Recensie: Paralipomena Orphica

Paralipomena Orphica
Harry Mulisch (ingeleid door Marita Mathijsen)
Serie Literaire Juweeltjes, uitgeverij B for Books, Maartensdijk 2016 (juni)
ISBN 9789085164357, 61 blz. € 1,50

mulisch

Elke maand verschijnt in de de serie Literaire Juweeltjes een boekje (ongeveer zo groot als een ansichtkaart) met een korte tekst van een bekende auteur. De boekjes liggen in de boekwinkel bij wijze van lees-snoepgoed naast de kassa. Onverkochte exemplaren uit eerdere maanden blijven soms gewoon liggen of duiken later op in de uitverkoop. Met enig geluk is Paralipomena Orphica tegen de tijd dat deze recensie verschijnt nog wel te vinden: niet iedereen zal enthousiast reageren op een voorkant met een doodshoofd en een titel in een dode taal.

Paralipomena Orphica (het betekent zoiets als ‘Orphische dingen die nog niet zijn gezegd’ of ‘Orphisch nawoord’) is een in de ik-vorm geschreven verhaal uit 1967/70. De hoofdpersoon is iemand die (net zoals Mulisch zelf ooit) een schedel van een in Amsterdam in 1834 terechtgestelde jonge moordenaar in bruikleen krijgt van een professor in de anatomie. De ik-persoon, een schrijver, zoekt uit wie de persoon was van wie de schedel is, en leeft zich in in diens geschiedenis. Als een moderne Orpheus wekt hij zo de negentiende-eeuwse moordenaar-met-liefdesproblemen door zijn kunst weer tot leven. Zelf heeft de schrijver ook problemen in de liefde: zijn vrouw is bij hem weggegaan en hij vraagt zich af of hij geen woorden had kunnen vinden om haar bij zich te houden. Hij identificeert zich met de jongeman van de schedel, en met Orpheus die zich volgens de mythe afkeerde van vrouwen/liefde/seks nadat het hem niet gelukt was zijn geliefde Euridice terug te brengen uit het dodenrijk. Zoiets kan natuurlijk nooit goed aflopen…

De serie Literaire Juweeltjes is bedoeld om de ‘ontlezing’ in Nederland tegen te gaan. Dit deeltje werkt daar op volle kracht aan mee, want bij lezing wordt duidelijk dat je Mulisch’ mythische dwarsverbanden pas echt naar waarde kunt schatten als je niet alleen de mythe van Orpheus kent, maar ook Anna Karenina van Tolstoi, het tweede deel van Goethe’s Faust, mogelijk ook Lolita van Nabokov en nog zo het een en ander… Wat doet Kolchis ineens op blz. 37? En wat heeft Finland er mee te maken? fungeert dat als ‘Ultima Thule’ (blz. 51) als een ‘einde van de wereld’, met Kolchis als een ander eind, of begin – want een einde is tegelijk ook een begin en andersom – of verwijst het naar Väinämöinen als Finse Orpheus, of alles tegelijk plus nog iets anders? Voor wie net als ik niet alles meteen kan plaatsen, maar het wel leuk vindt om te speuren naar betekenissen die misschien niet onmiddellijk opvallen, valt er genoeg te puzzelen.

Over Medeia

Een belangrijke, niet-christelijke basis van onze zgn. westerse beschaving is het oude, deels imaginaire, Griekenland. Medeia is een naam uit de Griekse mythen, waar zij echter werd beschreven als een sinistere snuiter uit het barbaarse Oosten. De spanning die voortkomt uit een denken in tegenstellingen, zoals erbij horen / een buitenstaander zijn, is in Medeia’s beleving een drijvende kracht in ‘de oude religie’. Uit de nalatenschap van de klassieke oudheid stamt ook het ideaal van de Kunst als toegang tot een andere dan de alledaagse werkelijkheid. Medeia schrijft sinds 2010 voor Wiccan Rede.
Dit bericht is geplaatst in Boeken met de tags , . Bookmark de permalink.