Recensie: Zwarte Sinterklazen

Zwarte Sinterklazen. Over Pieten en ander heidens volk
Arnold-Jan Scheer
Papieren Tijger, 2014. 192 p. ISBN 978-90-6728-304-5. € 18,00

Voorkant van Zwarte Sinterklazen

Wat dit boek níet is: een wetenschappelijke studie naar de oorsprong van Sinterklaas en Zwarte Piet. Arnold-Jan Scheer doet zich ook niet voor als wetenschapper. Hij was reporter bij Nieuwe Revu, en maakte tv-programma’s als Showroom en Paradijsvogels. En als leek al heel lang op zoek naar de wortels van het fenomeen Sinterklaas. Sinds enkele decennia maakt hij reizen naar uithoeken van Europa en daarbuiten waar hij vergelijkbare verschijnselen aantreft. Daar doet hij verslag van, al in 1984 in een artikel in de Haagse Post, en in zijn eerdere boek Wild Geraas (eerder besproken in Wiccan Rede Online). Dat boek beschreef een voor een de reizen die hij maakte naar de Alpen, Tirol, de Waddeneilanden in Nederland en Duitsland, oud Uppsala, Zuid-Wales, enz. Ook beschreef hij er oude prenten in en teksten uit boeken over folklore die aansluiten op wat hij in die geïsoleerde gebieden waarneemt. En hij beschrijft hoe hij een idee krijgt van de oorsprong van de Sinterklaasgebruiken. Initiatieriten, een vruchtbaarheidscultus, de Wilde Jacht.

‘Zwarte Sinterklazen’ verhaalt opnieuw van de reizen die Scheer en zijn cameraman maakten, maar nu afgewisseld met hoofdstukken over de discussie die vooral vanaf najaar 2013 oplaaide over de figuur van Zwarte Piet. Daarbij wordt er meestal van uitgegaan dat Zwarte Piet pas sinds 1850 bestaat, toen het kinderboek Sint Nicolaas en zijn Knecht uitkwam, van Jan Schenkman. Arnold-Jan Scheer beschrijft zijn eigen rol in de discussie, of hoe hij na een oorspronkelijke uitnodiging ineens toch niet welkom was om iets te vertellen of zijn camera neer te zetten. Er is weinig interesse voor het verhaal dat mensen in onze omgeving al heel lang, van lang voordat ze donkere Afrikanen hadden gezien, hun gezichten zwart maakten met roet vanwege rituelen die niets met ras of racisme te maken hadden. En dat is precies het verhaal dat Scheer te vertellen heeft. “Dit roet kwam niet op hun gezicht terecht door langs een schoorsteenkanaal af te dalen, zoals de legende rond Zwarte Piet dat wil. Dat verdichtsel ontstond in later tijd. De oude boerderijen hadden geen schoorsteen, er was slechts een vuur in het midden van de woonruimte waar de bewoners samen met het vee sliepen. De rook ontsnapte door een gat in het dak. … Roet en as symboliseerden vergankelijkheid, de dood. Door zich met roet in te smeren, verbond men zich met de wereld van de voorouders.”
“Onze Sinterklaasfeesten zijn een overblijfsel van oude rituelen; restgebruiken van een voorchristelijke Indo-Europese cultuur die niets met racisme te maken heeft.
De vraag die ik mij stelt luidt: wanneer en waar deed de roomse Sint Nicolaas zijn intrede en hoe raakten de roetvermommingen met hem verbonden? Wanneer en waarom werden de als dier vermomde, uit de prehistorie afkomstige figuren die door zwartgeschminkte jongemannen werden vertolkt, de helper van de Sint?”

Een klip en klaar antwoord op die vraag is er niet, al treft Scheer wel op heel veel plaatsen een combinatie aan van zwarte figuren (Schmutzli, Ruprecht, Perchten) met Sinterklaas, Nicolaus, Samichlaus. Soms zijn het dierfiguren (Klaubaufs) die de ‘heilige’ vergezellen, soms een combinatie van zwart met dierenhuiden, horens, geweien, zoals bij de figuur Krampus. Deze figuren tonen zich vaak op 5 of 6 december, of rond de zonnewende en soms op een ander moment in de winter, variërend van Sint Maarten (11 november, in Tirol) tot Sint Antonius (16 januari, Majorca). [Dat is Antonius van Egypte, niet Antonius van Padua, J.] Wat Scheer doet is de vraag stellen en wat hij waarneemt beschrijven. Hij doet verslag van wat mensen in die afgelegen gebieden zelf vertellen over de Wilde Jacht, over de oorsprong van het roet en de dierenfiguren en hoe oud de gebruiken zijn. Hij speculeert ook wel over een verband met sjamanisme, en of er misschien een Indo-Europese oertraditie bestond. Ook suggereert hij gemeenschappelijke wortels tussen religieuze riten en initiatieriten waarbij mensen over de hele wereld hun gezicht verven. Witte mensen verven hun gezicht of hele lichaam zwart met roet, en zwarte mensen verven zichzelf wit met witte klei. En hij ziet Zwarte Piet als een vorm van de ’trickster’, de schelm, de pias, de nar. Net als de Perzische figuur Haji Firoez die als cultureel erfgoed op de Unescolijst is geplaatst. Hij is de in het rood geklede bewaker van het vuur. De andere figuur die een rol speelt bij het Iraanse/Perzische nieuwjaarsfeest is Amoo Norooz, een grijsaard met een baard die cadeautjes brengt. Dat verhaal stond nog niet in het vorige boek.

Dat Sinterklaas vanouds zwarte helpers heeft, en dat die zich al eeuwen met roet zwart maken, dat blijkt wel uit alle verschijnselen die Scheer in kaart brengt. En die mij zeer fascineren. Of is het Sinterklaas die de zwarte figuren helpt of aanvult? Dat lijkt niet overal op dezelfde manier te zijn ingevuld. Op kleine schaal is er nu wel belangstelling voor Krampus in Nederland. Maar in de maatschappelijke discussie over Zwarte Piet mis ik de verwijzing naar de oeroude herkomst van de zwarte figuur.

Het zou mooi zijn als wetenschappers zich zouden buigen over de vragen die Scheer stelt. “Maar er zit een gat in de informatie die ik erover vinden kan. … Kan dat te maken hebben met de Germaanse herkomst van Sinterklaas?” Scheer maakt aannemelijk dat dat een rol speelt. Maar ook in teksten van het Meertens Instituut is sprake van zwarte figuren die op Sinterklaasavond langs de weg lopen, in 1791 (citaat van Van Hamelsveld door Van Helsloot) en 1850 en 1871. Scheer haalt een onderzoek van Pauline Lamain-Hanke aan die minstens drie onafhankelijke beschrijvingen vond van voor 1850. Scheer geeft wel noten onderaan de pagina, maar wie meer wil weten moet zelf op zoek naar de genoemde boeken en artikelen. Wild Geraas bevatte achterin een uitgebreide bronnenlijst, hoewel niet op een handige alfabetische of chronologische volgorde. Een literatuurlijst en register waren handig geweest in Zwarte Sinterklazen. Maar dat zou misschien teveel het idee geven dat Scheer een wetenschappelijke studie heeft verricht. Scheer heeft zijn nieuwsgierigheid naar het fenomeen van Sinterklaas en Zwarte Piet geboekstaafd en verslag gedaan van zijn zoektocht, zijn bevindingen en zijn ideeën. Met foto’s die je nergens anders vindt, en met links naar zijn documentaires in het Engels en Nederlands. Van een reporter mag je precies dat verwachten.

Over Jana

Wicca is mijn religie, achteraf gezien is dat altijd al zo geweest. Ik heb het geluk gehad mensen te leren kennen waarmee het goed klikte. In 1984 hebben zij me ingewijd in een Gardnerian coven. Anders was ik alleen verder gegaan. Mijn ideeën over de rol van man en vrouw komen in wicca terug. Zo ook mijn ideeën over het belang van natuur en milieu: ik vier de jaarfeesten en eet de groenten van het seizoen. En de Wiccan Rede ('Doe wat je wilt, mits het niemand schaadt') was al mijn lijfspreuk voor ik wicca leerde kennen.
Dit bericht is geplaatst in Boeken. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Recensie: Zwarte Sinterklazen

  1. Betty den Brinker schreef:

    Mooi commentaar Jana, veel is nieuw voor mij.
    Dit is nu de informatie die iets bijdraagt aan de oude ingesleten kennis.
    Dank voor het delen,
    B*B Betty

Reacties zijn gesloten.