New Orleans heeft men de Afrikaanse goden en rituelen “stiekem in jazz verstopt”, schreef muziekrecensent Leendert van der Valk in april in NRC-next. Ook gospelmuziek heeft voodoo-elementen, maar dat mag je in de kerk niet zeggen. In de blues gaat het vaak over de duivel: bepaalde muzikanten zouden op een kruispunt hun ziel aan de duivel hebben verkocht. Maar volgens antropologen is die duivel in werkelijkheid de West-Afrikaanse god Legba, die op kruispunten wordt vereerd.

~  met dank aan iedereen die me nieuws bracht, toestuurde of me er op attendeerde! ~

Over Medeia

Een belangrijke, niet-christelijke basis van onze zgn. westerse beschaving is het oude, deels imaginaire, Griekenland. Medeia is een naam uit de Griekse mythen, waar zij echter werd beschreven als een sinistere snuiter uit het barbaarse Oosten. De spanning die voortkomt uit een denken in tegenstellingen, zoals erbij horen / een buitenstaander zijn, is in Medeia’s beleving een drijvende kracht in ‘de oude religie’. Uit de nalatenschap van de klassieke oudheid stamt ook het ideaal van de Kunst als toegang tot een andere dan de alledaagse werkelijkheid. Medeia schrijft sinds 2010 voor Wiccan Rede.
Dit bericht is geplaatst in Nieuws met de tags , , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Eén reactie op Oud nieuws in de verjongingsketel gegooid – Beltane 2014

  1. Margriet schreef:

    Weer bedankt voor het sprokkelen van interessante artikelen. Fijn om te lezen.

Reacties zijn gesloten.