Oud nieuws in de verjongingsketel gegooid – Imbolc 2014

Zijn of niet zijn… of iets daartussenin

Over de hele wereld zijn verhalen bekend over mensen die terugkeerden uit de dood. Meestal worden die ‘verklaard’ door te zeggen dat die personen dus niet echt dood waren, of (als dit past in het wereldbeeld van de spreker) dat het ‘een wonder’ is. Maar er lijkt ruimte te ontstaan tussen onzin en wonder.

De grens tussen dood en leven is niet zo duidelijk als werd aangenomen, berichtte Discovery News in oktober. Als het hart ermee ophoudt en het bloed geen zuurstof en voedingsstoffen meer bij de organen brengt, was de gedachte, duurt het maar een paar seconden voordat de hersenen beschadigd raken, en in de minuten daarna beginnen de cellen af te sterven. Die opvatting is door nieuwe ontdekkingen op losse schroeven komen te staan.

Als het lichaam onderkoeld raakt, worden alle lichaamsprocessen vertraagd. Men vermoedde al langer dat dit een manier was om het proces van afsterven te vertragen en daarmee de kans te vergroten dat reanimatie slaagt. Dit blijkt te kloppen. Bovendien kan de plotselinge toevloed van bloed als het hart weer op gang komt, bij een gewone reanimatie te veel zijn voor de hersenen en leiden tot neurologische schade. Als het lichaam onderkoeld is, blijkt de kans hierop kleiner.

Bijna-dood

Dat iemand die door de artsen al is opgegeven omdat er geen hersenactiviteit meer wordt gemeten, toch weer kan terugkeren naar het land der levenden, blijkt uit het verhaal van de neurochirurg Eben Alexander. Hij kreeg een zeldzame vorm van hersenvliesontsteking en lag een week lang in coma.

Toen hij weer bijkwam, vertelde hij over een ervaring van verruimd bewustzijn. Zijn beschrijving van een andere wereld heeft veel overeenkomsten met visioenen van mystici en anderen over de hele wereld en uit verschillende tijden. Hij was er altijd vanuit gegaan dat zulke belevenissen verklaarbaar waren uit abnormale hersenactiviteit, maar nu denkt hij daar anders over.

“De meeste artsen en wetenschappers verwarren het feit dat bewustzijn en hersenactiviteit met elkaar verwant zijn (dat zijn ze zeker) met de mening dat de hersenen het bewustzijn voortbrengen” schreef Alexander vorig jaar in Newsweek. Cardioloog Pim van Lommel zegt hetzelfde, gebaseerd op wat mensen hem vertelden die een hartstilstand hadden meegemaakt.

Eben Alexander was in december te zien in het NCRV-programma Schepper & Co aan tafel. Het bleef onduidelijk hoe zijn ervaring een wetenschappelijk bewijs moet vormen voor het bestaan van de hemel als leven na de dood (zijn boek heet in het Engels Proof of Heaven en is vertaald als Na dit leven) of “dat onze ziel en geest onsterfelijk zijn,”  zoals hij in het praatprogramma verkondigde. Met zijn boodschap dat het bestaan zoveel rijker is dan we geneigd zijn te denken, en dat mensen er voor elkaar zijn en dat er meer liefde in de wereld moet worden gebracht, zal echter niemand het ernstig oneens kunnen zijn.

Keltische en christelijke doden

In Geschiedenis Magazine (oktober 2013) besprak Herman Clerinx in de serie over Keltisch Europa de oorsprong van Halloween. De gedachte dat Halloween, in de betekenis van de vooravond van Allerheiligen, het oudere (Keltische) Samhain heeft vervangen, is volgens hem een misverstand van James Frazer in The Golden Bough.

De eerste christenen hadden een feest voor hun heiligen (martelaren) kort na Pasen, niet in november. Volgens Fraser verplaatsten missionarissen in Ierland die dag naar Samhain, het Keltische nieuwjaar op 1 november, omdat dat ook een feest voor de overledenen was. Het christendom zou op die manier makkelijker ingang vinden bij de bevolking.

Clerinx schrijft echter dat het christelijke heiligenfeest niet voor het eerst in Ierland, maar in Rome werd verschoven naar november, door paus Gregorius III. Waarom hij dit deed, staat niet vast. Misschien was het om zo, na de oogst, genoeg eten en drinken te hebben voor de duizenden pelgrims die de relikwieën kwamen vereren die de paus in de Sint-Pieterskerk verzamelde. Pas ettelijke pausen later, onder Gregorius IV, werd Allerheiligen voor de hele westerse kerk op 1 november gesteld.

Dat Halloween op de avond voor 1 november wordt gevierd, komt dus niet doordat de Kelten op die datum een feest voor hun doden vierden. Dat de Keltische en christelijke dodenfeesten door de verschoven datum mooi samenvielen en daardoor wellicht kenmerken zijn gaan delen, is een veronderstelling waar de historicus zich niet aan waagt.

Hedendaags Halloween

Inmiddels is in de manier waarop veel mensen Halloween vieren, met pompoenen en mombakkesen en plezier om griezelige heksen en spoken, weinig christelijks meer te herkennen. Amerikaanse christenfundamentalisten protesteren tegen dit ‘heidense’ gebeuren dat naar hun idee aanzet tot geweld, occultisme, heavy metal, fantasy, porno en satanisme.

In Nederland werd op de algemene begraafplaats in Budel het dodenfeest Allerzielen gevierd met chocolademelk, speculaas, te bezichtigen opbaarkamers en een zee van waxinelichtjes. Het evenement wordt elk jaar op 2 november georganiseerd door een uitvaartonderneming die de dood “meer bespreekbaar” wil maken. Trouws tempelrecensent Stijn Fens vond het wel mooi: “zelden was de dood zo licht en toch zo dichtbij,” maar de saxofoon- met synthesizeruitvoering van ‘My Way’ ging hem toch te ver.

In Japan gaf men een originele wending aan het feest met een Nationale Mooiste-Heksverkiezing. De ‘heks’ moest hiervoor boven de 35 jaar oud zijn en een “magische schoonheid” bezitten, “alsof de tijd geen vat op haar heeft.” Er deden zo’n tweeduizend vrouwen mee. De verkiezing is ooit bedacht door een modetijdschrift, als kritiek op de voorkeur van de modewereld voor jonge modellen.

Romeinse en christelijke omkeringen

De kerstspecial van het BBC-programma Tudor Monastery Farm liet zien dat de Britse ‘Twelve Nights of Christmas’ (de dagen van kerst tot Driekoningen) vijf eeuwen geleden uitbundig werden gevierd, na een periode van vasten (d.w.z. veganistisch eten) tijdens de advent. In de huisregels van veel landhuizen was vastgelegd dat het gewone volk tijdens deze feestdagen niet hoefde te werken. De twaalf nachten zouden zijn voortgekomen uit voorchristelijke feesten zoals Yule maar ook de Romeinse Saturnalia.

Een kenmerk van de Saturnalia was dat de sociale rangorde werd opgeheven of omgekeerd, ter herinnering aan het gouden tijdperk van de god Saturnus (Kronos), toen er gelijkheid heerste onder de mensen. Kledingvoorschriften voor de verschillende standen vervielen tijdens het feest. Het loslaten van sociale rollen wordt wel vergeleken met carnaval.

Boerenhalsdoek

Burgers dragen met carnaval een boerenhalsdoek: Saturnalische verwisseling van maatschappelijke posities?

Slaven hoefden tijdens de Saturnalia niet te werken. Een slaaf werd benoemd tot heer des huizes of Prins van de Saturnalia, Saturnalicius princeps, en mocht tijdelijk de scepter zwaaien. Dit gebruik leefde in Tudor-Engeland voort in de ‘Twelfth Night Cake’, waarin een gedroogde erwt was meegebakken. Wie de erwt in zijn of haar stuk cake vond, was ‘Lord of Misrule’ en mocht zeggen wat er gedaan moest worden. Bij voorkeur spelletjes.

De erwt in de cake evolueerde in Engeland tot het muntje in de christmas pudding. In België en Nederland kennen we nog altijd de boon in de driekoningenkoek. Sommige Franse bakkers maken er een bijzonder koninklijke koek van door de boon te vervangen door een diamant of goudklompje. Het principe van de omkering raakt daarbij wel een beetje zoek!

Wintertradities in Nederland

De periode van het begin van de advent tot Driekoningen, vooral rond kerst en nieuwjaar, is in Oost-Nederland de tijd van het midwinterhoornblazen. Deze traditie staat sinds december op de Nederlandse inventarislijst van immaterieel cultureel erfgoed. Hierdoor kan het eventueel later door de UNESCO worden erkend als werelderfgoed.

Een nieuwe traditie, als het aan pastoor Van der Weide uit Sneek ligt, is het zegenen van oliebollen. “Alles kan gezegend worden,” legde hij uit aan Trouw. Vroeger gebruikten boeren een gewijde palmtak om hun akker of vee te zegenen en tegenwoordig kunnen kinderen hun huisdieren laten zegenen op dierendag. Een pastoor in Bergen op Zoom zegent op het feest van Sint Hubertus anijsbroodjes die zouden beschermen tegen hondsdolheid. De gezegende oliebollen bieden geen speciale bescherming, maar zijn bedoeld om de mensen blij te maken.

Meer Romeinse traditie

Een gebruik dat ook al bij de Romeinen in zwang was, is het uitspreken van goede voornemens voor het nieuwe jaar. Dit was te lezen bij de Royal Holloway University of London. In Rome was 1 januari de dag waarop ambtenaren beloofden de republiek trouw te dienen. Met legerparades en staatsoffers was dit de dag waarop het verbond tussen de burgers, de staat en de goden werd bekrachtigd.

Op deze dag werd Janus, de god van overgangen en van het nieuwe begin, vereerd. Janus had twee gezichten: een dat naar het verleden keek en een dat naar de toekomst keek. Ook de mensen keken op 1 januari terug en vooruit. Ze groetten elkaar met een zegenwens voor het nieuwe jaar. De maand januari is genoemd naar Janus.

Icarus en de betovering

Twee gezichten heeft ook de mythe van Icarus, zei Bas Heijne in december in de 42ste Huizingalezing, waarvan NRC een verkorte versie publiceerde (de volledige tekst is als boekje uitgeveven: ISBN 9789044626377).

Icarus ontsnapte samen met zijn vader, de uitvinder Daedalus, van het eiland Kreta, met zelfgebouwde vleugels van veren en was. Daedalus waarschuwde zijn zoon dat die niet te laag moest vliegen, omdat de veren anders nat en zwaar zouden worden van het opspattende zeewater, en niet te hoog omdat de was anders zou smelten door de hitte van de zon. Maar de jongen wilde toch eventjes uitproberen hoe hoog hij kon komen.

Breughel de Oude heeft de val van Icarus op een schilderij uitgebeeld. Terwijl Icarus uit de hemel tuimelt, gaat de rest van de wereld op het schilderij gewoon door, of er niets bijzonders gebeurt. “De mens, lijkt Breughel te willen laten zien, zal altijd geneigd zijn naar de zon te willen vliegen – en hij zal altijd ook weer neerstorten (…) het is zoals het is, het heeft geen zin ertegen te waarschuwen – en je hoeft het ook niet te verheerlijken.”

Maar dat was in de tijd dat de wereld nog niet ‘onttoverd’ was, zegt Heijne. De socioloog Max Weber beschreef in 1919 de geschiedenis als een proces van ‘onttovering’. De primitieve mens leefde in een magische wereld, waarin geesten en gebeden de gebeurtenissen bepaalden, maar dat wereldbeeld moest meer en meer plaats maken voor een moderne, rationele kijk waarin problemen worden benaderd met wetenschap, technologie en berekeningen.

Het ene gezicht van de Icarusmythe is volgens Heijne het heroïsche van de mens als grensverleggende hemelbestormer die de wereld naar zijn hand wil zetten en naar absolute vrijheid streeft; het andere dat van de mens die het gevoel voor natuurlijke grenzen kwijtraakt en niet langer de waarde ergens van ziet als die niet in cijfers wordt uitgedrukt, en daarmee uiteindelijk zichzelf vernietigt.

Het intellect is niet genoeg; we hebben ook de ‘betovering’ nodig, volgens Heijne: “De wetenschap kan het leven van een doodzieke patiënt verlengen, maar kan geen antwoord geven op de vraag waarom zijn leven moet worden gerekt.” In Vrij Nederland stemde Carel Peeters grotendeels in met Heijne, maar hij betreurde de religieuze ondertoon in de lezing: “De zin [van het leven] is alleen maar te vinden in concrete situaties (…). Wie een proefschrift schrijft vindt daarin de zin. Wie dokter is vindt de zin in het genezen van mensen. Wie iets grondig en in de diepte onderzoekt vindt daarin een diep soort zin. Er is helemaal geen metafysische zin nodig om voor zin te zorgen.”

Egyptisch en christelijk begraven

In Soedan werd twintig jaar geleden een oude christelijke grafkelder gevonden met gemummificeerde lichamen. Op de binnenwanden van het graf waren koptische teksten aangebracht. Deze teksten zijn nu vertaald en worden binnenkort uitgegeven door het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten (NINO), schreef Trouw in december.

Bijzonder aan de opschriften is dat ze in het graf waren aangebracht, zoals in oud-Egyptische grafkamers, en niet aan de buitenkant zoals bij latere christelijke graven. De teksten verhalen op magische wijze over Jezus en Maria en hun hemelvaart. In één tekst stuurt Jezus de dood in de vorm van een haan naar zijn moeder. De teksten moesten de overledene begeleiden naar het hiernamaals, legt koptoloog Jacques van der Vliet uit.

Meer christelijke magie

In oktober promoveerde de theoloog G.C. Vreugdenhil aan de Universiteit van Utrecht op een proefschrift over het verjagen van demonen met behulp van psalm 91. Vreugdenhil werkte lange tijd voor de Gereformeerde Zendingsbond in Chili. Hij ontdekte dat veel Chilenen geloven in kwade geesten en het boze oog. Als bescherming tegen de demonische krachten gebruiken ze psalm 91, voorgelezen of eenvoudig opengelegd in de Bijbel, maar ook afgebeeld op schilderijtjes of porseleinen beeldjes in de vorm van een boek, of als amulet om de hals gedragen.

Vreugdenhil verbaasde zich erover dat christenen gebruik maken van zulke magische praktijken. “Heeft dit misschien zijn wortels in de (historische en culturele) context waarin de psalm ontstaan is? Hebben de inhoud en boodschap van de psalm misschien te maken met een magische perceptie van de werkelijkheid in het oude Oosten?” vraagt hij in zijn proefschrift.

In een meer dan vijfhonderd bladzijden tellend cultuurhistorisch en taalkundig onderzoek gaat hij in op die vragen. Hij bespreekt onder meer Joods-Aramese toverschalen uit Irak en Iran, waarin de psalmtekst of een andere bezwering was geschreven. De woorden liepen in een spiraal naar de binnenkant van de schaal, waar een demon stond afgebeeld. De schalen werden hierdoor demonenvallen. Ze werden begraven met de holle kant naar beneden onder drempels of hoeken van huizen, op begraafplaatsen en op andere gevaarlijke plekken. Ook Egyptische afweermiddelen tegen onheil komen ter sprake, zoals scarabeeën, beeldjes van de god Bes of sieraden met het Oog van Horus.

Diverse Mesopotamische goden en demonen passeren de revue. Hij noemt een verhaal over de god Baäl die een machtsstrijd uitvecht met Mot, de god van de dood. Mot wint en Baäl belandt in het dodenrijk, maar de godin Anat zoekt hem daar op en doodt Mot, zodat Baäl weer tot leven kan komen. Veel fascinerends dus, ook voor niet-christenen! Het proefschrift is als boek te koop (ISBN 9789023927464), of te bestellen of te downloaden bij de Utrechtse Universiteitsbibliotheek.

Duister

Psalm 91 noemt verschillende gevaren waartegen de Heer de gelovige beschermt, zoals “de verschrikking van de nacht” en “de pest die rondwaart in het donker”. Maar is de duisternis iets wat we zo veel mogelijk moeten vermijden? In het januarinummer van Opzij wordt gesteld dat het juist goed is om op zoek te gaan naar ‘het duister’. Uit inzicht in je eigen onaangename kanten kun je kracht putten om dingen te verbeteren, zowel in als buiten jezelf.

Lingerie-ontwerpster Marlies Dekkers vertelt in een interview dat ze opgroeide in een sfeer van angst: angst voor de wind die dakpannen eraf kon blazen terwijl er geen geld was voor reparatie, angst voor God van wie niks mocht. Zelf was ze bang dat God haar voor straf geen borsten zou geven omdat ze veel masturbeerde. Op het moment dat ze zich als puber niets meer aantrok van God, raakte ze ook de duivel kwijt en die mystiek miste ze eigenlijk wel. “Als kunstenaar blijf je daarnaar zoeken.”

Geïnspireerd door een boek van Georges Bataille ontwierp ze de blotebillenjurk. Haar ontwerpen zijn niet bedoeld om vrouwen tot lustobject te maken, maar om ze hun eigen seksualiteit te laten ervaren, los van de man. “De vrouw is een prachtig nieuwsgierig wezen. Ik denk dat we veel moeten experimenteren om onszelf en onze verborgen kanten te snappen.”

Extreem en vreemd

“Er is niks mis met het opzoeken van extreme ervaringen,” zei Arita Baaijens in het VPRO-programma O’Hanlons Helden. “Niet omdat je dood wilt, maar omdat je naar het hoogste streeft.” Vijfentwintig jaar geleden gaf zij haar baan in Nederland op om met kamelen door de Sinaï en de Sahara te trekken. Ze legde O’Hanlon uit dat het harde bestaan in de woestijn voor haar betekende dat je voor 200% leeft.

In het ‘duistere’ nummer van Opzij vertelt ze dat de betovering van de woestijn tien jaar geleden ineens weg was. Op zoek naar “een nieuwe bezetenheid” kwam ze terecht bij het Altaigebergte, waar zich volgens de mythen het paradijselijke rijk Shambala of Shangri-La zou bevinden. Zo belandde ze tussen de gelukszoekers, new-agers en sjamanen, bij wie ze zich volstrekt niet thuis voelde. Maar ze liet graag alle vertrouwde oriëntatiepunten en zekerheden los.

Toen een Mongoolse vrouw haar, tijdens het reinigen van de yurt met takjes en gebeden vroeg hoe Nederlanders hun huis zuiveren, verdween Baaijens’ ergernis over al het spirituele gedoe. De gedachte dat muren negativiteit konden vasthouden en dat je dat weer kon wegzuiveren, beviel haar wel. Ze zag dat spiritualiteit in Centraal-Azië niet soft en zweverig was, maar iets van “stoere mannen die jagen, zuipen en vechten, én rituelen uitvoeren als driemaal rond een steenhoop lopen of melk op een bergpas sprenkelen.”

We kunnen moeite hebben met cultuurverschillen en verschillen in wereldbeschouwing, maar ‘vreemd’ staat niet gelijk aan ‘onzin’, is te lezen op de website over haar Altai-expeditie. In Opzij zegt ze: “Willen begrijpen is niet hetzelfde als geloven.” Niet direct je oordeel klaar hebben, maar jezelf openstellen voor andere ideeën kan heel bevrijdend zijn.

Jamu

“Er komt steeds meer een balans tussen moderne en traditionele geneeswijzen” vertelt Madee Westi, een Indonesische kruidengenezer, in het herfstnummer van de Krant van de Aarde. Aan de universiteiten wordt onderzoek gedaan naar jamu (traditionele Indonesische kruidengeneesmiddelen). In veel jamu zit kurkuma, waarvan is aangetoond dat het koortsverlagend kan werken.

Jamu is eigenlijk het domein van vrouwen. Jamumaaksters bereiden hun middelen elke ochtend zelf en verkopen die op de markt. Wie iets mankeert, vertelt dat aan de jamuvrouw. Zij kiest een verse kruidenpasta, lengt die aan met wat water en geeft dat de klant te drinken. Oude vrouwen worden gezien als het betrouwbaarst, omdat zij de meeste ervaring hebben.

Tegenwoordig zijn er in winkels kant en klare jamupoeders te koop, maar die zijn vrijwel alleen om het seksleven van mannen te verbeteren. De traditionele kennis dreigt hierdoor verloren te gaan. Westi denkt dat door de wetenschappelijke interesse de oude kennis behouden kan blijven en professioneler kan worden (want dat je nu maar op de kundigheid van een vrouw moet afgaan… enfin), maar in een mooie foto van kruiden, uitjes, gember, pepertjes en vruchten schrijft het tijdschrift twijfelend: “Is dit de teloorgang van een eeuwenoude traditie?”

Jamu

Jamu uit een toko in Nederland. Links ‘Gekookt Natuurlijk Geneesmiddel Sterk en Gezond’ met onder meer koemis koetjing, andrographis en peperblad, om een afkooksel van te maken. Rechts instant-jamu van kurkuma, citroen, rietsuiker en honing.

Batak-toverboek

In oktober kwam het nieuws dat het Tropenmuseum een groot aantal objecten uit de vaste collectie nu ook aan het publiek presenteert in een online-tentoonstelling bij het Google Cultural Institute. Andere musea, zoals het Rijksmuseum van Oudheden of het Nationaal Museum van Denemarken (waar de Gundestrup Cauldron staat), zijn daar ook te vinden.

Een een van de oudste stukken uit de collectie van het Tropenmuseum is de Grote Pustaha. Dit is een boek waarin de kennis van negen generaties Batakpriesters is neergeschreven. Er staan mythen, rituelen, voorschriften en toverspreuken in. De bladzijden zijn gevouwen als een harmonica en zitten tussen bewerkte houten delen. Het onderste deel staat op vier pootjes en op het bovenste deel is een mythische figuur uitgesneden. Waarschijnlijk stelt die de slang Naga Pahoda voor, heerser van de onderwereld, die de eilanden schiep door de oceaanbodem omhoog te woelen.

Online kun je een indruk krijgen van de bladzijden van het boek, met magisch-mythische tekeningen in zwarte en rode inkt op een ondergrond van geklopte boombast. Jammergenoeg staat niet het hele manuscript online. Maar dit is in elk geval meer dan je in het museum te zien krijgt van de inhoud, want daar ligt het boek gesloten in de vitrine.

Viking-toverstaf

Het British Museum komt ook voor op de lijst van het Google Cultural Institute, met een online-tentoonstelling van een Angelsaksisch scheepsgraf. Niet online staat de Viking-toverstaf waarover de Daily Mail in december schreef. Maar die staf is dan ook niet in het Verenigd Koninkrijk opgegraven, maar in Noorwegen.

De 90 cm lange metalen staf dateert uit de negende eeuw en kwam aan het eind van de negentiende eeuw in het bezit van het British Museum. Het voorwerp werd gevonden naast het skelet van een vrouw. Het heeft aan de ene kant een handvat met knoppen aan weerszijden, en aan de andere kant een omgebogen punt. Er werd lang gedacht dat het een grote vishaak was; later dacht men aan een braadspit, maar na bestudering van vergelijkbare objecten is men nu tot de conclusie gekomen dat het om een toverstaf gaat.

De staf werd waarschijnlijk gebruikt bij het beoefenen van seithr, zegt curator Sue Branning. Vooral vrouwen hielden zich bezig met deze vikingmagie. Vrouwen van wie men dacht dat ze magische krachten hadden, werden gerespecteerd maar ook gevreesd. De punt van de toverstaf is bij de begrafenis van de vrouw omgebogen, om de toverkracht te neutraliseren en te voorkomen dat de dode vanuit haar graf nog zou toveren.

Heilig landschap

Het ombuigen van voorwerpen kwam ook ter sprake in de tweede aflevering van Sacred Wonders of Britain, een documentaireserie van de BBC, gepresenteerd door Neil Oliver die in Coast zo pakkend weet te vertellen over diverse tragische rampen waardoor Britse kustplaatsen in het verleden zijn getroffen.

Bij Llyn Cerig Bach in Wales bijvoorbeeld is een dubbelgevouwen zwaard uit de Keltische ijzertijd gevonden. Oliver vertelde dat met het ombuigen of dubbelvouwen het voorwerp als het ware werd doodgemaakt, waardoor het de wereld van geesten en goden kon binnengaan. Ook op het vasteland van Europa zijn dergelijke omgebogen zwaarden gevonden, waarvan wordt aangenomen dat ze zijn geofferd.

De eerste twee afleveringen van de serie (de derde is op het moment van schrijven nog niet uitgezonden) zijn bijzonder boeiend en het is te hopen dat ze nog vaak te zien zullen zijn. Alle interessante weetjes uit mijn aantekeningen hier vermelden, zou te veel worden. Ik beperk me tot enkele hoogtepunten zoals Bath (2e aflevering), waar de heilige bron al vroeg een cultusplaats was. Toen de Romeinen kwamen, bouwden die er een tempel waarin hun eigen goden werden gecombineerd met Keltische goden zoals de drie moedergodinnen.

In het heilige bronwater werden stukjes metaal gegooid, zoals mensen ook nu nog overal ter wereld muntjes in fonteinen gooien. In de oudheid bevatten de metalen plaatjes gebeden tot de goden. In Bath richtte men zich met name tot Sulis-Minerva. Er zijn loden plaatjes gevonden (dubbelgevouwen, zodat alleen de godin het kon lezen) met verzoeken om misdadigers te straffen, door die bijvoorbeeld te veranderen in vloeistof, of impotent te maken en te laten doodbloeden.

Grotten en mijnen

In de eerste aflevering ging het over de Creswell Crags in Nottinghamshire. Aan het einde van de ijstijd, toen Brittannië nog vast zat aan het continent, was hier de noordgrens van het bewoonbare gebied. Jagers-verzamelaars woonden er aan de ene kant van een kloof in grotten die uitkeken op het zuiden. Aan de andere kant waren ook grotten, maar die waren niet in gebruik als woonruimte. In één van de grotten aan die kant, de grot die door de Victorianen Churchhole Cave is genoemd, werden rituelen voor de jacht werden gehouden. Dit was in de Oude Steentijd.

De grot wordt in het programma omschreven als een plaats waar deze en de andere wereld elkaar raken. Op de wanden van de grot zijn dieren afgebeeld. Het magische zat hem niet zozeer in de afbeelding zelf, maar in het maken van de afbeelding. Het achterliggende idee kan zijn geweest dat de mensen op die manier de dieren teruggaven die ze door de jacht hadden weggenomen.

Uit de Nieuwe Steentijd dateren de vuursteenmijnen van Grimes Graves in Norfolk. Een vuurstenen mes was het Zwitserse zakmes van die tijd. Het lag in die omgeving niet voor de hand om twaalf meter onder de grond naar vuursteen te zoeken, want die was ook aan de oppervlakte te vinden. De mijnen zullen dus een bijzondere betekenis hebben gehad. Vroeg-agrarische gemeenschappen zoals deze hadden vaak initiatieriten. Als je uit de mijnen naar buiten komt, maakt het grote verschil in temperatuur en licht dat je het ervaart als een wedergeboorte.

~ met dank aan iedereen die me nieuws toestuurde of me ergens op attendeerde! ~

Over Medeia

Een belangrijke, niet-christelijke basis van onze zgn. westerse beschaving is het oude, deels imaginaire, Griekenland. Medeia is een naam uit de Griekse mythen, waar zij echter werd beschreven als een sinistere snuiter uit het barbaarse Oosten. De spanning die voortkomt uit een denken in tegenstellingen, zoals erbij horen / een buitenstaander zijn, is in Medeia’s beleving een drijvende kracht in ‘de oude religie’. Uit de nalatenschap van de klassieke oudheid stamt ook het ideaal van de Kunst als toegang tot een andere dan de alledaagse werkelijkheid. Medeia schrijft sinds 2010 voor Wiccan Rede.
Dit bericht is geplaatst in Nieuws met de tags , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Eén reactie op Oud nieuws in de verjongingsketel gegooid – Imbolc 2014

  1. Margriet schreef:

    Interessant….
    Dank je wel voor het sprokkelwerk 🙂

Reacties zijn gesloten.