Recensie: Mehen : essays over het oude Egypte (3)

Mehen : essays over het oude Egypte
Eindredacteur Jan Koek
Mehen, 2013. 160 p. ISBN 978-90-817536-2-3
www.mehen.nl

Voorkant van het derde boek Essays over het oude Egypte van Mehen.

Mehen, Studiecentrum voor het oude Egypte, is een stichting zonder winstoogmerk en wordt ondersteund door donateurs. De stichting verzorgt cursussen, lezingen, reizen en rondleidingen. En nu al drie boeken. Dit boek bevat essays over heel verschillende aspecten van het oude Egypte (achterin staat een chronologie van het oude Egypte), en prachtige foto’s die de verhalen ondersteunen en verduidelijken. Onno Mastenbroek geeft een beschrijving van de tempel van Seti I in Abydos, met foto’s van Wim de Jong, van wie ook een aparte fotoreportage is over deze tempel. Tijdens het Nieuwe Rijk vormde Koesj (of Nubië) een onderdeel van Egypte. Een van de meest heilige plaatsen in Koesj, de Gebel Barkal, vormt het onderwerp van een artikel door Jac Strijbos. Jan Wieringa schreef over de landbouwwerkzaamheden in het Oude Rijk, met vele afbeeldingen van mastaba’s uit die periode. De zieke Hans Alers schreef een bijdrage over de zodiak in de tempel van Dendera, over de geschiedenis en wat er op de zodiak is te zien. Jan Koek schreef over de Opettempel in Karnak en Karel van Dam over het graf van Irinefer in Deir el Medina. Dat is het arbeidersdorp in de Thebaanse dodenstad. Van Dam schreef eerder drie artikelen in het jubileumnummer van de IBIS ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de vereniging Sjemsoethot. Daarin beschreef hij drie arbeidersgraven die hij op zijn reizen naar Luxor had bezocht.

Voor mij meest interessant zijn de essays van Liesbeth Honsbeek over ‘De inwijding van de godsgemalin Anchnesneferibra’ en van Marianne Goes over ‘De menat, een bijzonder cultusobject’.
Anchnesneferibra wordt als meisje van een jaar of tien naar Thebe gestuurd om voor de farao, die in het noorden zetelt, de politieke macht te bestendigen. De stèle waarop de inwijding van Anchnesferibra tot godsgemalin staat, bevindt zich in het museum van Caïro. Op de stèle staan haar aankomst, adoptie en de inwijding, tien jaar na haar aankomst, tot godsgemalin van Amon. Ze krijgt de titel van grote zangeres, degene die de bloemen draagt in de tempel, degene die voorop loopt bij de volgelingen van Amon en de titel van hoogste profeet. Die titel werd normaliter alleen gedragen door de hoogste priester in rang. De titel godsgemalin van Amon is alleen bekend uit Thebe, en tijdens de 18e dynastie alleen bij de belangrijkste koningin: Ahmose-Nefertari, Hatsjepsoet en haar te jong overleden dochter Neferoera. De godsgemalin was de aardse vrouw van Amon en moest voor een troonopvolger zorgen. Ze kreeg niet alleen een aantal titels maar ook koninklijke privileges: ze kreeg inkomsten en het beheer van landerijen en veeteelt. Anchnesneferibra heeft veertig jaar als godsgemalin geregeerd.

De menat is een cultusobject van de godin Hathor, net als het bekendere sistrum. Door het schudden van beide instrumenten worden levengevende, helende krachten opgeroepen. “Een menat bestaat uit drie delen: 1. een groot aantal vrij hangende kralensnoeren, waarvan beide uiteinden samenkomen in een dopje; 2. twee strengen met grotere kralen die eindigen in een 3. contragewicht of pendant, dat op de rug hangt om de zware ketting op de borst in evenwicht te houden. Dit contragewicht fungeert als handvat en komt ook als ‘pars pro toto’ voor.” Als de menat wordt geschud, maken de kralen een ruisend geluid. Het contragewicht is vaak van brons, gegoten in een mal van klei. Er staan foto’s van een aantal fraaie contragewichten in het boek. De kralenstrengen van de menat zijn vaak blauw, blauwgroen of groen van kleur: turkoois, malachiet of faience (geglazuurd aardewerk).

“Als cultusobject verscheen de menat voor het eerst in het Oude Rijk, gedragen door Nebet en Sesjesesjet, priesteressen van Hathor.” In het Nieuwe Rijk zijn veel meer voorbeelden te vinden van de menat als attribuut van Hathor en ook andere godinnen dragen de menat, soms ook goden, vooral Chonsoe en Osiris. Als halssieraad wordt de menat vaak door mannen gedragen terwijl vrouwen de menat meestal in de hand dragen. Op veel afbeeldingen dragen ze in de ene hand een sistrum en in de andere de menat. Beide instrumenten beschermen en brengen de zegeningen van de wedergeboorte en eeuwig leven en roepen de kracht van Hathor op.
De verleiding is groot om het hele essay hier te citeren, maar beter is als de lezers van deze recensie zelf het prachtige boek aanschaffen!

Over Jana

Wicca is mijn religie, achteraf gezien is dat altijd al zo geweest. Ik heb het geluk gehad mensen te leren kennen waarmee het goed klikte. In 1984 hebben zij me ingewijd in een Gardnerian coven. Anders was ik alleen verder gegaan. Mijn ideeën over de rol van man en vrouw komen in wicca terug. Zo ook mijn ideeën over het belang van natuur en milieu: ik vier de jaarfeesten en eet de groenten van het seizoen. En de Wiccan Rede ('Doe wat je wilt, mits het niemand schaadt') was al mijn lijfspreuk voor ik wicca leerde kennen.
Dit bericht is geplaatst in Boeken met de tags , . Bookmark de permalink.